Arnoud Boot (Sustainable Finance Lab): ‘We moeten af van die extreme neiging altijd maar schulden te maken’
Acht jaar geleden, in volle financiële crisis, zag in Amsterdam het Sustainable Finance Lab het daglicht. Arnoud Boot, medevoorzitter en hoogleraar in ondernemingsfinanciering en financiële markten aan de Universiteit van Amsterdam, toont zich gematigd optimistisch, maar waarschuwt ook. “Een betere inbedding van de financiële sector in de samenleving is absoluut noodzakelijk.”
Een mix van soms bijna marxistische ideologen enerzijds en mensen met heel conservatieve ideeën anderzijds, zo omschrijft Arnoud Boot het Sustainable Finance Lab (SFL). “Net die botsing van ideeën en opvattingen is onze grote kracht”, klinkt het. “Onze vijftien tot twintig leden zijn in de meest uiteenlopende netwerken vertegenwoordigd. Ik ben ook voorzitter van de Nederlandse Bankraad. Dankzij die brede aanwezigheid hebben we de voorbije jaren toch kunnen wegen op het debat. Er komen fundamentele maatschappelijke veranderingen aan, die ook een zware impact hebben op de financiële sector. Net daarom heeft die sector ook behoefte aan mensen die out of the box denken. Radicale voorstellen maken daar deel van uit, maar soms gaat het wat makkelijker als mensen die ook met één been in het mainstreamsysteem staan, dat soort voorstellen op tafel leggen of er eerst de scherpste kantjes wat kunnen afvijlen.”
Hebt u het gevoel dat al vooruitgang geboekt is?
ARNOUD BOOT. “Ik heb het gevoel dat de verontwaardiging en de woede over de houding van de banksector in Nederland een stuk groter zijn dan in Vlaanderen. Dat bleek twee weken geleden nog, naar aanleiding van de falende interne controle op witwaspraktijken bij ING. Er brak toen net geen volksopstand uit in Nederland. Door de bankencrisis zitten het begrip bij de politiek en het grote publiek tegenover de banken onder het nulpunt. Alleen: dat is geen gezonde verhouding. We zitten gevangen in een soort verlamming.
“Er zijn wel maatregelen genomen en de financiële sector is niet meer het waterhoofd dat het was. Toen de crisis losbarstte, had ING een eigen vermogen van nog geen 2 procent van de balans. Nu is dat 4 tot 5 procent. Er is dus een zekere correctie, maar fundamenteel blijven sommige problemen niet of onvoldoende opgelost. Het internationale financiële systeem is nog altijd zo ingewikkeld en is zo verstrengeld dat het eigen vermogen bij de meeste banken nog altijd veel te laag is.”
Dat klinkt verdacht vertrouwd in de oren: tien jaar geleden waren de banken ook al too big to fail.
BOOT. “Precies. Men is niet bereid geweest echt structurele maatregelen te nemen. Zo is er geen afsplitsing van het zuivere betalingsverkeer. Die publieke activiteit blijft nog altijd ingekapseld in de commerciële bankactiviteiten. Als een financiële speler in de problemen komt, zou je het betalingsverkeer er meteen uit moeten kunnen lichten. Dat soort keuzes heeft men niet durven te maken, terwijl dat de onmisbaarheid van banken fors kan verminderen.
“Het maatschappelijke wantrouwen blijft ondersteund door het inzicht dat het bankwezen nog altijd too big to fail is. Engeland heeft het wél aangedurfd een stuk verder te gaan: de kernactiviteit van banken is nu beter beschermd tegen het gerommel op de financiële markten. Een bank als Barclays werd gedwongen het betalingsverkeer en de lokale kredietverlening af te schermen van de rest van de activiteiten.”
Nochtans klagen zowat alle banken dat ze amper nog bewegingsruimte hebben door een stortvloed aan nieuwe regels.
BOOT. “Dat hebben ze voor een groot deel zichzelf te verwijten, maar ergens klopt het wel. Net doordat we het publieke en private deel van hun activiteiten door elkaar laten lopen, hebben we de banken overstelpt met nieuwe regels. Hun bewegingsruimte is zo inderdaad behoorlijk beperkt en je kan je afvragen of dat wel een goede zaak is. De voorbije jaren zijn er nogal wat nieuwe kapers op de kust gekomen: de Googles en Amazons van deze wereld, maar net zo goed een rist fintechbedrijfjes, die doorgaans over superieure technologie beschikken en veel minder strak gecontroleerd worden. Het risico bestaat dus dat die nieuwe spelers op korte termijn een groot deel van de markt inpalmen. We creëren zo dus op de koop toe een vorm van schijnzekerheid.”
Wat stelt u dan voor?
BOOT. “Geef de klassieke banken meer commerciële vrijheid, maar zonder tegelijk de publieke activiteiten af van de rest, zodat die veel beter beschermd zijn als het grondig fout loopt. Onze samenleving staat voor zulke fundamentele transities dat ondernemers in die financiële sector heel veel ruimte nodig hebben om te kunnen experimenteren en risico’s te nemen.”
U publiceerde onlangs een rapport naar aanleiding van tien jaar financiële crisis. Daarin legt u de vinger op die zere plek: banken zijn veel te risicoavers als het erop aankomt te investeren in grote maatschappelijke uitdagingen, zoals cleantech of klimaatopwarming.
BOOT. “Het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank was er de voorbije jaren vooral op gericht banken veel geld toe te stoppen. Dat verdween vervolgens niet in de reële economie maar in bubbels, zoals de aandelen- of huizenmarkt. En dat op een moment dat een aantal grote maatschappelijke uitdagingen net om heel veel investeringen smeekt. Banken hebben nog altijd veel te weinig eigen vermogen, en dus opteren ze voor kortetermijninvesteringen. Terwijl die grote uitdagingen een langetermijnvisie vragen.
“Dat soort uitdagingen zou ook niet via schulden maar wel met eigen vermogen gefinancierd moeten worden, maar we blijven vreemd vermogen – schulden dus – bevoordelen. Nochtans is elke grote financiële crisis door vreemd vermogen in gang gezet. We moeten dus af van die extreme neiging altijd maar schulden te maken, maar daar heeft ook de overheid flink wat boter op het hoofd. In 1990 bedroegen de hypotheekschulden in Nederland 20 procent van het nationaal inkomen. In 2008 lag dat niveau op 107 procent, aangezwengeld door fiscale voordelen.”
Was het niet al te naïef te verwachten dat de financiële sector uit eigen beweging minder zou focussen op die zeer interessante kortetermijnproducten en spontaan een grotere maatschappelijke rol zou opnemen?
BOOT. “Uiteraard, maar de overheid zou hen al een eind in de goede richting kunnen duwen door de juiste fiscale prikkels te geven. Dat is nog onvoldoende het geval. Bovendien moet je de banken dan ook minder onmisbaar maken. Die grote spelers zijn nog altijd zo onmisbaar dat de overheid ze opnieuw zou redden, terwijl kleinere nieuwkomers amper de kans krijgen te groeien omdat hun funding-kosten veel te hoog liggen. Het is dus vooral een kwestie van juiste stimuli, en daarin kan de overheid een grote rol spelen.”
U pleit ook voor een veel grotere rol voor de centrale of nationale banken: particulieren zouden ook daar terecht moeten kunnen met hun spaargeld.
BOOT. “Inderdaad. Waarom kunnen u en ik daar niet rechtstreeks een rekening openen? Met de digitale technologie van vandaag valt dat perfect te organiseren. Dan hoeven we nooit meer bezorgd te zijn over onze spaarcenten. De situatie is nu paradoxaal: we plaatsen ons spaargeld bij zeer commerciële banken, maar om de risico’s in de ogen van het grote publiek aanvaardbaar te houden, stelt de nationale bank zich tot op zekere hoogte garant voor dat spaargeld. Terwijl die overheid of nationale bank ook die commerciële banken in toom moet zien te houden.
“Mochten we met ons allen bij de centrale bank terechtkunnen, dan zouden commerciële banken niet langer automatisch al het spaargeld ontvangen, en zouden ze zich op een veel meer verantwoorde wijze moeten financieren. Banken die dan maar een eigen vermogen van 4 of 5 procent hebben, zullen verplicht zijn dat eigen vermogen op te trekken. Ook hier eenzelfde verhaal: stuur het systeem een andere richting uit door de juiste prikkels te geven.”
Dus wordt het bankensysteem nog altijd overeind gehouden door de overheden. Dat is toch hallucinant, tien jaar na een verwoestende financiële crisis?
BOOT. “Ik vrees dat we dat niet kunnen ontkennen. Mocht dat niet het geval zijn, dan zou een bank als ING, met 4 procent eigen vermogen, niet kunnen functioneren. Geen enkel bedrijf kan met zo’n beperkt eigen vermogen blijven draaien. Paradoxaal genoeg is net de vaststelling dat die sector zo zwaar ondersteund wordt, in mijn ogen ook een garantie dat we de komende jaren met behoorlijk wat vertrouwen tegemoet mogen kijken. Hier en daar zal wellicht wel een geïsoleerd incident te betreuren vallen, maar ik zie geen echt grote crisis opduiken.
“De keerzijde van die medaille is natuurlijk dat de belastingbetaler weer de dupe zal zijn als de overheid opnieuw ergens moet bijspringen. Op termijn moeten we naar een nieuw model, waarin de financiële sector en de samenleving via een soort gemeenschappelijke agenda een stuk beter met elkaar verbonden zijn. Dat zal automatisch ook tot meer vertrouwen in die sector leiden.”
Waar ziet u dan de grootste risico’s voor ons financiële systeem?
BOOT. “Bij de dollar. Als die ooit zijn centrale rol verliest door de veranderende globale machtsverhoudingen – en dat zit er aan te komen – dan vormt de gigantische schuldenberg van de Verenigde Staten een groot risico. Daarom moeten we de komende jaren intensiever inzetten op de versterking van de financiële sector. We moeten dus niet denken dat de volgende crisis perfect vergelijkbaar zal zijn met die van 2008. In die val mogen we niet trappen.”
10 jaar na de grote financiële crisis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier