Zonder anker

De dure overname van PGS door het Duitse AgrEvo lijkt het verankeringsdebat in de marge te duwen. Waarom ? En hoe is het zover kunnen komen ?

Morgen neemt het Duitse AgrEvo officieel voor 550 miljoen dollar of 16,5 miljard frank 75 % van het Gentse biotechbedrijf Plant Genetic Systems ( PGS) over. Het nieuws raakte al vorige week bekend. Maar het onverwachte en spectaculaire karakter van de deal blijft nog steeds nazinderen.

De overname geldt als één van de grootste in de sector. En voor het Vlaamse overheidsfonds Gimv dat 22 % in PGS bezit is het puur financieel een fabelachtige zaak. We schatten dat het fonds sinds de opstart (in ’82) 636 miljoen frank in PGS heeft geïnvesteerd. Door de verkoop incasseert het nu toch even naar adem happen niet minder dan 4,8 miljard frank. Ter vergelijking : AgrEvo waardeert één PGS-aandeel op 45 à 47 dollar tussen 1300 en 1400 frank. De Gimv betaalde hiervoor begin jaren ’80 slechts 100 frank.

UNIEK.

Historisch gezien is deze operatie voor het durfkapitaalfonds wellicht de meest rendabele exit ooit. Ook andere aandeelhouders zoals Artal Group die de vroegere belangen in Tiense Suikerraffinaderij groepeert en één derde van PGS bezit en Japan Tobacco (10 %) doen gouden zaken. Maar er is een keerzijde aan die klinkende munt. In één klap belandt een unieke schat aan Vlaamse technologische kennis waarin veertien jaar lang door overheid, universiteit en privé werd geïnvesteerd in buitenlandse handen. Verankering ? Een loos begrip, zo blijkt. De onderhandelingsgesprekken werden gedomineerd door, één, een doordachte zakenlogica en, twee, het recht van de sterkste.

Of zoals PGS-topman Walter De Logi het op de persconferentie in Amsterdam verwoordde, na een bloednuchter exposé over de marktpositie van zijn bedrijf : “We hadden helaas geen andere keuze. PGS beschikt niet over de 4 tot 5 miljard dollar om zélf een overname te doen. Dus werden wij overgenomen.” Een logische vaststelling. Maar ze laat een bittere nasmaak.

De feiten op een rij. Wie het jongste jaarverslag van de overkoepelende Nederlandse holding PGS International NV doorbladert, stelt vast dat de omzet van het bedrijf stelselmatig daalde : van 164 miljoen frank in ’93, naar 159 miljoen in ’94 en 156 miljoen in ’95 (op geconsolideerde basis). Hoe merkwaardig ook, dit wijst erop dat PGS in een marktrijp stadium terechtkwam. Want in ’94 kon voor het eerst een verkoop van genetisch gewijzigd zaadgoed worden geboekt goed voor 8,9 miljoen frank of 5,6 % van de omzet. Het jaar daarop steeg dit verkoopcijfer tot 9,5 miljoen frank, terwijl de omzet uit contractonderzoek voor derden met 24 % daalde.

Vorig jaar was PGS erin geslaagd zijn basiszaadvoorraad bestemd voor test- en demonstratieprojecten fors te laten aangroeien. Ook de vooruitbetaling hiervoor aan onafhankelijke zaadproducenten ging de hoogte in. Dit komt tot uiting in de stijging van de post voorraden : van 884.000 frank in ’94 naar 14 miljoen in ’95. Kortom, PGS stond klaar voor een grootschalige commercialisering. In Canada zou dit najaar de bulkverkoop van hybride koolzaad starten (zie Trends, 4 juli ’96).

PROBLEEM.

Maar naarmate dit verkoopproces op gang kwam, kreeg PGS ook steeds meer met één en hetzelfde probleem te maken. Zegt Walter De Logi : “Op de landbouwmarkt waarop wij als biotechfirma wilden doorbreken, zijn twee kritische industrieën actief. Aan de ene kant heb je de onafhankelijke zaadproducenten hun markt schat ik vandaag op zo’n 15 à 20 miljard dollar en aan de andere kant bevinden zich de producenten van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Hun jaaromzet schommelt rond de 35 miljard dollar. Tot voor een half jaar opereerde elk van die industrieën relatief gescheiden van elkaar. Maar stilaan begonnen we te beseffen dat indien we tot de winnaars van morgen willen behoren we met elkaar zouden moeten samenwerken.”

Het bleek niet zo moeilijk voor PGS om met de zaadproducenten samenwerkingsakkoorden af te sluiten. Maar met de chemische industrie verliep dit veel stroever. “Hoe ga je namelijk zaden die op genetische wijze insectenresistent zijn gemaakt, prijzen tegenover insecticiden ?” zegt De Logi. “Beide producten blijven immers onmisbaar voor de boer. En hoe verdeel je dan de opbrengst tussen beide ?”

Het probleem bleek onoplosbaar. “De discussies stapelden zich op en we hadden nog maar enkele genen op hun weg naar de markt gebracht,” aldus De Logi. In februari kreeg PGS voor het eerst de goedkeuring van het Canadese ministerie van Landbouw om twee van zijn zelf ontwikkelde hybride koolzaadvariëteiten te commercialiseren dit zijn performante zaadsoorten, afkomstig van vrouwelijke planten waarvan de mannelijke delen op genetische wijze zijn uitgeschakeld zodat kruisbestuiving wordt bevorderd.

Pittig detail. Op dit ogenblik was AgrEvo voor respectievelijk 60 % en 40 % in bezit van Hoechst AG en Schering AG al actief op de Canadese markt met de koolzaadvariëteit Innovator. Die soort is bestand tegen de onkruidverdelger Liberty (ook wel Basta genaamd) van Hoechst. Ze werd ontwikkeld door PGS en zes jaar geleden in licentie verkocht aan de Duitse chemiereus.

Over die zaadvariëteit zei PGS-manager Henk Joos vorige maand nog aan Trends : “Een boer die Innovator koopt, hoeft niet meer preventief vóór het zaaien te sproeien tegen onkruid. Hij spaart zo een kost uit die kan oplopen tot 100 dollar per hectare. En als het onkruid dan toch opschiet, kan hij nog altijd tijdens de groeifase ingrijpen dankzij de herbicide-resistentie van het koolzaad. Dan kost een sproeibeurt hem slechts 60 dollar per hectare.”

De impact van het PGS-zaad op de verkoop van de onkruidverdelger Liberty is dus enorm. De reactie van Lutz Krafft, hoofd van de biotechafdeling van AgrEvo, tijdens de persconferentie in Amsterdam was dan ook niet verwonderlijk : “Ik ben blij dat ik Walter De Logi nu niet meer als mijn concurrent, maar als mijn collega kan begroeten.”

PGS verkocht trouwens ook een licentie voor Liberty-resistente maïs aan AgrEvo, een product dat vanaf volgend jaar op de Amerikaanse markt wordt gebracht. Die licentiepolitiek legde het Gentse biotechbedrijf geen windeieren. Zo ontving het vorig boekjaar nog 33,9 miljoen frank license fee van AgrEvo, goed voor 22 % van de totale omzet. Maar het versterkte ook de marktpositie van AgrEvo én de greep van de Duitse gigant (zoals nu is gebleken) op PGS zelf.

BIKKELHARD.

“Er is tot op het laatste ogenblik bikkelhard gevochten om PGS,” getuigt Walter Vanden Avenne, voorzitter van PGS. “Uiteindelijk kozen we voor AgrEvo, dat het hoogste bod deed.” Hier past wellicht enige nuance. De vraag kan immers worden gesteld in hoeverre PGS nog zónder AgrEvo kon ? Wie twee strategische licenties aan zijn Duitse concurrent uit handen geeft, kan moeilijk nog om die partner heen. Wellicht heeft het PGS-management de onderlinge strijd tussen geïnteresseerde partijen zowat alle grote namen uit de chemie : Novartis, Du Pont de Nemours, Bayer of Zeneca op slimme wijze aangewakkerd, terwijl de keuze van de partner al in het achterhoofd zat. Wat het fenomenaal hoge overnamebedrag zou kunnen verklaren.

De verwerving van PGS stuwt AgrEvo, volgens Lutz Krafft, in één zucht van de vijfde naar de tweede plaats in de wereldtop achter Novartis, eigenlijk een fusie tussen Ciba-Ceigy en Sandoz, en vóór Monsanto. “AgrEvo staat dankzij ons sterk met zijn herbicideresistentieprogramma,” bevestigt Walter De Logi, “en wij zijn leider in de hybridisering en weerstand van planten tegen insecten. Die combinatie levert een ongelooflijke kracht die van ons dé winnaar in de markt moet maken. Er is bovendien geen overlapping tussen onze specialiteiten, wat goed nieuws is voor de werknemers van PGS.”

Tja, een schrale troost. Gent blijft volgens De Logi een center of excellence “hiervoor staan significante investeringen uit AgrEvo borg, dit is contractueel bedongen”. Ook het management blijft op zijn plaats en de merknaam Plant Genetic Systems blijft behouden. Kortom, de intellectuele verankering van PGS zoals Herman Daems, kabinetschef van Vlaams minister voor Economie Eric Van Rompuy, vorige week braafjes opmerkte lijkt gewaarborgd. Maar nu komt ook volop tot uiting hoe groot een “Vlaamse” PGS had kunnen worden een Solvay of Petrofina evenwaardig.

Lutz Krafft schat het totale marktpotentieel voor de verkoop van hybride koolzaad op 350 miljoen mark per jaar (meer dan 7 miljard frank). En voor de verkoop van het Liberty-resistente koolzaadgoed alleen al verwacht AgrEvo een omzetvolume van meer dan 400 miljoen mark per jaar. De marktkansen voor maïs worden, zo mogelijk, nóg hoger ingeschat : 1000 miljoen mark voor maïs die door PGS immuun is gemaakt voor bepaalde insecten, en meer dan 3000 mark per jaar voor Liberty-resistente maïs.

“We verwachten dat AgrEvo over tien jaar een omzet van meer dan 1 miljard dollar zal draaien in zijn afdeling plantenbiotechnologie,” aldus Lutz Krafft. Een omzet die nagenoeg uitsluitend op PGS-kennis is gebaseerd. “En binnen twee jaar zal PGS binnen de groep break-even halen.”

Vlaanderen kan zich nu opwarmen aan een scenario dat de weg van Janssen-Pharmaceutica lijkt op te gaan, toen het begin jaren ’60 werd verkocht aan de Amerikaanse gigant Johnson & Johnson. En dan zullen velen straks zeggen dat dit farmabedrijf dankzij de aanwezigheid van Dr. Paul en zijn nu al meer dan 3300 medewerkers toch nooit écht het anker heeft gelicht in Vlaanderen.

Klopt, maar wie heeft daar het meeste baat bij gehad ? “Als je de afgelopen decennia overziet, kun je je afvragen hoe Johnson & Johnson er vandaag zonder Janssen zou hebben uitgezien.” Een bedenking die Dr. Paul Janssen zelf maakte in een recent vraaggesprek met het NRC Handelsblad.

PIET DEPUYDT

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content