ZUIDOOST-AZIE NIEUW JUWELENCENTRUM. Zwart goud

De Vlaamse juwelenfabrikanten voelen de hete adem van Azië in hun nek. Om uit de impasse te geraken, kunnen ze misschien het voorbeeld van de Duitse juwelenindustrie volgen. Deze schetste een veelbelovend plan waarin de termen automatizering, innoverende produktie en computerdesign de boventoon voeren.

Op het voorbije Wereldsalon voor Juwelen in het Zwitserse Basel klonken de stemmen van vooral Duitse juwelenfabrikanten erg onheilspellend : de uitvoer daalt, de binnenlandse markt aarzelt en de marges vernauwen. In Vlaanderen klaagt men minder, maar de situatie is geen haar beter. In de kerngebieden van de Vlaamse juwelenproduktie Antwerpen en Kortrijk daalt de tewerkstelling kontinu, is de dynamiek van veel bedrijven beperkt, en worden steevast afzetmarkten verloren. Verleden week nog liet de diamantbewerker Lens Diamond Industries weten dat het stopt met het kloven van diamanten. Daardoor verdwijnen 77 banen.

Uit de in- en uitvoerstatistieken zou men nochtans op het eerste gezicht kunnen konkluderen dat het met de Vlaamse juwelensektor nog niet zo slecht is gesteld. Ons land voerde in 1994 gouden juwelen uit voor een totale waarde van 1,51 miljard frank, tegen 1,39 miljard in 1993. Applaus, ware het niet dat bepaalde cijfers de wenkbrauwen doen fronsen : onze uitvoer naar Frankrijk en Duitsland zou bijvoorbeeld zijn verdrievoudigd, en tot onze grote klanten behoren landen als Zaïre en Rusland, Marokko en Turkije. Een en ander kan wijzen op een draaischijfsituatie waarbij België een doorgeefland voor buitenlandse juwelen is, zoals dat ook voor horloges het geval is, of op uitvoer door partikulieren.

De gestegen invoercijfers illustreren de malaise nog beter : in 1990 voerde België voor 2,8 miljard frank aan juwelen in, in 1993 was dit bedrag ondanks een gedaalde goudprijs gestegen tot 3,1 miljard en in 1994 tot 3,5 miljard. En ook hier duikt de draaischijfidee op. Als we mogen vertrouwen op BTW-informatie, zien we duidelijk dat het de meeste kleinhandelaars niet goed vergaat. Vooral de “rotte appel” Antwerpen, waar veel transakties het daglicht niet mogen zien, maar waar de overheid ook de ogen (moet) sluiten, heeft de sfeer mee verziekt.

AZIE, AZIE, AZIE.

In het gewijzigde juwelenlandschap spelen zoals voor zoveel andere sektoren opnieuw enkele Zuidoostaziatische opkomende sterren een hoofdrol. Zo laten India en China geleidelijk de teugels van de dirigistische ekonomie los. Ze laten ook toe dat in bepaalde regio’s in- en uitvoermogelijkheden ontstaan waarvan men vroeger alleen kon dromen. Van daaruit wordt de wereld geleidelijk ingenomen. Officiële Belgische statistieken getuigen van een meer dan spectaculaire stijging van de waarde van onze juweleninvoer vanuit India : 193 miljoen frank in 1994 tegen… 97 miljoen in 1993. China doet het zo nodig nog beter : onze rechtstreekse invoer uit dit land steeg van een “schamele” 3 miljoen frank in 1993 naar 66,5 miljoen in 1994.

Een en ander heeft natuurlijk te maken met de spectaculair lage lonen die in bepaalde landen uit de regio worden betaald. Maar dit verklaart niet alles : men kan niet zomaar een juwelenindustrie opzetten. Daarvoor zijn ook ervaren arbeiders en enige traditie noodzakelijk. Beide zijn in India en China aanwezig, alleen dient de kwaliteit van het afgewerkt produkt hier en daar nog wat “bijgevijld” te worden. Geen nood echter, Europese handelaars zien er brood in en sturen hun technici naar Azië om er de lokale arbeidskrachten de knepen van kwaliteitszorg en kontrole bij te brengen.

De laatste hinderpaal voor een aanval op het rijke Westen is hiermee uit de weg. Europese fabrikanten beklagen zich erover dat de Aziatische uitvoer naar het Westen weinig problemen inhoudt terwijl de Europese uitvoer naar bepaalde Aziatische landen fiskaal fel wordt bemoeilijkt. Onder Europese sektorale druk wordt hieraan gewerkt, net zoals aan het huizenhoge probleem van de namaak waaraan Aziatische fabrikanten zich schuldig maken. Bepaalde landen voelen nochtans niet veel voor een aktieve anti-namaakpolitiek omdat de tewerkstelling en de hele sektor eronder zouden kunnen lijden.

Export wordt nu nog enigszins getemperd door de bijna onstuitbare binnenlandse vraag naar juwelen in China en India. In India draait die vraag rond 415 ton goud in 1994, in China wordt een binnenlandse vraag van 224 ton vastgesteld (ter vergelijking : België “konsumeert” per jaar 1 ton…).

Naast India en China blijft ook Hongkong door zijn commercieel dynamisme een geduchte konkurrent ; en Thailand werpt zich sinds enkele jaren op als regionale draaischijf voor de juwelen- en edelstenenhandel. Thailands naaste buur Vietnam ontpopt zich intussen als een nieuw edelstenencentrum.

Tot voor kort reageerde het Westen op de bijna klassieke manier : ontwerpers konden zich uitleven via een in hoog tempo af te leveren serie nieuwe ideeën. Rekening houdend met de prijs van het basismateriaal diende het moderne juweel groot, licht en vloeiend van vorm te zijn. De stilaan voelbare krisis temperde echter het entoesiasme en het kreatieve tempo. De jongste tijd komt er nog weinig nieuws en zoekt men heil in weinig risicovolle, goed draaiende produkten.

Om de konkurrentie van de lage-lonenlanden enigszins te kunnen opvangen, beknibbelden veel fabrikanten ook op hun winstmarges. Maar hierdoor dreigden rendabiliteit, investeringsmogelijkheden en kreativiteit in het gedrang te komen. Op kwaliteit werden echter geen koncessies gedaan omdat vooral op dit vlak de “nieuwkomers” nog veel te leren hadden.

Promotie werd een ander magisch woord waaraan het Westen meer aandacht begon te besteden. Die magie werd vooral verwacht van het merkprodukt, en dus schoten de dure merknamen als vuurpijlen het firmament in om er als stralend uithangbord te dienen voor allerlei bedrijven.

ADIEU AAN VAKMANSCHAP.

Vooruitziende fabrikanten weten echter dat kwaliteit, promotie en design geen voldoende garanties meer zijn voor een “schitterende” toekomst. De Duitse juwelenindustrie schetste al een veelbelovend plan waarin de termen automatizering, innoverende produktie en computerdesign de boventoon voeren.

Stilaan drong het er tot de industrie door dat de kleinschaligheid op lange termijn geen heil zou brengen. En dat alleen een resolute ommekeer in produktiemetoden het Duitse juweel nog enige schittering zou kunnen geven.

Met spijt in het hart zag men al de lange rijen werkbanken in de ateliers verdwijnen. Honderden jaren hadden vlijtige arbeiders er gevijld, geboord, gepolijst, gedraaid. Stilaan werden plannen gesmeed waarbij de juweliersopleiding voor de fabrikant van geen enkel nut meer zou zijn : want wat zij zagen, waren technici die met een computer overweg konden, en machines konden volgen die in hun donkere magen het buigzame gele metaal in opeenvolgende bewegingen zouden kneden tot een afgewerkt geheel, waar alleen een kenner nog een vergrootglasoog diende op te laten vallen om een toch nog mogelijke onnauwkeurigheid te ontdekken.

Het leek allemaal wat revolutionair en veraf, en toch, hier en daar bestaat nu reeds een voorzichtige realizatie van de verre droom. In Italië draaien reeds enkele decenniën machines die, vertrekkend van een draad goud, schakeltje na schakeltje samenstellen, kilometer na kilometer indien gewenst. Ook in België staan machines die computergestuurd juwelen maken.

Duitsland zou Duitsland niet zijn indien het land het konkurrentieprobleem niet gestruktureerd en overdacht zou benaderen. In tegenstelling tot de meeste andere landen telt Duitsland slechts één groot juwelencentrum, en dat is Pforzheim, gelegen langs de autoweg tussen Karlsruhe en Stuttgart. Vandaag telt de Goldstadt 360 juwelenfabrikanten die in totaal meer dan 10.000 personen rechtstreeks tewerkstellen. Samen halen zij een jaaromzet van zo’n 40 miljard frank, of 80 % van de totale omzet van de Duitse juwelenindustrie.

Centrum van de hernieuwde aanpak wordt de Fachhochschule Pforzheim, een hogeschool waar ontwerp, techniek en wetenschap basisbegrippen zijn. De Fachhochschule Pforzheim werft momenteel een professor aan die het kersverse “Technologisch Juweleninstituut” zal moeten leiden : een mooi voorbeeld van samenwerking tussen industrie, hogeschool, regio en stad. De juwelensektor, de Industrie- und Handelskammer en de regio Baden-Württenberg sloegen de handen in elkaar en voorzagen in hun respektieve budgetten in totaal 60 miljoen frank voor het initiatief, gespreid over vijf jaren. De industrie neemt van dit bedrag de helft voor haar rekening.

Met het geld zal nagegaan worden welke moderne technologieën bij de juwelenproduktie kunnen gebruikt worden. Men wil vooral uiterst produktief gaan werken en ervoor zorgen zo weinig mogelijk voorraad te moeten aanleggen : daarom moet men zeer snel een bestelling kunnen uitvoeren, en bovendien voortdurend op nieuwe tendensen flexibel kunnen inspelen. Het draaiboek van de werking van het juweeltechnisch instituut voorziet dan ook een geïntegreerd produktieproces, waarbij design automatisch aansluit op het produktieproces.

COMPUTER MAAKT JUWELEN.

Ruw geschetst zal een juweel in de toekomst niet meer op papier worden gezet maar via de computer driedimensioneel worden uitgetekend. Al in dit designprogramma zullen alle mogelijke parameters zoals afmetingen, soort legering, kleuren, bewerkingen voor stenen enzovoort opgenomen worden en op vraag doorgegeven aan de machine, die de opdracht zal krijgen een serie van een bepaald produkt te maken, gevolgd door een andere serie enzovoort.

De gedachtengang gaat verder en men wil ook een ideaal afgewerkt juweel. Momenteel gebeurt die afwerking, zelfs met een computergestuurde machine, nog via metalen boortjes en kapvormen allerhande. In de Duitse ideeën wordt plaats ingeruimd voor de laser : die moet toelaten te vertrekken van minder basismateriaal (wat dus een kleinere investering in goud zal betekenen) om een nog preciezer afgewerkt sieraad te maken. In het achterhoofd blijft steeds de overweging dat het hele produktieproces om duidelijke redenen zo weinig mogelijk tijd mag vergen zodat de basisprijs laag blijft en de machines maximaal renderen.

De nieuw te ontwerpen produktiemetode zal eerst intensief binnen het instituut worden uitgeprobeerd. Binnen de voorziene tijdspanne van vijf jaar zal het geïnvesteerde kapitaal moeten renderen via de verkoop van de produktiemachines. Het instituut zal nog dit jaar zijn werkzaamheden starten, en een industrietak die misschien te lang aan tradities en vakmanschap heeft gehouden, grondig wijzigen.

THEO BAEKE

DE VLAAMSE JUWELENSEKTOR SLABAKT Vakmanschap, kwaliteit en promotie zijn geen voldoende garanties meer voor een “schitterende” toekomst.

HET DUITSE JUWEEL Wordt voortaan via de computer driedimensioneel uitgetekend én gefabrikeerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content