Bart De Smet (Pro League): ‘Dit competitieformat garandeert ons 30 tot 40 procent meer tv-inkomsten’

BART DE SMET "In voetbal zie je iets wat ik ook bij familiebedrijven merk: emoties spelen een veel grotere rol." © Franky Verdickt
Bert Lauwers
Bert Lauwers redacteur bij Trends

De Belgische voetbalcompetitie trekt zich dit weekend weer op gang. In het vertrouwde maar omstreden competitieformat, en vanaf volgend jaar voor een cyclus van nog eens vijf jaar. “Commercieel is het een fantastische formule”, zegt Bart De Smet, de voorzitter van de Pro League.

Sinds Bart De Smet eind 2020 stopte als CEO van de beursgenoteerde verzekeringsgroep Ageas stapelt hij de bestuursmandaten op. “Mijn agenda zit weer vol”, zegt hij. Hij is nog altijd voorzitter van Ageas, bestuurder bij Euroclear en een aantal familiebedrijven (onder andere De Eik en ECS), en sinds eind vorig jaar is hij ook onafhankelijk bestuursvoorzitter van de Pro League.

De Pro League is de organisatie die de commerciële belangen van de 29 profclubs in het Belgische voetbal behartigt. Het beeld van de Pro League in de buitenwereld is dat van een resem voetbalbonzen die het over weinig eens zijn en volgens de gespecialiseerde pers al eens ruziënd over straat rollen. Grote ego’s lijken een goede besluitvorming in de weg te staan.

De Smet, een specialist in deugdelijk bestuur, vindt nochtans dat de Pro League goed gestructureerd is en dat de operationele leiding na de benoeming van CEO Lorin Parys van een professioneel niveau is.

‘In de algemene vergadering van clubs is het vaak ieder voor zich. Zoals in de bedrijfswereld elke aandeelhouder naar zijn eigen belangen kijkt’

Hoe komt het dan dat de perceptie van de Pro League eerder die van een zootje ongeregeld is die het eigen belang laat voorgaan op dat van de sector?

BART DE SMET. “Er is in korte tijd veel veranderd. Er is een nieuwe raad van bestuur die de strategie bepaalt, de cijfers controleert en zorgt voor correct leiderschap. Twee van de zes bestuurders zijn onafhankelijk, vier zijn vertegenwoordigers van de clubs. De raad van bestuur formuleert voorstellen aan de algemene vergadering, waarvan alle 29 clubs deel uitmaken. Uiteindelijk beslissen zij. Ik kan als voorzitter bevestigen dat binnen de raad van bestuur de clubvertegenwoordigers de pet van hun club durven af te zetten en het algemeen belang voor ogen houden. In de algemene vergadering speelt het individuele clubbelang veel meer. Daar worden dossiers niet noodzakelijk met dezelfde objectiviteit en neutraliteit bekeken. Voor een stuk is dat logisch. Iedere club denkt aan de gevolgen voor zichzelf, waardoor het in de algemene vergadering vaak ieder voor zich is. Je kunt dat vergelijken met de bedrijfswereld, waar elke aandeelhouder ook naar zijn eigen belangen kijkt.”

Is het ook een zaak van ego’s? Clubvoorzitters als Bart Verhaeghe (Club Brugge) en Georges-Louis Bouchez (Francs Borains) zijn mensen met een uitgesproken mening.

DE SMET. “Er zitten nogal wat sterke persoonlijkheden bij, dat klopt, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Ik heb liever gemotiveerde en betrokken voorzitters. Ik ben een voorstander van een goede discussie, en dan mogen mensen zich vocaal laten horen. Iemand als Georges-Louis Bouchez bijvoorbeeld komt goed voorbereid naar de vergaderingen, kent zijn dossiers, gaat in debat, en aanvaardt als een democraat een beslissing – ook al is die niet 100 procent degene die hij wil.”

Alle clubs waren het erover eens dat het huidige competitieformat moest worden aangepast. Waarom is dat toch niet gelukt?

DE SMET. “Een deel van de clubs wou de puntenhalvering in play-off 1 (waarin de top zes strijdt om de titel, nvdr) afschaffen. Maar tegelijk vroegen de clubs die Europees spelen dat er in de Belgische competitie minder wedstrijden zouden worden gespeeld. En er waren ook heel wat clubs die de degradatieplay-offs weg wilden. Uiteindelijk lagen er drie scenario’s op tafel. Maar een competitie met minder clubs of met vier in plaats van zes deelnemers aan play-off 1 lag niet goed bij heel wat kleinere clubs. Zij willen juist meer wedstrijden, en bij voorkeur commercieel interessante wedstrijden. Ook over de degradatieplay-off lagen de belangen uit elkaar. Eersteklassers wilden van het systeem af, maar de tweedeklassers uit de Challenger Pro League wilden de mogelijkheid op drie stijgers open houden. Op die manier werd voor geen enkel voorstel de vereiste tweederdemeerderheid gevonden. En dus blijft alles bij het oude. Misschien had een voorstel om het huidige competitieformat te bestendigen met een afschaffing van de puntenhalvering het gehaald, maar dat lag niet op tafel.”

‘Misschien had een voorstel om het huidige competitieformat te bestendigen met een afschaffing van de puntenhalvering het gehaald, maar dat lag niet op tafel’

U was als VBO-voorzitter ook drie jaar voorzitter van de Groep van Tien, het overlegorgaan tussen werkgevers en vakbonden. Was het daar gemakkelijker om tot een consensus te komen?

DE SMET. “Neen. In de Groep van Tien had je twee vrij homogene groepen die vaak tegengestelde belangen hebben. Je kon er slechts een akkoord vinden als de twee groepen akkoord gingen, en dat werd steeds moeilijker. In de Pro League heb je 29 clubs die soms allianties sluiten maar in se elk voor zichzelf beslissen. Niet alle kleinere clubs zitten voor alle dossiers op dezelfde lijn, en ook bij de grote clubs of de tweedeklassers is er vaak afwijkend stemgedrag. Binnen die subgroepen is er geen homogeniteit. Dat maakt het eigenaardig genoeg soms gemakkelijker om tot een vereiste meerderheid te komen. In het dossier van het competitieformat lukte dat net niet.”

Wat vindt u zelf van het huidige competitieformat?

DE SMET. “Commercieel is het een fantastisch systeem. De twee voorbije seizoenen was er tot de laatste minuut spanning over wie kampioen ging worden. En op de laatste speeldag van de reguliere competitie waren er slechts twee ploegen die matchen zonder belang speelden. Al de rest had nog iets te winnen of te verliezen. Volgens specialisten garandeert dit format ons 30 tot 40 procent meer tv-inkomsten. Andere landen bekijken of ze zich, omwille van de spankracht, niet moeten spiegelen aan het Belgische systeem. In Nederland bijvoorbeeld was al enkele maanden voor het einde van de competitie duidelijk dat PSV kampioen ging worden.”

Maar eerlijk is het natuurlijk niet. Als je, zoals Club Brugge, de competitie beëindigt met 19 punten achterstand kun je bezwaarlijk beweren dat je, dankzij de halvering van de punten in play-off1, de rechtmatige kampioen bent?

DE SMET. “Kijk, het format is bekend aan het begin van de competitie. Als je op voorhand weet hoe het systeem in elkaar steekt, moet je aan het einde van de rit niet klagen dat de uitkomst unfair is. Mocht die halvering er niet zijn, dan zouden bepaalde clubs de reguliere competitie misschien ook niet geëindigd zijn met negentien of twintig punten achterstand.”

Hoe belangrijk wordt het nieuwe tv-contract dat in 2025 moet ingaan?

DE SMET. “Voor de kleine clubs zijn tv-inkomsten belangrijker dan voor de grote, die ook kunnen rekenen op Europese en transferinkomsten. Het huidige contract is goed voor ongeveer 100 miljoen euro per jaar. Dat komt neer op een vork van 2,5 miljoen tot 10 miljoen euro per club, in functie van de sportieve prestaties in de voorbije jaren en van de kijkcijfers. Ik kan geen voorspellingen doen over de verwachte opbrengst van de nieuwe tv-rechten. Feit is dat we met het bestaande competitieformat naar de markt trekken, waardoor we minstens tot 2030 nog met deze formule doorgaan.”

Club Brugge dreigt ermee zijn tv-rechten individueel te verkopen.

DE SMET. “De-solidarisering zou geen goede zaak zijn. Los daarvan heb ik begrip voor het standpunt van Club Brugge en enkele andere grote clubs die erop aandringen dat alle clubs maximale inspanningen zouden doen om sportief, financieel en qua infrastructuur goed te presteren, zodat de competitie aantrekkelijk blijft. Solidariteit mag niet leiden tot laksheid. De grote clubs stellen zich trouwens ook de vraag of er wel plaats is voor 29 profclubs in België.”

Hoe ervaart u het verschil tussen een bestuursmandaat in de voetbalwereld en in het bedrijfsleven?

DE SMET. “Bij een bedrijf als Ageas wordt alles rationeel beslist. In voetbal zie je iets wat ik ook bij familiebedrijven merk: emoties spelen een veel grotere rol. Een voetbalclub is ook afhankelijk van onmiddellijke resultaten, en die kunnen afhangen van details: een bal tegen de paal of tegen het net. De fans zijn gefocust op de korte termijn en weten niet altijd wat achter de schermen speelt. Je kunt als voetballeider een langetermijstrategie uittekenen, maar tegelijk moet je ploeg dit seizoen presteren. Niettemin geloof ik dat de clubs die goed boeren ook de clubs zijn die strategisch goed werk leveren.”

‘Als je op voorhand weet hoe het systeem in elkaar steekt, moet je aan het einde van de rit niet klagen dat de uitkomst unfair is’

Over het businessmodel van de Belgische voetbalclubs kan veel gezegd worden, maar niet dat het solide en gezond is. Veel clubs zijn verlieslatend en te afhankelijk van transferinkomsten.

DE SMET. “Daar willen we via de nieuwe regels van de Financial Fair Play iets aan doen. Tegen 2027 moeten alle clubs evolueren naar een positief eigen vermogen. Vorig jaar was de helft van de clubs in orde met de objectieven voor 2027; de andere helft beantwoordde aan de huidige criteria. Spelerslonen mogen niet meer dan 70 procent van de inkomsten opslorpen. Ook daarin zien we vooruitgang. We stellen vast dat clubs voorzichtiger handelen tijdens de winter- en zomermercato. We zijn op de goede weg, maar er is nog veel werk. De sector was de twee voorbije seizoenen collectief verlieslatend, en dan moeten de eigenaars geld bijpompen om het eigen vermogen op peil te houden.”

Dat is niet houdbaar. Vandaar dat steeds meer clubs in handen van buitenlandse investeerders komen.

DE SMET. “Ja, maar dat is geen uniek Belgische fenomeen. Kijk naar de Premier League in Engeland. Daar zie je dezelfde evolutie. Voetbal is nu eenmaal big business geworden. Internationale investeerders creëren netwerken van clubs, waarbij tv-rechten, merchandising en transfers een centraal deel van het businessmodel worden. Een aantal Belgische clubs zijn nog altijd in handen van een Belgische aandeelhouder. Sommige hebben een solide structuur neergezet, anderen doen het uit liefde voor de sport of voor het bekomen van een zekere status. De geschiedenis leert dat er in België nauwelijks investeerders rijk geworden zijn van hun engagement in het voetbal.”


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content