Aantal langdurige zieken stijgt in 20 jaar met 122 procent
Het aantal invaliden in België stijgt al twintig jaar. Daar zijn natuurlijke oorzaken voor: de vergrijzing, en meer mensen die langer werken dus invalide kunnen worden. Maar sommigen schuiven ook door naar het stelsel van invaliditeit omdat de deur naar andere vormen van inactiviteit, zoals brugpensioen, zo goed als dichtgetimmerd is.
Op 31 december 2016 telde het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (Riziv) meer dan 390.000 mensen die in België als invalide werden beschouwd. Dat is 5 procent van de bevolking tussen 15 en 64 jaar. Invalide is iemand op arbeidsleeftijd die langer dan een jaar ziek is.
Duurt de ziekte minder dan een jaar, dan spreken we over primaire arbeidsongeschiktheid. Het aantal invaliden stijgt al twintig jaar gestaag. In 1993 ging het nog om 165.000 mensen (zie grafiek). Een studie van de Nationale Bank zoekt naar de oorzaken. Maar een eenduidig antwoord is er niet, zo blijkt.
Een eerste oorzaak kan de toename van de bevolking tussen 15 en 65 jaar zijn. Meer Belgen betekent logischerwijze ook meer kans op langdurig zieken. De bevolking nam de voorbije 23 jaar inderdaad toe met 9 procent, maar het aantal invaliden steeg met 122 procent. De bevolkingstoename is dus zeker niet de hoofdoorzaak.
De vergrijzing heeft een grotere impact. Het aandeel van de 55-plussers in de bevolking neemt toe. In de leeftijdscategorie 55 tot 59 jaar is het aantal invaliden in verhouding tot het totaal zesmaal hoger dan in de leeftijdscategorie 30-34 jaar.
Beroepsbevolking
Een andere factor is de toename van de beroepsbevolking, omdat steeds meer vrouwen werken en mensen langer aan de slag blijven.
De wettelijke pensioenleeftijd voor vrouwen werd tussen 1997 en 2008 geleidelijk opgetrokken van 60 tot 65 jaar.
De vrouwelijke activiteitsgraad steeg sinds 1993 van 50,4 naar 62,9 procent. Die van de mannen nam in dezelfde periode slechts licht toe (van 70,8 naar 72,3%).
Doordat meer vrouwen zich aanbieden op de arbeidsmarkt en het langer duurde voordat vrouwen met pensioen konden gaan, wordt ook de dekkingsperiode van de invaliditeitsverzekering langer. Want vanaf de wettelijke pensioenleeftijd krijgt men geen invaliditeitsuitkering meer, maar een pensioen.
Iets meer dan 10 procent van de stijging van het aantal invalide mannen en 19 procent van de stijging van het aantal invalide vrouwen is niet te verklaren door vergrijzing en meer werken.
Langere loopbanen of langer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt vergroten dus de kans op invaliditeit en maken dat die periodes ook langer duren.
De Nationale Bank voorspelt daarom een nieuwe stijging vanaf 2025 en 2030, als de wettelijke pensioenleeftijd wordt verhoogd tot respectievelijk 66 en 67 jaar.
Deel van de stijging is onverklaard
In een eerste conclusie stelt de Nationale Bank dat de vergrijzing en de grotere arbeidsmarktparticipatie de integrale stijging van het aantal invalide mannen verklaren, en meer dan 86 procent bij die van de vrouwen. Maar dat is zonder rekening te houden met de gemiddelde gezondheidstoestand, die de afgelopen decennia gestaag verbetert.
De kans gezond te blijven is de voorbije twintig jaar toegenomen. De studie is duidelijk: “Het neerwaartse verloop van het sterftecijfer heeft zich vertaald in een daling van het ziektecijfer en een verbetering van de capaciteiten van de bevolking op arbeidsleeftijd om te kunnen blijven werken.”
Als we dat positieve element ook in rekening nemen, dan is iets meer dan 10 procent van de stijging van het aantal invalide mannen en 19 procent van de stijging van het aantal invalide vrouwen tussen 1993 en 2016 niet te verklaren door vergrijzing en meer werken.
En dan wordt gekeken naar de aantrekkelijkheid van het stelsel in vergelijking met andere vormen van vervroegde uittreding, zoals brugpensioen of werkloosheid.
Sinds begin van de jaren 2000 zijn de voorwaarden voor brugpensioen verstrengd, net als het statuut van de ‘oudere werkloze’.
Niet alleen werd de minimumleeftijd gestaag opgetrokken, ook de verplichting om werk te zoeken werd uitgebreid.
Tijdskrediet aan het einde van de loopbaan werd ook meer bemoeilijkt. En de leeftijd voor vervroegd pensioen werd opgetrokken (zowel voor mannen als voor vrouwen): nu is het 62,5 (bij een loopbaan van 41 jaar), volgend jaar wordt dat 63 jaar.
En ten slotte dalen de uitkeringen nu sneller voor wie langdurig werkloos is.
Dat alles leidt tot een ‘vlucht’ richting invaliditeit. De regelingen voor uittreding uit de arbeidsmarkt zijn met andere woorden voor een deel communicerende vaten.
Internationale trend
Al die factoren verklaren de stijging van het aantal invaliden en van de uitgaven voor invaliditeitsuitkeringen. Die namen in België toe van 1,7 naar 2,4 procent van het bbp (9,6 miljard euro). In andere landen is het niet anders.
De cijfers van de OESO tonen een duidelijke trend sinds de financiële crisis van 2008 (zie grafiek Internationale evolutie uitgaven voor invaliditeit).
De OESO maakt voor een aantal landen wel geen onderscheid tussen de primaire arbeidsongeschiktheid (minder dan een jaar ziek) en de invaliditeit (langer dan een jaar ziek).
De verschillende regelingen voor uittreding uit de arbeidsmarkt zijn voor een deel communicerende vaten.
Maar dat maakt de cijfers niet minder relevant. Zowel in de VS als in tal van Europese landen nemen de uitgaven in procent van het bbp toe. Zweden en Nederland zijn uitzonderingen. Daar zijn de ziekteregelingen als middel om vervroegd de arbeidsmarkt te verlaten, grondig hervormd (zie kader Het Nederlandse voorbeeld).
Ook België werkt aan maatregelen voor een efficiëntere ziektepreventie. Die moeten de instroom in invaliditeit beperken. Tegelijk wordt de terugkeer naar de arbeidsmarkt gemakkelijker gemaakt.
Zieken krijgen al na één maand een vragenlijst om hun kansen op hervatting in te schatten. Artsen zullen elk jaar 7500 steekproeven uitvoeren, om na te gaan of iemand echt arbeidsongeschikt is, dan wel te vroeg afgeschreven is door zijn dokter.
Sinds begin dit jaar is er een verplicht re-integratieplan voor langdurig zieken. Op de resultaten is het nog even wachten.
Het Nederlandse voorbeeld
In Nederland nam het aantal invaliden sinds het begin van de jaren zeventig tot midden de jaren negentig sterk toe: van 4 tot wel 12 procent van de bevolking. De invaliditeitsuitkering was aantrekkelijker geworden dan de werkloosheid, omdat ze eeuwig bleef doorlopen. Bovendien moest een invalide niet aantonen dat hij inspanningen deed om werk te vinden, en kreeg hij een hogere uitkering. De invaliditeitsuitkering was een volwaardig stelsel voor vervroegde uittreding.
Halverwege de jaren negentig werd ingegrepen. Om te beginnen kregen de werkgevers een deel van de factuur toegeschoven. Ze moeten twee jaar lang de uitkeringen van langdurig zieken betalen, wat hen ertoe moest aanzetten te investeren in hun herintegratie op de arbeidsmarkt.
In 2002 volgde een strikter toezicht op de instroom. Tijdens de eerste zes weken ziekte moeten werkgever en werknemer een eerste keer de medische en functionele beperkingen beoordelen. Vervolgens wordt in de onderneming een re-integratietraject uitgewerkt, met een datum om het werk te hervatten. Zonder zo’n plan is er geen recht op een invaliditeitsuitkering. Ten slotte werden ook de invaliditeitscriteria aangescherpt. De instroom liep na deze maatregel onmiddellijk terug.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier