Zolang je maar geen honger lijdt
Naar schatting lijden wereldwijd 400 miljoen mensen aan vitamine-A-tekorten, meestal ten gevolge van een onaangepast dieet. De meerderheid zijn kinderen in de arme landen, voor wie dat tekort kan leiden tot leermoeilijkheden en blindheid.
In principe kan dat tekort gelenigd worden door de introductie van een recentelijk ontwikkelde rijstvariëteit. Maar de protesten van de milieujongens kunnen ertoe leiden dat de mensen in de Derde Wereld ervan weerhouden worden om haar ooit te kweken of te kopen.
De nieuwe rijstvariant – 300 gram levert al de aanbevolen dagelijkse dosis vitamine A – werd ontwikkeld door Dr. Ingo Potrykus van het Zwitserse Federaal Technologie-instituut in Zurich. Hij maakte daarvoor gebruik van genen van de narcissen en de bacterie Erwinia uredovora.
Die rijstvariëteit kon niet worden geproduceerd met de conventionele kruisingstechnieken (het is onwaarschijnlijk dat narcissen en rijst zich samen kunnen voortplanten, bacteriën nog minder). Het is een product dat alleen mogelijk wordt gemaakt door genetische manipulatie. Als dusdanig is het een van de mogelijk nuttige gewassen die de mensen in de ontwikkelingslanden zouden worden ontzegd als de handel in GGG’s zou worden beperkt.
Kleinburgerlijk.
Na het succes van hun campagne tegen de GGG’s in Europa, beschouwen de milieuactivisten de controle van de handel in GGG’s als de volgende stap naar een wereld zonder genetische manipulatie. Op die manier tonen ze alleen aan dat ze elitair en dogmatisch zijn en dat ze hun kleinburgerlijke vooroordelen uitvoeren naar gebieden die worden bewoond door mensen waarvan de prioriteiten fundamenteel anders liggen.
Naast de met vitamine A verrijkte rijst heeft Dr. Dean Della Pena van de Universiteit van Nevada een oliezaadplant gekweekt met een hoog gehalte aan vitamine E, een substantie die het immuunsysteem helpt bij het bestrijden van ziekten. Wetenschappers in Denemarken werken aan een variëteit van cassave die veel kleinere hoeveelheden cyaanglycosiden bevat – de in de natuur voorkomende chemicaliën die krop en konzo (verlamming van de onderste ledematen) veroorzaken in delen van de Derde Wereld waar cassave de basisvoeding uitmaakt.
Het is duidelijk dat GGG’s de ontwikkelingslanden significante, rechtstreekse en onmiddellijke voordelen kunnen bieden. Bovendien wegen de vermeende en grotendeels hypothetische gezondheidsrisico’s die met GGG’s worden verbonden niet op tegen de voordelen voor de gezondheid. Het algemene bewijsmateriaal om de handel in GGG’s toe te laten is dus erg stevig. Maar de milieuactivisten voeren aan dat er nog andere redenen zijn om de handel te verbieden.
In een recent rapport van het Center for International Environmental Law, een milieudrukkingsgroep gevestigd in Washington D.C., worden drie problemen aangehaald:
de mogelijkheid dat nieuwe genetische varianten hun genen kunnen overdragen op traditionele plantenvariëteiten, waardoor de biologische diversiteit zou afnemen;
de mogelijkheid dat de winsten uit GGG’s die in de ontwikkelingslanden worden geteeld niet zullen worden gedeeld met de inwoners van die landen;
de mogelijkheid dat GGG’s een bedreiging vormen voor de voedselbevoorrading omdat “echte bevoorradingsproblemen met voedsel niet worden veroorzaakt door voedingstekorten maar door ongelijkheid, armoede en de concentratie van de voedselproductie” – een probleem dat zogezegd nog wordt verscherpt door zaken als terminatorzaden.
Diversiteit.
Het is denkbaar dat GGG’s de biologische diversiteit zullen verminderen, maar is dat een voldoende belangrijke bedreiging om handelsbeperkingen te verantwoorden? Nieuwe genetische varianten kunnen inderdaad hun genen overdragen op traditionele variëteiten, maar de risico’s daarvan worden niet groot geacht.
Pollen kunnen zich kilometers ver verspreiden, maar de meeste gaan niet verder dan 100 meter. Bovendien staan wilde variëteiten vaak ver verwijderd van tamme soortgenoten en is het daarom onwaarschijnlijk dat ze ooit vruchtbare afstammelingen zullen krijgen. En, ten slotte kan het probleem helemaal worden weggewerkt door gebruik te maken van terminatorzaden die bevruchting verhinderen.
Winstdeling.
De graad waarin de winsten uit de ontwikkeling van GGG’s worden verdeeld onder de inwoners van het land waarin ze worden ontwikkeld, is geen voor de hand liggend doelwit voor internationale tussenkomsten. Indien een Amerikaans geneesmiddelenbedrijf een succesvol geneesmiddel ontwikkelt in Groot-Brittannië, maar het vooral produceert en verkoopt in de VS, moet de Britse bevolking dan de winsten krijgen? Deze kwestie is alleen maar een nieuwe poging om de vooroordelen tegen multinationals aan te wakkeren.
Voedselbevoorrading.
Brengen GGG’s de voedselbevoorrading in gevaar? Dat is een absurde vraag. Wanneer armoede en hongersnood samen voorkomen, dan is dat omdat ze dezelfde onderliggende oorzaken hebben, onder meer politieke instabiliteit, een gebrek aan beveiligd landbezit en een laag economisch ontwikkelingsniveau. Net zoals sommige GGG’s de voedselproductie zouden aanzwengelen, zou hun introductie de voedselbevoorrading verbeteren, niet verslechteren.
Bovendien kunnen terminatorzaden de productie bevorderen omdat ze de zaadfabrikanten een inkomensstroom bezorgen om variëteiten van gewassen te ontwikkelen die speciaal zijn afgestemd op de omstandigheden die in om het even welke plaats gelden.
GGG’s vormen geen wondermiddel om het armoedeprobleem op te lossen, maar ze kunnen zeker een aantal gevolgen van de armoede lenigen. De campagne van de milieuactivisten tegen de handel in GGG’s is misplaatst. Als die succes kent, zullen de armste mensen in de wereld erdoor worden geschaad.
julian morris
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier