Zo maken de Zweden hun pensioenen betaalbaar

De innovatieve Zweden maken een rimpelloze overgang naar een betaalbaar pensioenstelsel én weten oudere werknemers te stimuleren tot langer werken. Perfect toepasbaar in België, maar minister Bruno Tobback ziet er geen heil in.

Stockholm (Zweden)

Wat hebben Polen, Litouwen en Italië met elkaar gemeen? Dat ze zich alledrie hebben laten inspireren door het Zweedse pensioensysteem. “Dit wordt een groot exportproduct,” zegt Eskil Wadensjö, pensioenspecialist en professor aan de universiteit van Stockholm.

Wadensjö’s enthousiasme is geen misplaatst chauvinisme. Het Zweedse systeem is erg innovatief en heeft een oplossing gevonden voor de (vaak onoverkomelijke) problemen van allerlei theoretische wonderoplossingen. De Zweden zijn alleszins niet over één nacht ijs gegaan. In 1984 werd een commissie ingesteld, maar pas veertien jaar later werd een wet goedgekeurd die het nieuwe pensioenstelsel vormgaf. Het systeem ging in 2001 van start.

Iedereen die geboren is in 1937 of vroeger, blijft in het oude systeem zitten. Wie geboren is tussen 1938 en 1953, zit in een gemengd systeem van oud en nieuw. Wie geboren is in 1954 of later, geniet volledig van het nieuwe systeem. Deze snelle overgang is een belangrijk voordeel van het Zweedse systeem. Italië past zijn hervorming pas toe op alle nieuwkomers op de arbeidsmarkt, zodat de effecten ervan veel langer op zich laten wachten.

De meeste pensioensystemen – zoals het Belgische – zijn repartitiestelsels: de pensioenen worden betaald uit de bijdragen van dat moment. Dat wordt een probleem wanneer er steeds meer gepensioneerden zijn en steeds minder werkenden. Daarom pleiten veel pensioenspecialisten voor een overschakeling naar een kapitalisatiesysteem: de gespaarde bijdragen worden op een pensioenrekening gezet, belegd en uitgekeerd wanneer de werknemer op pensioen gaat. Maar de overgang is bijna onmogelijk. Want tijdens die overgang moeten de lopende pensioenen betaald worden, terwijl de bijdragen niet meer onmiddellijk uitgekeerd worden. Er moet dus tijdelijk twee keer betaald worden.

Innovatie 1: individuele rekening in een klassiek systeem

De Zweden hebben voor dit probleem een oplossing gevonden. Vroeger kregen ze een vast pensioen in functie van hun inkomen ( defined benefit). Vandaag betalen ze een vaste bijdrage (18,5 % op het loon, de helft betaald door de werkgever, de andere helft door de werknemer) waarvan het pensioenresultaat niet vastligt ( defined contribution). Het gevolg is dat de meeste mensen in de toekomst een lager pensioen zullen hebben dan wat ze in het oude systeem zouden hebben ontvangen. Wie niet of onvoldoende gewerkt heeft, ontvangt een universeel minimumpensioen: 9170 euro voor een ongehuwde en 8165 euro voor een gehuwde gepensioneerde.

Ondanks de defined contribution – kenmerkend voor een kapitalisatiesysteem – blijft het nieuwe Zweedse pensioensysteem grotendeels gebaseerd op repartitie: de opbrengst van een loonbijdrage van 16 % wordt onmiddellijk uitgekeerd aan de gepensioneerden. Maar tegelijk wordt die bijdrage wel behandeld alsof ze op een individuele rekening wordt gestort. Dat bedrag wordt ‘gekapitaliseerd’ tegen een intrestvoet die gelieerd is aan de groei van de lonen. Daarnaast wordt 2,5 % op een echte individuele rekening geplaatst. De werknemer heeft de keuze tussen 500 à 600 fondsen om dat geld te beleggen. Probleem daarvan is de hoge kost van zo’n groot aantal fondsen en het feit dat de meeste mensen niet erg actief zijn in hun keuzes en opvolging.

Innovatie 2: de levensduur wordt verrekend

Het Zweedse systeem heeft een automatisch systeem gevonden om de vergrijzing op te vangen. Als je op pensioen gaat, wordt er gekeken naar de levensverwachting op dat moment (zonder onderscheid tussen mannen en vrouwen). Ingvar Backle, pensioenadviseur van Svenkst Näringsliv, de Zweedse werkgeversfederatie, legt het systeem uit aan de hand van een vereenvoudigd voorbeeld. “Stel dat je op 65 jaar op pensioen gaat en de levensverwachting is op dat moment 85 jaar. Als je pakweg 3 miljoen kronen hebt gespaard, wordt dat bedrag gedeeld door twintig (de jaren die je theoretisch nog te leven hebt). Die 150.000 kronen krijg je elk jaar als pensioenrente uitbetaald. Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Is de levensverwachting echter negentig jaar, dan heb je nog 25 jaar te leven en krijg je slechts 120.000 kronen. Sterf je vroeger, dan blijft het resterende bedrag in het systeem. Leef je langer, dan blijf je hetzelfde pensioen ontvangen. Het ene vlakt het andere uit en vermindert de kosten van het systeem.”

Wanneer de levensverwachting stijgt, daalt dus je pensioen. Je kunt dan beslissen een jaar langer te werken om je pensioen op peil te houden. Het nieuwe systeem kent immers geen pensioenleeftijd meer. Wel kan je pas vanaf de leeftijd van 61 jaar op pensioen gaan en het minimumpensioen kan je pas vanaf je 65ste krijgen. Wie langer blijft werken, bouwt verder pensioenrechten op. Je kunt ook deeltijds blijven werken en een corresponderend deeltijds pensioen opnemen. Het gevolg is dat hoe langer je werkt, hoe hoger je pensioen wordt, want elk jaar telt mee. In het oude systeem werden alleen de beste vijftien jaar gerekend en volstond het dertig jaar te werken om een volledig pensioen te krijgen. Het nieuwe systeem zet dus aan tot langer werken. En op die manier wordt de pensioenkost beter beheersbaar. Het Zweedse model is een mes dat aan alle kanten haarscherp snijdt.

Guido Muelenaer

Guido Muelenaer

Zweden kunnen ook deeltijds blijven werken en een corresponderend deeltijds pensioen opnemen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content