Acht inzichten over Belgische start-ups
Sirris, het onderzoekscentrum van de technologische industrie, analyseerde in opdracht van Co.Station, een broedplaats voor jonge digitale bedrijven, de Belgische starterswereld. De humuslaag is er, maar er zijn te weinig groeibedrijven.
1. Voldoende nieuwe bedrijven, maar te weinig groeibriljanten
Sirris telde de biotechbedrijven, een klasse apart, niet mee. Op basis van handelsinformatie en eigen gegevens zag het onderzoekscentrum hoe de groep van zo’n 4000 technologiebedrijven in ons land er in 2016 ongeveer 150 nieuwkomers bij kreeg. In werkelijkheid zijn er meer, zegt Omar Mohout van Sirris, maar net als in andere landen laten de databanken niet toe exhaustief te zijn. Het aantal nieuwe technologiestarters ligt wat lager dan de voorbije jaren, maar de bedrijfjes zijn dan wel weer van betere kwaliteit.
Er waren twee pieken, in 2010 en in 2014. Dat laatste jaar was er een instroom van 250 nieuwe technologiebedrijven. ‘De eerste piek in 2010 is gemakkelijk te verklaren en was een globale trend’, zegt Omar Mohout. ‘Het is het jaar dat de technologiedrempel verdween dankzij mobiel internet en de cloud. Je hoefde geen dure investeringen meer te doen in eigen servers of software. Iedereen die kon programmeren, kon een technologiestart-up beginnen in zijn garage. In 2014 was de tweede grote sprong. Je kunt start-ups een beetje zien als een goudkoorts, waarbij je mensen hebt die naar goud zoeken, maar ook mensen die diensten verlenen aan hen. Ik geloof dat 2014 het moment was waarop het ecosysteem vorm kreeg. Er kwam risicokapitaal, acceleratieprogramma’s, co-workingruimte en coaching. Er was geen excuus meer om geen ondernemer meer te zijn.’
Volgens Eugenia Forcat, COO van de Brusselse vestiging van Co.Station, dat ook in Gent een bedrijvenhub heeft, is het aantal nieuwe start-ups wel gedaald, maar zijn de nieuwe bedrijven nu van hoger niveau dan vroeger. Incubatie- en acceleratieprogramma’s zijn nu veel strenger bij de selectie. Met 150 nieuwe start-ups per jaar doet België het best goed in vergelijking met het buitenland, zegt Eugenia Forcat. ‘Het probleem is niet de creatie van start-ups, maar van scale-ups. Als je start-ups steunt, maar met die steun stopt net op het moment dat ze op het punt staan succesvolle bedrijven te worden, dan verdwijnt een groot deel van de investering die je deed in de beginfase van het bedrijf.’
2. Brussel doet het heel goed, Wallonië blijft achter
56 procent van de nieuwe bedrijfjes werd in Vlaanderen opgericht, 25 procent in Brussel en 19 procent in Wallonië. ‘Wat hier interessant is’, zegt Eugenia Forcat, ‘is dat kmo’s en bedrijven in Brussel vandaag goed zijn voor 11 procent van het Belgische ecosysteem, maar bij de start-ups gaat het om 25 procent. Als die trend aanhoudt, zal het gewicht van Brussel in de economie groeien.’
Ook als je de steden vergelijkt, is Brussel de eerste start-upstad van het land. Achter Brussel hebben enkele steden haasje-over gespeeld. Leuven stond lang op de tweede plaats, maar werd eerst ingehaald door Gent en nu ook door Antwerpen. Dat komt omdat start-ups voor 2010 meer dan nu ontstonden in de schoot van universiteiten. Nu je heel veel software op internet kan draaien en ondernemers minder zelf hoeven te investeren in hardware, zijn ze minder afhankelijk van een universiteitscampus. Vandaag komt nog maar 8 procent van de start-ups van spin-offs van universiteiten.
Na Brussel en vier Vlaamse steden (Gent, Antwerpen, Leuven en Hasselt), prijkt Luik als eerste Waalse start-uphub pas op de zesde plaats, Louvain-La-Neuve op zeven. Mechelen, Namen/Kortrijk en Bergen/Waver vervolledigen de top tien. ‘Luik, dat vijf keer groter is dan Hasselt, zou niet achter Hasselt mogen staan’, zegt Omar Mohout. ‘Ik moet wel zeggen dat de provincie Limburg een duidelijke strategie heeft en focust op acceleratieprogramma’s. Er wordt goed werk geleverd.’ Eugenia Forcat gelooft niet dat het Brusselse cijfer zo hoog is omdat veel Waalse ondernemers naar de hoofdstad komen. Wel vermoedt ze dat best wel wat Waalse ondernemers naar bijvoorbeeld Frankrijk of de Verenigde Staten trekken om hun bedrijf uit te bouwen omdat ze daar meer middelen vinden.
3. Gezondheidszorg is veruit de belangrijkste sector
Technologiebedrijven in de sector van de gezondheidszorg – ‘healthtech’ in het jargon – vertegenwoordigen 11,6 procent van alle technologiebedrijven. Dat is bijna twee keer zoveel als de nummer twee, de maakindustrie. Hr, marketing en de financiële sector vervolledigen de top vijf. Sirris gaat voor de cijfers in zijn studie terug tot 1981. Kijk je enkel naar de afgelopen jaar, dan zie je de opkomst van twee nieuwe sectoren. Er worden steeds meer technologiebedrijfjes opgericht in de onderwijs- en vastgoedsector.
Welke sector je kiest, bepaalt mee of je bedrijf kan doorgroeien tot een stevige kmo, leggen Omar Mohout en Eugenia Forcat uit. ‘Hoe sterk een sector gereguleerd is en hoeveel harmonisering er is op Europees niveau heeft veel impact hebben op hoe een bedrijf kan groeien’, zegt de COO van Co.Station Brussel. ‘Maar in andere sectoren, zoals in healthtech en in zekere zin in fintech (financiële technologie, nvdr), dan is dat moeilijker. Dat komt omdat je in een lokale omgeving zit, met sterke lokale regulering. Je product kan niet makkelijk verkocht worden in verschillende landen en regio’s.’
4. Meer ondernemers moeten hun bedrijf verkopen
Het goede nieuws is dat stichters en investeerders die een bedrijf verkopen, veel geld ophalen waarmee ze kunnen investeren in nieuwe bedrijfjes. Het zorgt voor een rijker ecosysteem. ‘Ze worden een soort mecenas voor jongeren. Het is goed voor de reputatie van het land en het geeft jongeren zin om hun voorbeeld te volgen’, zegt Eugenia Forcat. ‘Wanneer de exit gebeurt buiten België, dan belandt de moeite en het geld dat je hebt geïnvesteerd bij een extern bedrijf.’
De meeste Belgische techstart-ups worden gekocht door Belgische bedrijven (36 procent). Daarna volgen de Verenigde Staten (26 procent), Frankrijk (8 procent), Duitsland (5 procent) en Nederland (5%). Opvallend is dat het Verenigd Koninkrijk de top vijf niet haalt, hoewel daar veel investeringskapitaal aanwezig is. Toch moet je een belangrijke nuance aanbrengen: er zijn maar zo’n twintig verkochte Belgische technologiebedrijven per jaar. Als je kijkt naar de exits in 2015, 2016 en 2017, valt het op hoe weinig bedrijven werden overgenomen. Investeerders investeren omwille van exits. Als je niet genoeg exits hebt, trek je niet genoeg investeringen aan. Zo simpel is het. Eugenia Forcat: ‘In vergelijking tot andere landen hebben we een grote vijver, maar we hebben weinig gouden medailles.’
5. De kapitaalrondes zijn te laag
Belgische bedrijven halen jaar na jaar meer kapitaal op, gemiddeld 3,8 miljoen in 2017 tegen 1,7 miljoen in 2016. Er zijn meer bedrijven dan vroeger die in één ronde 10 miljoen of meer ophalen, maar die succesjes mogen ons geen zand in de ogen strooien, zegt Omar Mohout. In 2016 haalden Belgische technologiebedrijven samen zo’n 300 miljoen op. ‘Dat is één kapitaalronde voor bepaalde bedrijven in Frankrijk of het VK. Er is dus helemaal geen bubbel in België. Als je kijkt naar het totaal van het opgehaalde kapitaal, zitten we niet eens in de top tien in Europa. Dat is een probleem. De grote deals, meer dan 10 miljoen, worden gedreven door geld van buitenaf.’ De grootste drie kapitaalrondes van Belgische bedrijven het afgelopen anderhalf jaar (Showpad, Auro Technologies en Collibra), werden gefinancierd door buitenlandse investeerders.
6. Grotere Belgische fondsen nodig
‘In het VK kun je makkelijk 10 miljoen ophalen, maar als je drie rondes nodig hebt met verschillende investeerders, dan steek je te veel tijd in geld ophalen. We hebben meer kapitaal nodig en hogere kapitaalrondes’, zegt Eugenia Forcat. De grootste tien investeringsfondsen die geld pompen in Belgische bedrijven zijn allemaal Belgisch. Slechts de grootste drie Belgische investeringsfondsen halen de top 100 in Europa. PMV is nummer 63 in Europa, Pamica is 89 en Fortino is 95.
Over hoe je een rijper investeringslandschap krijgt, met grotere investeerders verschillen Mohout en Forcat van mening. Volgens Forcat zijn er door de regionalisering te veel door de overheid gedragen fondsen en leidt dat tot versnippering. Je kunt volgens haar beter streven naar minder overheidsfondsen, met meer kapitaal. ‘Het tweede punt is dat Belgische ondernemers heel verlegen zijn. De Belgen behoren waarschijnlijk tot de slechtste verkopers die ik heb gezien’, zegt de Spaanse Eugenia Forcat. ‘Als je kapitaal wil, gaat het er ook om hoe goed je jezelf kunt verkopen.’ Ze pleit er ook voor bruggen te bouwen tussen kmo’s en start-ups. Te weinig kmo’s kopen van start-ups. Doen ze dat wel, dan kunnen die kleine bedrijven beter doorgroeien en trekken ze meer investeringen aan. ‘Zo krijg je ook een groep kmo’s die innovatief en dynamisch is door te leren van start-ups’, zegt Eugenia Forcat.
Omar Mohout vindt dat de overheid best wel genoeg doet. In negen van de tien investeringsfondsen uit de top tien pompt ze geld. Wel kan de overheid voor een beter wettelijk kader zorgen dat particulieren en bedrijven stimuleert te investeren in jonge technologiebedrijfjes. De taxshelter is een goed begin, maar eigenlijk zou er naast aandelen en obligaties een nieuwe categorie moeten gecreëerd worden voor zulke investeringen.
7. Belgische ondernemers veronachtzamen Duitsland
Waar openen Belgische bedrijven hun eerste kantoor in het buitenland? In de Verenigde Staten, Frankrijk, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg. Pas na Luxemburg volgt Duitsland en dat vinden Forcat en Mohout niet normaal. Omar Mohout wijt dat aan de culturele kloof tussen België en Duitsland. ‘We zijn niet meer verbonden met Duitsland, terwijl het misschien een uur rijden is van hier’, zegt Mohout. Hij wijst erop dat net als België Duitsland heel wat kmo’s heeft die zich richten tot de bedrijvenmarkt en dat net als bij ons de maakindustrie en de gezondheidszorg sterke sectoren zijn. ‘Dat Luxemburg groter is dan Duitsland baart me zorgen’, zegt Mohout.
8. Meer vrouwelijke ondernemers in Zuid-Europa dan in Noord-Europa
In 9,5 procent van de start-ups in Europa is de CEO of de (mede)oprichter een vrouw. Dat is het Europese gemiddelde. België schurkt daar tegen aan met 8,7 procent. Het zijn bijzonder lage cijfers. Opvallend is dat hoe meer je naar het zuiden gaat, hoe meer vrouwen aanwezig zijn aan de top van nieuwe technologiebedrijven. In Portugal is dat bijvoorbeeld 43 procent en in Griekenland 25 procent. Hoe meer je naar het noorden gaat, hoe lager. Zweden haalt maar 5,4 procent. Er zijn geen studies die het verschil verklaren, maar volgens Eugenia Forcat is een mogelijke verklaring dat in Zuid-Europa veel meer vrouwen technologische en wetenschappelijke studierichtingen kiezen dan in België of Noord-Europa.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier