Zonnig, met enkele wolkenvelden

Sun Microsystems heeft zijn suprematie te danken aan zijn haast evangelische gedrevenheid en zijn aan arrogantie grenzende geloof in eigen kunnen. Maar de strijd aanbinden met Linux is een zware gok.

Ed Zander, de chief operating officer van Sun Microsystems, herinnert zich 1995 als een moeilijk jaar. “We waren uitgeteld. Wintel (de combinatie van Windows-software met Intel-chips) zou uitgroeien tot dé architectuur voor business, and that was that.” Voor een onderneming die ooit zo grondig werd afgeschreven door haar eigen mensen, verkeert Sun tegenwoordig in opmerkelijk goede gezondheid. Met als bonus voor Scott McNealy, de om zijn strijdlust bekende chief executive officer van het bedrijf, het feit dat de inkomsten van Microsoft, Suns aartsrivaal en schepper van Wintel, vaart verliezen terwijl het worstelt in het antitrustproces dat Sun zo luidruchtig gesteund heeft.

Het laatste kwartaal van Sun, van april tot juli, was er eentje om te vieren. Inkomsten en orders stegen respectievelijk met 42 en 54%, terwijl de winst per aandeel met 62% de hoogte inschoot. Het bedrijf heeft de recente luwte op Nasdaq van zich afgeschud en boekte resultaten die doorgaans in verband worden gebracht met omhooggevallen softwarebedrijven. De marktwaarde van Sun zit op dit ogenblik dicht tegen de 200 miljard dollar aan.

Steve Milunovich, de doorgewinterde hardware-analist van Merrill Lynch, zegt dat de krachtige servers van Sun uitgegroeid zijn tot “de standaardaankoop in het internettijdperk”. Samen met de uitrusting voor datanetwerken van Cisco Systems, de databases van Oracle en de grote opslagkisten van EMC, heeft Sun zichzelf opgewerkt tot een essentieel onderdeel van de e-businessinfrastructuur.

Sun heeft wel aardig wat risico’s genomen. Toen technologische zwaargewichten als Hewlett-Packard en IBM zich aan het reppen waren om op de Microsoft-Intel-trein te springen, koos Sun ervoor om – met de woorden van Zander – “have en goed te verwedden” op de toekomstige vraag naar duurdere werkstations, vooral dan naar servers die draaien op Solaris, de Sun-versie van Unix, en naar zijn UltraSPARC-processors.

Wat Sun vooral vertrouwen gaf, was de overtuiging dat de computerwereld eindelijk toch in zijn richting evolueerde. Jarenlang had Sun lopen verkondigen dat “het netwerk de computer was”, maar het vond weinig gehoor. Maar tegen 1995, zegt Zander, “wisten we het zeker: bandbreedte zou doorbreken, het net zou doorbreken.” De gok van Sun bestond erin te blijven geloven in zijn eigen technologie door de investeringen voor onderzoek en ontwikkeling in zowel Solaris als UltraSPARC te verdubbelen.

Terzelfder tijd besloot Sun geld en middelen te steken in Java, een nieuwe programmeertaal die ontwikkeld werd door twee van de softwaregenieën van het huis, James Gosling en Bill Joy, medeoprichters van de onderneming trouwens. Java, een soort van lingua franca voor internetgebruik, liet programmeurs toe om één enkele internettoepassing te schrijven die dan op bijna alle apparaten kon worden gedraaid.

Het belang van Java

was drievoudig voor Sun: het gaf inhoud aan de visie van het bedrijf op het computergebruik – een heleboel toestellen die verbonden zijn met krachtige (Sun-)servers in datacenters die (Java-)toepassingen verdelen; het holde de suprematie van Windows uit als het enige platform waarvoor programmeurs die een groot publiek wilden bereiken, konden schrijven; en het deed Sun er hip en bekoorlijk uitzien.

Ondanks de hardnekkige pogingen van Microsoft om de belofte van Java (“één keer schrijven, overal gebruiken”) te saboteren, en in weerwil van strubbelingen met IBM en HP, nadat Sun was teruggekomen op zijn belofte om van Java een open standaard te maken, telt het programma wereldwijd nu meer dan twee miljoen ontwikkelaars (die programma’s schrijven of bewerken). “Java is af. Het heeft de regels in de sector veranderd,” pocht Zander.

Dat betekent echter niet dat Sun op zijn lauweren rust. In de herfst zal het uitpakken met UltraSPARC III, zijn jongste processor die normaal gezien vanaf het begin van volgend jaar in de servers zal terechtkomen. Dat, in combinatie met Solaris 8, die eerder dit jaar gelanceerd werd, en de middleware-set van iPlanet – de nieuwe naam voor de softwareafdeling die ontstaan is uit het samengaan van Sun met AOL/Netscape – zal volgens Zander betekenen dat Sun de computerarchitectuur voor de “volgende generatie internet” in handen zal hebben.

Ondanks de onverzadigbare vraag naar zijn producten, kan Sun zich geen geklungel veroorloven bij de overgang naar UltraSPARC III. Het ironische is dat, net op het ogenblik dat Suns adelbrieven als lid van de technologie-elite boven alle twijfel verheven lijken, het bedrijf zou kunnen worden geconfronteerd met zijn grootste bedreigingen ooit.

Het kleinste gevaar is nog de hernieuwde nadruk die IBM en HP op Unix leggen. Allebei werden ze te grazen genomen door de internetgedreven vraag naar web- en applicationservers en door het laattijdige verschijnen van Windows 2000 en de Itanium-chip van Intel. Maar onlangs hebben ze servers van hoge kwaliteit geproduceerd, die het in prestatietests beter dan die van Sun doen.

Dat kan voldoende zijn om hun marktaandeel te stabiliseren, maar het zal hoogstwaarschijnlijk geen invloed hebben op dat van Sun. Zander belooft intussen dat de volgende generatie servers van Sun “verbijsterend” zullen zijn. Ook al wordt die boude bewering niet volledig gerealiseerd, dan nog zullen de klanten waarschijnlijk niet van paard willen verwisselen, tenzij Suns rivalen op de proppen komen met een overweldigend technologisch of economisch voordeel om dat wél te doen.

Het economische argument om Windows 2000 vanaf het begin van volgend jaar te draaien op de Itanium van Intel, vormt zonder twijfel een bedreiging voor het onderste en middelste gedeelte van het servergamma van Sun. De onderneming heeft de prijs van sommige modellen al bijna gehalveerd. Als de editie voor datacenters van Windows 2000, die tegen volgend jaar verwacht wordt, zo opwindend is als Microsoft voorhoudt, dan zouden de brutomarges van Sun, die met 52% de hoogste in de sector zijn, onder druk kunnen komen te staan. UltraSPARC, dat voor Sun wordt aangemaakt door Texas Instruments, zal altijd veel duurder zijn dan om het even welke snelle chip van Intel. Het feit dat een paar maanden geleden een project om Solaris op Intel te draaien mislukte, zou Sun zuur kunnen opbreken.

Zander wijst er intussen op dat Windows 2000 nog een aantal jaar zal moeten rijpen voordat het kan tippen aan de huidige versie van Suns Solaris, laat staan aan wat er op dat moment zal beschikbaar zijn (“De markt zal niet staan wachten op Microsoft,” bromt hij). Zolang de trend naar steeds grotere back-endsystemen aanhoudt, moet Sun zich normaal gezien uit de slag kunnen trekken. Maar het risico bestaat dat, naarmate het vertrouwen in Windows 2000 groeit, Sun zal moeten ondervinden dat het uit alle delen van de markt geduwd wordt, behalve de meest geavanceerde.

De grootste aanval op de suprematie van Sun zou evenwel best eens kunnen komen van Linux, een gratis besturingsssysteem dat voortkomt uit de open-sourcebeweging. Aanvankelijk werd Linux, dat het aandeel van Windows aan het ondereinde van de markt in sneltempo afsnoept, beschouwd als opstandige beweging gericht tegen Microsoft en zijn bezitterige benadering van de technologie. Het lijkt er echter steeds meer op dat het eveneens gebruikt wordt als een stok om Sun mee te slaan.

Zolang het Linux ontbrak aan het soort van ondersteuning die door Sun aan Solaris geboden werd, was het onwaarschijnlijk dat het veel vooruitgang zou boeken op het vlak van de toepassingen die door bedrijven gebruikt worden voor hun kernactiviteiten. Die veronderstelling is intussen op zijn kop gezet. Grote computerfirma’s zoals Dell en Compaq zijn nu bezig met Linux te installeren. Eerder deze maand kondige HP aan dat Linux een van zijn strategische besturingssystemen zal worden. Maar de meest directe bedreiging voor Sun komt van IBM, dat verklaard heeft dat Linux in het brandpunt van zijn serverstrategie staat.

Sun zal Linux

nooit opnemen als een onderdeel van zijn kernbusiness, zegt Zander, want dat zou te veel op een “Intel-spelletje” lijken. Wel kan hij er inkomen dat Sun-programma’s zoals het productiviteitspakket Star Office op Linux zouden draaien. Door te beslissen om Linux te bekampen, eerder dan het te paaien, waagt Sun een andere grote gok. IBM is van oordeel dat Linux een technologie is die een al even vernietigende invloed zal hebben op de bestaande orde als internet zelf. Dankzij de inspanningen van miljoenen ontwikkelaars die sleutelen aan verbeteringen en kinken uit de kabels halen, moet Linux binnen enkele jaren klaarstaan voor de datacenters. Als bewijs van zijn vertrouwen, draait IBM nu al zijn S390-mainframe op Linux.

Steve Mills, vice-president van IBM’s softwaregroep, beschrijft een nog geniepiger bedreiging uitgaande van Linux. Een groot deel van de huidige sterkte van Sun, zo voert hij aan, stoelt op zijn roots in de universiteiten en op de begindagen van internet. Wie ergens in de voorbije tien à vijftien jaar computerwetenschappen heeft gestudeerd, is waarschijnlijk opgeleid met Solaris en heeft vervolgens Solaris aanbevolen in zijn onderneming. In de jongste jaren zijn de opleidingen aan de universiteiten nadrukkelijk verschoven naar Linux, met consequenties die nu al voelbaar zijn.

Met de omvang van zijn geïnstalleerde basis, zijn aanzienlijke geloofwaardigheid op de markt en zijn vermogen om zaken te realiseren die weinig van zijn rivalen aankunnen, zal Sun moeilijk te kloppen zijn. Maar wedijveren met Linux is niet hetzelfde als vechten tegen een commerciële rivaal.

Copyright: The Economist

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content