Zeg dat het fascisten zijn… En je wordt geloofd

Stigmatizeer de Vlamingen. De feiten en de fouten van Bruno De Wever. Een bezinning over wie en wat Vlaamse radikalen waren, of volgens de mode van de dag zouden zijn.

In zijn boek Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945 (*) verdedigt Bruno De Wever het standpunt dat het vooroorlogse Vlaams Nationaal Verbond (VNV) fascistisch was en dat vanaf het prille begin.

De waarheid is anders : het VNV was géén fascistische partij. Het is zowel wetenschappelijk als etisch onverantwoord het zo te noemen. Dat doet niets af aan mijn grote bewondering voor het werk van de auteur. Ons geschilpunt is niet het verhalende aspekt van zijn historisch werk, maar wel de ideologische interpretatie die hij eraan geeft.

De meeste hedendaagse lezers van het boek zijn geen ooggetuigen van het Vlaams-nationalisme in de periode 1933-1945. De tesis van een fascistisch VNV gaat er op de meeste plaatsen in als zoete koek (zie kader De lezer van ’95 slikt gretig).

Op zijn minst is het niet evident dat het VNV fascistisch was, vermits het zichzelf zo nooit heeft genoemd. Wie dit toch beweert, zoals Bruno De Wever, zit meteen ook met de bewijslast. De uitspraken die De Wever citeert van VNV-leider Staf De Clercq, bewijzen echter zijn stelling niet, ze tonen zelfs meestal precies het tegenovergestelde aan. Zo citeert hij een verklaring van Staf De Clercq dat het VNV opkwam “voor volksmedezeggenschap, voor volkskontrole, tegen elke diktatuur, tegen elk fascisme” (pag. 111) en “Zijn wij fascisten ? Zijn wij nationaal-socialisten ? Het antwoord hierop is beslist neen” (pag. 196).

Hoogst merkwaardige uitspraken voor een man die een fascistisch leider zou zijn. Charismatisch en fanatiek leiderschap is één van de voornaamste kenmerken van een fascistische beweging, daarover zullen we het zeker eens zijn. Maar hoe schat De Wever nu Staf De Clercq in ? Hij noemt hem (pag. 622) een “brugfiguur met een eerder laag ideologisch profiel… “

Bruno De Wever onderbouwt zijn stelling met een typologie van het fascisme, ontworpen door de Amerikaanse historicus Stanley Payne. De keuze van Payne als lichtbaken is op zijn minst merkwaardig te noemen. Deze hoogleraar aan de universiteit van Wisconsin is een Spanje-specialist. Hij heeft slechts één boek over het fascisme geschreven. Nu zou ik er geen moeite mee hebben dat De Wever zich exclusief steunt op een buitenbeentje in de toch zeer omvangrijke fascisme-literatuur, als hij tenminste die keuze expliciet en sluitend kon motiveren. Men mag dat toch verwachten van een werk met wetenschappelijke pretenties, nota bene de gepubliceerde versie van een doctoraatstesis. Vergeefse hoop.

We kunnen niet anders dan besluiten dat zijn preferentie ofwel volkomen arbitrair is, ofwel beantwoordt aan een vooropgezet doel, dat hij voor zijn lezers verhult.

De vraag waarom Payne ? is van veel méér dan louter anekdotisch belang. Renzo De Felice bijvoorbeeld, toch de voornaamste Italiaanse historicus van het fascisme, weigert absoluut de term fascisme te extrapoleren naar niet-Italiaanse fenomenen, omdat hij dit onhistorisch vindt.

Gilbert Allardyce, hoogleraar aan de universiteit van New Brunswick (Canada), levert in The American Historical Review (2/1979) een radikale kritiek van het unifascisme, het fascisme als een universeel verschijnsel met plaatselijk gedifferentieerde manifestaties.

PAYNE’S TYPOLOGIE.

Als men de checklist van Stanley Payne toepast op het echte, historische fascisme het Italiaanse dus , dan zijn er twee wezenlijke karakteristieken van het fascisme die hij niet vermeldt :

– het jakobijnse karakter van het fascisme, met zijn absolute verdediging van de unitaire staat ;

– het monolitische karakter van de fascistische partij, waarin geen pluralisme, geen frakties en zelfs geen tendensrecht werd getolereerd.

Als men deze twee criteria op het VNV toepast, kan men meteen goed de afstand meten tussen Mussolini en Staf De Clercq, tussen het VNV en het fascisme :

– het fascisme was unitaristisch en predikte de voorrang van de staat op het volk ; het VNV was federalistisch en bepleitte de voorrang van volk op staat ;

– de Partito Nazionale Fascista wilde monolitisch zijn en dreef “deviationisten” zeer snel naar de rand van de partij en vervolgens eruit ; het VNV was verre van monolitisch en kan best worden beschreven als een koalitie, een konglomeraat van frakties en persoonlijkheden, gaande van de brave flamingantische katoliek Thomas Debacker tot de wilde nationaal-socialist Ward Hermans. Her en der droeg de partij zelfs andere namen (KVV, KVNV).

Hieruit blijkt ondubbelzinnig hoe het VNV op een aantal punten radikaal het tegenovergestelde was van een fascistische partij.

IMPASSE.

Het is aanbevolen af te stappen van “tijdloze” en “universele” typologieën en meer aandacht te besteden aan het konkrete en het unieke. Men moet ook het zelfbeeld van de betrokkenen in zijn afwegingen betrekken. Dat is de tweede grote zwakte in het werk van Bruno De Wever : de zo goed als totale afwezigheid van oral history op het niveau van de gewone VNV-leden. Jammer, want binnen luttele jaren zullen geen gesprekken met ooggetuigen meer mogelijk zijn.

De socialistische historicus Max Lamberty slaagde er reeds in 1948 in een beter onderscheid te maken en de notie fascisme te relativeren : “Wij schrijven “fascisten”. In feite gaat het om al de burgers die, na de bevrijding, ofwel “zwart” bevonden, ofwel “zwart” gemaakt werden. Want alleen doordat er zovelen “zwart” gemaakt werden, is het te verklaren dat het getal betichten en verdachten klom tot boven de 630.000, ongeveer het vierde van het gezamenlijk getal der Belgische kiezers ! “

Om uit de impasse te geraken, zie ik maar één metode : ernstig historisch onderzoek kan alleen als men zich vasthoudt aan de konkreet-historische werkelijkheid van het fascisme, zoals bijvoorbeeld Renzo De Felice doet. In de praktijk wil dit zeggen dat men uitsluitend als fascisten kan aanduiden : de leden van de PNF, de partijgangers van Mussolini in Italië en personen buiten Italië die zichzelf fascisten noemden.

De prijs voor deze terugkeer naar het konkrete is niet dat men de omschrijving te eng maakt. Men moet goed voor ogen houden dat het in de jaren ’40 zonder meer mogelijk was zich fascist te noemen. Dit epiteton baarde niet meer opzien dan bijvoorbeeld socialist. Het “opiniedelikt” bestond toen nog niet en op het fascisme woog nog geen odium.

PROPAGANDA.

Om het mekanisme van het unifascisme te begrijpen, moeten we oog hebben voor de ontstaansgeschiedenis en de dialektiek van het begrippenpaar fascisme-antifascisme.

Het zijn de Duitse kommunisten die al in de jaren ’20 op grote schaal de term antifascisme zijn gaan gebruiken, vooral als propagandawapen tegen de konkurrerende sociaal-demokraten, die ze steevast sociaal-fascisten noemden. Dit woordgebruik werd gekonsakreerd door de Komintern, de kommunistische internationale. Het etiket fascisme kwam de rode agitatoren ook goed uit om het opkomende nationaal-socialisme aan te duiden, dat men liefst niet bij name noemde, vanwege de gênant geachte komponent socialisme.

Na de Tweede Wereldoorlog, dus na de verdwijning van het historische fascisme, werd het antifascisme van de kommunisten geïnstitutionalizeerd in de DDR. En ook bij kommunisten in andere landen en bij een bepaalde linkerzijde, bestond de nood aan een onhistorisch, naar believen rekbaar en uitbreidbaar fascisme dat als rechtvaardiging moest dienen voor hun even rekbaar en uitsmeerbaar antifascisme. Tegen de import van dit stalinistisch fascisme-begrip in de politologie en de historische wetenschap moeten wij ons verzetten. Het is al erg genoeg dat dit woordgebruik in de journalistiek en de politieke diskussie gewoon is geworden.

Het VNV wordt geen haar beter (of slechter) als men het niet voorziet van het onhistorische etiket fascistisch. Het weglaten hiervan is een voorwaarde om een helderder en koherenter beeld te krijgen, gesteund op een onbevooroordeelde analyse. Is dit niet de taak van de historicus ?

Hiermee is niet gezegd dat er buiten Italië geen fascisten waren. Natuurlijk waren die er en ze noemden zich ook zo. In België noemden alleen de zwarthemden van het gloeiend belgicistische Légion nationale zichzelf fascisten. Rex, de beweging van Léon Degrelle, kreeg wel geld uit Italië, maar vermeed zich fascistisch te noemen. Ideologisch was Rex trouwens een lunapark. Een curiosum uit de jaren ’60 (!) is het Front FédéralFasciste (FFF), een Brussels splintergroepje dat zich van het FDF had afgescheiden.

WAT WAS HET VNV DAN WEL ?

Het vooroorlogse VNV was een hybride koalitie van onder meer :

– Vlaamse konservatieve katolieken, zoals Thomas Debacker ;

– radikale Vlaams-nationalisten van het type Jeroom Leuridan ;

– gematigde Vlaams-nationalisten zoals Hendrik Borginon ;

– Vlaamse jong-konservatieven (Victor Leemans bijvoorbeeld) ;

– gewezen daensisten (onder andere Ernest van den Berghe) ;

– en tenslotte enkele rumoerige nationaal-socialisten of althans duidelijke sympatizanten : Ward Hermans, Herman van Puymbrouck, Maurice Ponette, Hilaire Gravez en Reimond Tollenaere. Wat deze laatste groep betreft : veel méér dan die vijf genoemden was deze kategorie niet rijk op het niveau van de kaders.

Het VNV bestond zeker niet uit een meerderheid van fascisten en een minderheid van demokraten. Evenmin waren het de (totaal afwezige) fascisten of de (enkele) nationaal-socialisten die het er voor het zeggen hadden. Men had kunnen verwachten dat genoemd vijftal na mei 1940, toen het VNV zich nationaal-socialistisch begon te noemen, de touwtjes in handen kreeg. Dat gebeurde helemaal niet. Vier van de vijf verlieten het VNV, precies omdat ze er, na opgedane ervaringen in de interne keuken, géén fascistische of nationaal-socialistische partij in herkenden. De vijfde, Tollenaere, bleef weliswaar in het VNV, maar vertrok al op 6 augustus 1941 naar het Oostfront.

ANTIBELGICISME.

De geschiedenis van het VNV was er een van verscheurende ruzies en intriges, ontslagdreigingen en interne kompromissen. Wat de schildering daarvan betreft, levert Bruno De Wever voortreffelijk werk. Maar wat hield het VNV dan bijeen, op ideologisch vlak ? Volgens mij moet het antwoord gezocht worden in vier negaties : antiliberalisme, antikommunisme, antikonservatisme die alle drie ook in het Vlaamse katolieke milieu ruim verspreid waren en als allerbelangrijkste het antibelgicisme. Ondanks veel verbale aandacht van de leiding voor een organische volksstaat en dergelijke meer, heerste bij een groot gedeelte van de leden een relatieve onverschilligheid tegenover dit soort celebrale maatschappijvisies. Het emotionele antibelgicisme verdrong alle andere ideologische komponenten.

Dit verklaart waarom het VNV in de jaren ’30 qua maatschappijvisie zo ver naar rechts kon opschuiven, zonder leden te verliezen, zelfs bij die frakties die het er duidelijk niet mee eens waren. Deze mytisch-emotionele prioriteit is ook na de Tweede Wereldoorlog het georganizeerde Vlaams-nationalisme blijven kenmerken. Daarom liet de emotionele prioriteit van het antibelgicisme de Volksunie in de jaren ’70 toe ideologisch een heel eind naar links op te schuiven, zonder daardoor veel aanhang te verliezen. Het échte afkalven van de Volksunie begon pas in 1977 met het Egmontpakt : dit was voor vele aanhangers een echt breekpunt, omdat het Egmontpakt niet te verzoenen was met hun anti-Belgische motivatie.

DE OORZAKEN VAN DE VNV-KOLLABORATIE.

De kollaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog was géén exclusiviteit van fascisten en er waren zelfs autentieke fascisten die in het verzet gingen (zie kader De lezer van ’95 slikt gretig). De suggestie van De Wever dat het VNV door zijn vermeend fascisme gepredestineerd was tot kollaboratie, klopt dus niet. Evenmin was de kollaboratie van het VNV en zijn aanpassing aan het nationaal-socialisme “meer logische ontwikkeling dan taktische noodwendigheid”, zoals De Wever schrijft (pag. 621). Ook Luc Huyse ziet dat anders : “De politieke kollaboratie van VNV en Rex was meer geïnspireerd door de zucht naar een uitbreiding van hun macht in of over België dan door liefde voor de bezetter of zijn ideologie. ” Die bezetter zelf keek trouwens met misprijzen neer op de Lippenbekentnisse van de VNV-leiding ten overstaan van het nationaal-socialisme.

De VNV-leiding werd voor haar kollaboratie-politiek gemotiveerd door drie andere faktoren, die geen van de drie iets met fascisme te maken hebben. Ten eerste was er het precedent van de kollaboratie in de Eerste Wereldoorlog, namelijk het aktivisme. Dit werd in de jaren ’20 en ’30 door de Vlaams-nationalisten nooit of nauwelijks op een ernstige en kritische manier geëvalueerd. Wat was dan logischer dan een herhaling van die politiek in gelijkaardige omstandigheden ? Vergeten we vooral niet dat het voor een groot deel om dezelfde generatie Vlaams-nationalisten ging.

Ten tweede was er natuurlijk het al aangehaalde antibelgicisme. De kans leek voor het grijpen te liggen om definitief de oude rekeningen te vereffenen. De gebeurtenissen van mei 1940, waaronder de willekeurige aanhouding en de wegvoering van een aantal prominente Vlaams-nationalisten, én het gedrag van de Belgische regering, zorgden voor een bevestiging van deze attitude.

Ten derde hadden we in grote mate te doen met een door opportunisme ingegeven politiek. De niet aflatende kritiek van de radikale kollaboratiegroepen, zoals de DeVlag en de SS, die het VNV voortdurend van opportunisme hebben beschuldigd, van een halfhartige relatie met het Derde Rijk en van klerikalisme is zeker niet ongegrond te noemen.

LUC PAUWELS

(*) Bruno De Wever, Greep naar de Macht, Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Lannoo en Perspektief Uitgaven, Tielt en Gent, 1994.

LOUIS TOBBACK (SP) Je kan, als je het brede fascistenbegrip van de naoorlogse stalinisten,hanteert, zoals Bruno De Wever impliciet doet, ook de SP-voorzitter een fascist noemen. Dat zegt evenveel of even weinig als elke VNV’er van voor 1940 als fascist kwalificeren.

OPERATIE BESCHADIGING Vlaams radikalisme en patriottisme kan best beschaafd, demokratisch enparlementair zijn.

OOK BIJ DE SOCIALISTEN VAN VOOR DE OORLOG WAS DE MILITAIRE STIJL EEN GEGEVENZijn deze militanten van de “Jeunes gardes socialistes” ook fascisten ?

STAF DE CLERCQ (VNV) Heeft zich nooit fascist genoemd, integendeel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content