Windstil boven België
Ondanks alle mooie verklaringen van de overheid en Electrabel krijgen milieuvriendelijke zon-, wind- en waterenergie geen kans in ons land. En toch zijn de Europese doelstellingen zonder deze duurzame bronnen niet haalbaar.
Deze week start het eerste energiedebat in Vlaanderen. Achter gesloten deuren bespreekt een parlementaire commissie onder voorzitterschap van SP-kamerlid Robert Voorhamme de inleidende nota van Economieminister Eric Van Rompuy. De inzet is groot : enkele honderden miljarden franken per jaar en een ecologisch leefbare regio.
Maar de basis voor een echt diepgaande discussie ontbreekt. Behalve Electrabel beschikt niemand over precies statistisch materiaal. Ook in het uitrustingsplan van de elektriciteitsmaatschappij die vecht voor het behoud van haar monopoliepositie blijft men bij oude oplossingen zweren : de bouw van vier nieuwe centrales op aardgas en steenkool (100 miljard frank), gekoppeld aan 35 miljard frank investeringen in kernenergie. Slechts 15 van de 271 miljard frank (totale budget) gaat naar warmtekrachtkoppeling. Hoewel studies van de Wereldbank stellen dat alternatieve energie zonder noemenswaardige meerkosten ( nvdr. de verdeling is veel goedkoper) de huidige vraag naar elektriciteit kan opvangen, blijven zon- en windenergie in dit land dode letter.
Bovendien zijn de derde-generatiestatuten van de gemengde intercommunales nefast voor de duurzame ontwikkeling, aldus milieu-econoom Aviel Verbruggen (Ufsia). Verbruggen is voorzitter van het onafhankelijk Studiecentrum Technologie, Energie en Milieu (Stem). Hoe ons land ooit zijn belofte zal waarmaken om tegen 2005 de totale CO2-uitstoot met 5 % terug te dringen in vergelijking met ’90 blijft een groot raadsel. Daarom pleit onderzoeksdirecteur Jan Kretzschmar van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (Vito) voor een systematische inventarisatie van het geïnstalleerd vermogen, een technisch-economische evaluatie van het potentieel en een strategisch overheidsplan voor een duidelijke stap naar hernieuwbare energiebronnen tegen 2005-2010.
GEEN BELGISCH BELEID.
Uit de European Renewable Energy Study van de Europese Commissie (DG XVII, 1994) blijkt dat het aandeel van hernieuwbare bronnen in de primaire energiebehoefte van de Europese Unie zo’n 4 % bedroeg in ’90. In de Verklaring van Madrid, dd. 18 maart ’94, stellen de lidstaten een doelstelling van 15 % tegen 2010 voorop.
Bij ongewijzigd beleid zal het Europees gemiddelde maar stijgen tot 6,3 % in 2010. Daarom heeft DG XVII van de EU-Commissie een Altener-programma ontwikkeld om de alternatieve energie te stimuleren. Dit scenario voorziet in de geleidelijke invoering van een CO2-taks van 10 $ per vat en een elektriciteitsbelasting van 0,07 ecu per kWh tegen de eeuwwisseling. Daarnaast worden de regeringen aangemaand om rationeel energiegebruik (REG) te promoten en fiscale maatregelen te treffen om het gebruik van hernieuwbare bronnen te bevorderen.
Met respectievelijk 1,9 % (elektriciteit) en 1,0 % (warmte) hangt België aan de staart van het peloton (zie ook Trends, 25 april ’96). Duurzame energie uit zon, wind, water en biomassa behelst slechts 0,3 % van de totale productie. In tegenstelling met onze buurlanden (zie kader : Nederlands voorbeeld) zetten de overheid noch de privé-sector stappen om deze situatie fundamenteel te veranderen. Kretzschmar : “Hernieuwbare energie in Vlaanderen is nauwelijks haar kinderschoenen ontgroeid. Het windmolenpark in Zeebrugge produceert wel 8 GWh per jaar, maar dat is weinig meer dan één tienduizendste van de totale elektriciteitsproductie in België. Afvalverbranding met energierecuperatie is een tweede bron (capaciteit van 72 MW, aldus Electrabel, dat begin dit jaar de nieuwe turbines van Indaver in Beveren met een capaciteit van 19 MW kocht). Stortgas wordt slechts op twee plaatsen gevaloriseerd, namelijk in Lier en Pellenberg (800 kW). De Dranco-installatie in Brecht composteert zo’n 10.000 ton per jaar, wat netto 2 GWh biogas oplevert. Naast een paar proefprojecten, staat de grootste fotovoltaïsche installatie (zonne-energie) gekoppeld aan het net in Melle, goed voor 2 MWh per jaar. Biomassa tenslotte is een zo goed als onontgonnen terrein.”
MONOPOLIE VAN ELECTRABEL.
Behalve een gemeenschappelijk wetsvoorstel van Hugo Van Dienderen (Agalev) en Olivier Deleuze (Ecolo), bestaat in ons land nog geen enkel strategisch plan om aan de Europese richtlijnen inzake alternatieve energie te voldoen. Conform de intentieverklaring van de Belgian Academy Council of Applied Sciences (Bacas) stelt de onderzoeksdirecteur van Vito drie gekwantificeerde doelstellingen voor. Primo : een totaal primair energieverbruik van 2000 Petajoule (niveau ’90) in 2005, compatibel met 15 % energiebesparing op basis van een voluntaristische REG-politiek. Secundo : een verbintenis om tegen 2005 ongeveer 100 Petajoule of 5 % van het primair energieverbruik te realiseren op basis van duurzame energie. Tertio : een engagement om van de energieheffingen een significant gedeelte te laten terugvloeien naar energiebesparing (niet louter om de put in de sociale zekerheid te dekken). Kretzschmar : “Hopelijk geeft het energiedebat in de Commissie van het Vlaams parlement een eerste aanzet. Dat zou al een hele krachttoer zijn.”
Ondertussen verankert Electrabel zijn monopolie inzake stroomlevering en -distributie. Zo legt artikel 9.6 van de derde-generatiestatuten de bedrijven, die zichzelf bevoorraden, een regressieve heffing op van 6,25 tot 3,75 %. De opbrengst wordt doorgestort naar de gemengde intercommunales. Verbruikers, die over autonome productiemiddelen beschikken, genieten een vrijstelling. Verbruggen : “Door deze fiscale maatregel hebben gemeenten er financieel belang bij dat ondernemingen bij Electrabel blijven en geen beroep doen op de Europese markt of zelf elektriciteit gaan produceren.” Artikel 10 bepaalt dat de gemengde intercommunales slechts ten belope van een minimaal percentage stroom bij derden mogen kopen, op voorwaarde dat Electrabel zelf niet de behoeften zou kunnen dekken. Verbruggen : “Kleinschalige productie mág dus wel, maar nooit zonder grote broer Electrabel.”
Artikel 30 behandelt de winsten, die onder de aangesloten gemeenten worden verdeeld naargelang van de verkochte kWh. Verbruggen : “Hoe meer kWh, hoe meer winst. Zo bevorder je het rationeel energiegebruik toch niet. Integendeel, hoe meer de klanten verspillen, hoe meer de kassa rinkelt.”
Volgens het ontwerp-uitrustingsplan van Electrabel zijn de voorwaarden om hernieuwbare energieën te ontwikkelen in België niet gunstig omwille van geografische en klimatologische redenen. Daarom beperkt de elektriciteitsmaatschappij zich tot enkele proefprojecten.
Op basis van het Amerikaans regulerings- en planningsconcept Integrated Electricity Resource Planning (IERP) of Least Cost Electricity Planning (LCEP), dat in de Verenigde Staten met succes wordt toegepast, toont Stem echter aan dat in ons land wel degelijk een alternatief potentieel van 4569 tot 7842 GWh per jaar tegen 2010 bestaat, voornamelijk windenergie (2165 tot 3300 GWh/jaar) en de benutting van bio-afvalstromen (2025 tot 4163 GWh/jaar). Voeg daar de warmtekrachtkoppeling (23.800 tot 35.600 GWh/jaar) aan toe en men komt op een totaal van 28.400 tot 43.400 GWh/jaar ( nvdr. het huidig elektriciteitsverbruik bedraagt zo’n 74.000 GWh/jaar). Verbruggen : “Op lange termijn is fotovoltaïsche elektriciteitsproductie, waarvan het technisch potentieel op daken en aan landbouw onttrokken grond op 22.000 GWh/jaar wordt geschat, de meestbelovende optie.”
Stijgende olieprijzen en toenemende milieuvervuiling tasten het keizerrijk van de fossiele brandstoffen aan. In tegenstelling met de transportsector zien de vooruitzichten voor hernieuwbare energie in de elektriciteitsproductie er zeer goed uit, aldus internationale studies. Fotovoltaïsche (FV) cellen en windenergie benaderen het rendement van petroleum of aardgas, maar hebben wel een ecologisch voordeel. Hopelijk zien de Vlaamse beleidsmensen deze evolutie in, en krikken ze het schamele budget van amper 200 miljoen frank, dat het Controlecomité voor de Elektriciteit en Gas (CEG) in zijn jaarverslag ’95 voorziet voor de bevordering van het rationeel energiegebruik (inclusief hernieuwbare energiebronnen), substantieel op.
ERIC POMPEN
ONDERZOEKSDIRECTEUR JAN KRETZSCHMAR (VITO) Tegen 2005-2010 moet de overheid een strategisch plan opstellen in de richting van hernieuwbare energiebronnen.
STEM-VOORZITTER AVIEL VERBRUGGEN (UFSIA) Electrabel verankert naast zijn monopolie ook de klassieke energiebronnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier