Bankensector blijft een tranendal: structurele problemen raken niet opgelost
Op de beurs noteren Europese banken gemiddeld een kwart lager dan op het dieptepunt van de financiële crisis tien jaar geleden. Slechte kredieten, een lage rendabiliteit, hoge kosten en een verwachte groeivertraging spelen de sector parten.
In een opmerkelijk interview ( zie de link onderaan) ventileert Jan Cerfontaine, de oud-bestuursvoorzitter van Argenta, zijn bezorgdheden over de financiële sector. Banken en regelgevers houden volgens hem te weinig rekening met de lessen van de financiële crisis van 2008. “Ten gronde is bij de grootbanken weinig tot niets veranderd”, zegt Cerfontaine. Hij waarschuwt voor te grote en complexe instellingen die nog altijd gedreven worden door winstbejag en financiële incentives, en die zich steeds meer spiegelen aan technologiereuzen zoals Google, Amazon en Facebook. De voormalige zakenadvocaat staat niet alleen met zijn wantrouwen. Heel wat financieel analisten en beleggers laten de banken links liggen. Ruim tien jaar na de financiële crisis noteert het gemiddelde Europese bankaandeel tegen slechts 0,7 keer de boekwaarde. Al liefst acht jaar noteren de banken onder hun boekwaarde. Dat betekent dat investeerders nog meer ellende verwachten. Nooit eerder duurde het herstel zo lang. In haar pas verschenen Financial Stability Review 2019 maakt de Europese Centrale Bank een stand van zaken op van de banksector in de eurozone. Wij zetten de pijnpunten uit het rapport op een rijtje. Vooral de dreigende groeivertraging lijkt de hoop op beterschap in de kiem te smoren.
Al acht jaar noteren de Europese banken onder hun boekwaarde. Dat betekent dat investeerders nog meer ellende verwachten.
1 Probleemkredieten blijven een probleem
Na de financiële crisis heeft een aantal banken de balans onvoldoende opgekuist, waardoor ze met een groot aantal probleemkredieten kampen. Dat zijn leningen met een betalingsachterstand van meer dan 90 dagen. Daardoor hebben die banken weinig ruimte om nieuwe kredieten te verschaffen, wat hun het etiket ‘zombiebanken’ opleverde. Het gaat vooral om instellingen uit Griekenland, Cyprus, Portugal, Ierland en Italië.
De voorbije jaren zijn grote inspanningen gedaan om de probleemkredieten af te bouwen, geeft de ECB toe. Veel pakketten bedrijfs- en consumentenleningen zijn verkocht, afgeschreven of heronderhandeld. Gemiddeld is de ratio probleemkredieten/balanstotaal in de eurozone gedaald van 6,2 procent in 2016 tot minder dan 4 procent vorig jaar. Toch zijn die portefeuilles in bepaalde landen nog altijd groot. Vooral in Italië, de derde economie van de eurozone, vordert het proces zeer langzaam.
Bovendien stelt de ECB vast dat de afbouw slabakt. Er waren vorig jaar nog veel deals, maar het volume verkochte kredieten nam met 30 procent af. Er werden weinig grote portefeuilles verkocht, wat erop kan wijzen dat de gemakkelijkste brokken de deur uit zijn. Net nu stevent de economie in de eurozone af op een groeivertraging. De ECB waarschuwt dat dat kan leiden tot een aangroei van probleemkredieten, terwijl de resten uit het verleden nog onvoldoende aangepakt zijn.
2 Inkomsten staan onder druk
Ondanks de lage provisies voor leningen blijft de rendabiliteit van de banken in de eurozone laag. Het gemiddelde rendement op eigen vermogen was met 6 procent in 2018 nauwelijks hoger dan een jaar eerder. Dat heeft deels te maken met de tegenvallende inkomsten. Door de lage rente staat de rentemarge onder druk. Dat is het verschil tussen wat banken verdienen op kredieten en wat ze uitbetalen als vergoeding aan spaardeposito’s.
Het goede nieuws is dat de nettorente-inkomsten, in tegenstelling tot de voorgaande jaren, in 2018 niet daalden. De rentemarge stabiliseert op een laag niveau en dat werd gecompenseerd door de volumegroei in kredieten. De ECB wijst evenwel op grote verschillen tussen de banken. Een kwart haalt nog geen 3 procent rendement op eigen vermogen. En wie laag scoort in rendabiliteit, zit al jaren in die situatie en geraakt er nog moeilijk uit.
Het baart de ECB zorgen dat de inspanningen van de banken om meer fee- en commissie-inkomsten te genereren niet succesvol zijn. Door de volatiliteit op de markten hebben klanten weinig interesse in beleggingsproducten en -fondsen, zodat de fee- en commissie-inkomsten niet toenemen. Bovendien dalen de tradinginkomsten.
3 Kosten blijven te hoog
De banken slagen er niet in de kosten substantieel te drukken. De gemiddelde cost/income-ratio (verhouding kosten/inkomsten) is de voorbije jaren met meer dan 3 procentpunten gestegen, tot 66 procent. Dat betekent dat tegenover elke 100 euro inkomsten 66 euro kosten staan. Daarmee doen de banken in de eurozone het veel slechter dan die in de Verenigde Staten en Scandinavië.
De ECB verwijt de banken dat ze te weinig doen om de kosten te verminderen. Volgens de toezichthouder is het kantorennetwerk in sommige landen nog te uitgebreid. De centrale bank pleit ook voor fusies en overnames. Dat zou schaalvoordelen opleveren en de banken toelaten hun tarieven op te trekken en hogere marges te realiseren. Ook een doorgedreven digitalisering kan de kosten substantieel verminderen, al vergt dat in een eerste fase grote investeringen.
4 Groeivertraging drukt de verwachtingen
De ECB waarschuwt dat die structureel hoge kosten de banken parten kunnen spelen als de kredietkosten opnieuw zouden stijgen. De lagere groeiverwachtingen voor de eurozone zullen aan twee kanten aan de winstgevendheid van de banken knabbelen. Enerzijds kan een conjunctuurvertraging ervoor zorgen dat de vraag naar kredieten vermindert, waardoor de banken minder inkomsten boeken. Anderzijds veroorzaakt een groeivertraging altijd een toename van de kredietrisico’s, waardoor de banken meer provisies voor slechte leningen moeten nemen.
Kortom, de externe omstandigheden zullen de banken niet helpen hun rendabiliteit te verbeteren. De ECB kondigde al aan dat ze, precies om de verwachte economische terugval te counteren, de rente nog minstens tot midden 2020 laag wil houden. Van het rentefront moeten de banken dus geen soelaas verwachten om hun winstcapaciteit op korte termijn op te trekken.
Als onvoldoende winst gemaakt wordt, kunnen de banken problemen hebben om hun kapitaalbuffers te versterken, vreest de toezichthouder. Die buffers zijn het voorbije jaar amper gegroeid. De leverage ratio (verhouding eigen vermogen/balanstotaal) bedroeg 6,1 procent in 2018, maar de grote, systeembelangrijke banken zitten met 4,8 procent ver onder dat gemiddelde. Ze scoren daarmee ook slecht in vergelijking met grootbanken uit andere regio’s. De toepassing van de Bazel III-regels, die banken verplichten hun kapitaal met gemiddeld 20 procent op te trekken, wordt dus geen sinecure.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier