Windenergie: rendabel alternatief voor dure olie?
In windenergie zijn nog steeds grote investeringen nodig. Maar op termijn met een mooie return: schone én rendabele stroom. Oh ja, en een lucratieve afbraak van het monopolie van Electrabel. Hoe verhoudt windenergie zich tegenover klassieke energie nu de olie zo duur is?
Bron: Vito
In de jaren zeventig liep hij nog rond in een T-shirt met ‘Kernenergie, ja bedankt’. Vandaag heit Filip Martens, vice-voorzitter van de werkgeversorganisatie Voka Antwerpen, de fundamenten van het grootste Europese windmolenpark op zee: C-Power.
Maar de strijd duurt lang en verloopt woelig. Sinds de start van het project is het wettelijke kader al achtmaal veranderd. Ook lappen de klassieke elektriciteitsproducenten (lees: Electrabel) de verplichting om een minimum aan alternatieve energie aan te bieden, aan hun laars. Van de 21 miljoen euro boete vorig jaar is nog maar een miljoen euro betaald. “Ondanks de valse concurrentie zal windenergie winnen, louter en alleen op economische gronden,” maakt Martens, de directeur van C-Power, zich sterk. “In ons project zitten alle externe kosten, zoals het in de oorspronkelijke staat herstellen van de site, mee in de prijs.”
Windenergie is aan een historische comeback bezig. Joeg de wind van oudsher schepen vooruit en maalde hij het graan, dan schieten nu in de hele wereld windmolens als paddestoelen uit de grond om elektriciteit op te wekken. Het totale geïnstalleerde vermogen in 2004 bedroeg 48.000 megawatt – goed voor de elektriciteitsbehoefte van 50 miljoen huisgezinnen. In dit tijdperk van dure olie en klimaatverandering beschikt windenergie over sterke troeven: de wind op zich is gratis, schoon en onafhankelijk van invoer uit bijvoorbeeld Rusland of Iran.
Maar zonder de nodige overheidssteun (groene stroomcertificaten) zou windenergie nooit van de grond zijn gekomen.
Weggegooid geld?
Volgens Jo Neyens, stafmedewerker van Organisatie Duurzaam Energie (ODE) Vlaanderen, is dat geen subsidie, maar een strategische overheidsmaatregel om investeringen in hernieuwbare energie te stimuleren. “Producenten van windenergie hebben twee bronnen van inkomsten. Ten eerste kunnen ze de geproduceerde stroom verkopen voor 2 à 3 eurocent per kilowattuur. Ten tweede ontvangen ze via de verkoop van hun groene stroomcertificaten een steun van gemiddeld 11 cent per kilowattuur. Die heffing rekenen de leveranciers uiteindelijk door aan de eindgebruiker. Ter vergelijking: de kostprijs van klassieke grijze stroom bedraagt 3 à 4 eurocent per kilowattuur.”
De doelstelling van de Vlaamse regering om tegen 2010 het elektriciteitsverbruik voor 6 % te dekken met groene stroom, zal de consument dus jaarlijks 303 miljoen euro kosten (6 % x 46.000 gigawatt x 11 cent/kilowattuur). Maar volgens de nieuwe omzendbrief zal deze steunmaatregel beperkt blijven tot tien jaar – net voldoende voor de betrokken industrie om rendabel te worden. “Dit duwtje in de rug is nodig om een nieuwe en veelbelovende sector uit de startblokken te krijgen,” zegt Jo Neyens. “Naarmate de technologie ontwikkelt en de markt groeit, zullen tegen 2010 de kosten naar schatting met 30 % dalen tegen 2010.”
Luc Desender, gedelegeerd bestuurder van Electrawinds, bevestigt: “Onze opwekkosten op land bedragen vandaag 6 eurocent per kilowattuur, of 4 eurocent minder dan vijf jaar geleden. Op zee zakken onze variabele kosten nog verder tot de gemiddelde productiekosten van een Steg-centrale (stoom en gas), die op 3 à 3,5 eurocent per kilowattuur geschat worden.”
Bovendien is deze inspanning zinvol, aldus Geert Palmers, gedelegeerd bestuurder van het studiebureau 3E uit Brussel. “Enerzijds maakt hernieuwbare energie ons land minder afhankelijk van de olie-import. Anderzijds zijn in de prijs voor windenergie alle milieu- en herstellingskosten inbegrepen, terwijl dat voor fossiele brandstoffen en kernenergie niet het geval is. Die klassieke bronnen genieten trouwens ook van (in)directe overheidssteun. Volgens UNDP World Energy Assessment hebben alle regeringen samen hen het afgelopen decennium met 250 tot 300 miljard dollar per jaar gesubsidieerd.”
En toen ging de wind liggen
Maar voor de ontwikkeling van windenergie wringt het schoentje in de onstabiliteit van de wetgeving. Daarom pleiten alternatieve energieproducenten voor een minimumprijs van 95 euro per megawatt voor groene stroom gedurende tien jaar – zoals het ontwerp van de Vlaamse omzendbrief voorziet – om potentiële investeerders over de brug te krijgen. De federale regering, die bevoegd is voor wind op zee, heeft dat minimum nog niet op papier gezet.
“Zonder die federale garantie beginnen wij er niet aan,” zegt Filip Martens. “C-Power is niet de Moeder Theresa van de windenergie. We zijn bereid enorme financiële en operationele risico’s te nemen, maar wensen wel juridische zekerheid. Ons samenwerkingsverband tussen Dredging International, Interelectra, het Waals Gewest en Electricité de France investeert 550 miljoen euro in een offshorepark van 250 megawatt op de Thorntonbank, 27 kilometer van Knokke. Als het bedrijf het ingezette kapitaal tegen gemiddeld 8 % wil vergoeden, moet C-Power de groene stroomcertificaten kunnen verkopen voor de huidige marktprijs van 107 euro per megawattuur. De verkoop van certificaten levert 80 à 85 % van onze inkomsten op ( nvdr – de samenleving betaalt met andere woorden de investering in het windmolenpark van C-Power). Met de opbrengst van de elektriciteit zelf – geraamd op 25 euro per megawattuur – kunnen we de onderhouds- en vervangingskosten van het windmolenpark financieren.”
Daarnaast kampen de alternatieve energieproducenten met het onvoorspelbare karakter van de wind. Tekorten of overschotten moeten bij collega’s respectievelijk besteld of geleverd worden en dat zorgt ervoor dat groene stroom op de markt maar één derde tot de helft waard is van stroom uit klassieke bronnen. “Maar daar is een oplossing voor,” zegt Luc Desender van Electrawinds. “Waterstof. Dankzij de huidige technieken van de firma Hydrogen Systems – de firma van Hugo Van de Borre, vice-CEO van het beursgenoteerde Stuart Energy (Canada) – kan je de overtollige kilowatturen opslaan in buffertanken. Bovendien ligt onze kostprijs van windmolens op land (61 euro per megawattuur) al heel dicht bij de huidige APX-waarde. De prijs voor grijze stroom op de Nederlandse stroombeurs bedroeg afgelopen zomer gemiddeld 40 à 50 euro per megawattuur.”
De afhankelijkheid van groene stroomcertificaten en onbekende factoren – zoals het rendement en de onderhoudskosten op zee – maken een schatting van de finale eindafrekening zeer moeilijk. Volgens de jongste studie van The Belgian Science Policy schommelt de kostprijs van windenergie op zee vandaag tussen 65 à 88 euro per megawattuur. De gemiddelde vergoeding voor conventionele stroom bedraagt 30 à 40 euro per megawattuur. In deze kostprijs voor elektriciteit zijn nog niet de milieu- en gezondheidskosten verrekend, maar het is onbegonnen werk om die precies te becijferen. De prijs om een ton CO2 uit te stoten wordt wel door de markt gewaardeerd. Bij een prijs van 20 euro per ton CO2 komt er bij de kosten van een megawattuur uit een Steg-centrale 8 euro bij en bij een megawattuur uit een kolencentrale komt er 18 euro bij. Windenergie brengt een pak minder van deze externe kosten mee, maar dat volstaat niet om de hogere gewone kosten te recupereren.
Schaarse locaties
In theorie is de beste locatie voor windmolens daarom pal op de dijk van Knokke, Blankenberge, Oostende of Nieuwpoort. Dan wordt het beste van twee werelden gecombineerd. “Een windmolen aan de kust kan, rekening houdend met de baten van de milieuvoordelen, de concurrentie aan met een conventionele centrale,” zegt Marc Draeck van de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie van de Vlaamse Gemeenschap. Windmolens aan de kust, en zeker de mastodonten van de jongste generatie, zijn echter ondenkbaar. Om dezelfde redenen zijn geschikte locaties op land heel schaars. De Antwerpse haven is één van die plekken en Nuon bouwt op de Kabeljauwpolder de eerste fase van een groot windmolenpark (100 megawatt), een investering van 100 miljoen euro.
Maar voor grootschalige productie van windenergie is België veroordeeld om de Noordzee op te trekken. Uit de studie van The Belgian Science Policy blijkt dat als de geschikte ruimte op het Belgische Continentaal Plat zou gebruikt worden voor één groot windmolenpark, er een vermogen van 21 gigawatt gebouwd kan worden ( nvdr – in België staat nu ongeveer 15 gigawatt opgesteld). Daarmee kan bijna het hele land van stroom voorzien worden. Door het maximum van veertig kilometer ver en twintig meter (anders te duur) diep, is dit potentieel beperkt tot 10 %, goed voor 6 % van elektriciteitsverbruik in België in 2015.
Vlaams minister van Energie Kris Peeters (CD&V) noemde windenergie vorig jaar daarom een hype. De minister kreeg een molenwiekende groene lobby over zich heen, die echter ook niet aarzelt om de nadelen van windmolens in de verf te zetten. Filip Martens: “Ik ben een koele en rationele minnaar van windenergie. Voor 6 % hernieuwbare energie in 2010 kan 2 % van windenergie komen, waarvan de helft op zee en de helft op het land. Ik zou een gat in de lucht springen als de federale regering ons dezelfde rechtszekerheid zou bieden als de Vlaamse.”
Eens de windmolens er staan, en vooral het windmolenpark op de Thorntonbank, zal deze stroom wel de markt beïnvloeden en het productiemonopolie van Electrabel aantasten. “Ons park zal op volle sterkte de helft van de dalproductie van niet-Electrabel-installaties kunnen vervangen,” zegt Martens. En als de wind blaast en de molens draaien, is dat de eerste elektriciteit die verbruikt wordt en de laatste die afgeschakeld wordt. De keuze om op korte termijn een bepaalde beschikbare manier van opwekking aan te spreken, is immers enkel nog afhankelijk van de marginale kost (vooral de brandstofkost) om die energie op te wekken. De investering is gedaan en beïnvloedt die keuze niet meer. Die marginale kost van windenergie is heel laag en dat betekent dat elke megawatt die wind produceert, een megawatt van een andere centrale vervangt. Aangezien deze installaties in hoofdzaak eigendom van Electrabel zijn, vreten de windmolens diens productiemonopolie aan.
“Wie op termijn zijn economische slagkracht wil vergroten en competitief voordeel wil halen uit zijn autonomie, investeert dus in windenergie,” besluit Luc Desender. “Duitsland heeft deze boodschap al begrepen. Onze oosterburen mikken op 50 % groene stroom tegen 2025. Met 300.000 werknemers in de alternatieve energie staan ze nu al aan de top.”
Eric Pompen Daan Killemaes
In theorie is de beste locatie voor windmolens pal op de dijk van Knokke, Blankenberge, Oostende of Nieuwpoort.
Wereldwijd voorziet windenergie in de elektriciteitsbehoefte van 50 miljoen huisgezinnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier