Wurgt ECB de economie?

De Amerikaanse economie gaat achteruit, die van de eurozone zou dit jaar met minstens 2,5% moeten groeien. Zolang de Europese Centrale Bank geen stokken in de wielen steekt natuurlijk.

Het blijft rommelen op het conjunctuurfront. In België daalde de algemene conjuurindicator van de Nationale Bank in december voor de zesde maand op rij. Binnen de regering van premier Guy Verhofstadt ( VLD) neemt de ongerustheid toe. Als de groei zakt beneden de 2,5% waar de begroting voor 2001 van uitgaat, mogen we de haalbaarheid van de doelstellingen inzake publieke financiën in vraag stellen. Bovendien dreigt de schepping van bijkomende jobs dan stil te vallen en dat zal het (voorlopig sterke) consumentenvertrouwen geen goed doen.

De Belgische duik krijgt uiteraard internationale stuwing. Alan Greenspan, de voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, zegt nu publiekelijk dat de economische groei in de Verenigde Staten “dicht bij nul” zit. Gewiekste communicator die hij is, liet hij open aan welke kant van die nullijn de Amerikaanse economie zich bevindt. Greenspan bevestigt op een haar na wat de meeste bedrijfseconomen (en hijzelf) al weten: de Amerikaanse economie is in recessie. Over Japan, de tweede grootste industriële economie, is iedereen het eens: een nulprestatie voor dit jaar zou al bijzonder flink zijn.

Gaat het eurogebied de groeifakkel overnemen? De meeste prognoses voor dit jaar houden het op de vork 2,5 à 3%. Tijdens een hoorzitting voor het Europees Parlement verklaarde gewezen Bundesbank-boegbeeld Otmar Issing, directeur bij de Europese Centrale Bank ( ECB) en, president Wim Duisenberg ten spijt, het zwaargewicht binnen de ECB-top, dat er ondanks de negatievere omgevingsfactoren “realistisch optimisme” mag heersen over de conjunctuurevolutie in de eurozone. Het heeft er echter alle schijn van dat net uit de hoek van de ECB een groot gevaar voor de economische groei loert.

We moeten inderdaad de vraag stellen of de ECB geen al te restrictief monetair beleid voert en daardoor een groei van 2,5 à 3% onmogelijk maakt. Centraal in deze discussie staat de evolutie van enerzijds de geldhoeveelheid in de euro-economie en anderzijds het nominale inkomen in dat gebied. Het nominale inkomen verandert volgens twee factoren: de inflatie en de reële groei. De geldhoeveelheid op jaarbasis is afhankelijk van de evolutie van de geldhoeveelheid op zich en van de omloopsnelheid (de snelheid waarmee geld in één jaar tijd door het economische circuit stroomt). Op dit ogenblik neemt de beschikbare geldhoeveelheid binnen de eurozone toe met 4% op jaarbasis.

Het nominale inkomen kan in principe niet sneller groeien dan de evolutie van de monetaire massa toelaat. De jaarlijkse inflatie stijgt op dit moment met 2,6%.

Puur mathematisch en mechanistisch bekeken, mogen we uit deze gegevens besluiten dat het monetaire beleid van de ECB geen hogere groei dan 1,4% toelaat. Hoewel we ons niet te veel op deze cijfers mogen verlaten, mag wel worden gesteld dat het huidige ECB-beleid een economische groei van 2% sterk bemoeilijkt en een groei van 3% zo goed als onmogelijk maakt. De ECB, met Otmar Issing als meest onverzettelijke pleitbezorger terzake, verdedigt haar beleid aldus: als lagere rentevoeten een snellere groei van de geldhoeveelheid in de hand werkt, zal dat niet zozeer resulteren in een stijging van de economische groei dan wel in een toename van de inflatie.

Misschien wel, misschien ook niet. De stabilisatie van de olieprijs en de stijging van de euro haalden de voorbije weken behoorlijk wat druk van de inflatieketel. Dat erkent zelfs Issing. Maar de ontwikkelingen inzake looneisen in een aantal eurolanden (waaronder België) houden inderdaad nieuw inflatiepotentieel in. Naar het vroegere Duitse voorbeeld hoopt de ECB met monetaire onverzettelijkheid de vakbonden tot rede te brengen.

In het verleden werd de Amerikaanse centrale bank verschillende malen geconfronteerd met het beleidsdilemma waarmee de ECB nu worstelt. De bank van Alan Greenspan opteerde, ondanks de gespierde anti-inflatieretoriek, uiteindelijk altijd voor een groeiondersteunend beleid. De ECB schuwt duidelijk veel meer de inflatierisico’s. Maar haar argumenten klinken vandaag nog minder overtuigend dan in het verleden.

Johan Van Overtveldt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content