Wil de echte kartelkraker nu opstaan?

Een van de grootste erfenissen van de regering van Bill Clinton is de heropleving van een agressieve antitrustpolitiek. De vraag is of zijn opvolger dit beleid zal voortzetten. En vooral: wordt de consument er zo veel beter van?

M icrosoft is niet alleen de onderneming met de grootste marktkapitalisatie ter wereld, het softwarebedrijf is ook hét symbool van de dynamische Amerikaanse nieuwe economie. In maart, toen de Nasdaq stokte, werd duidelijk dat die reus een concurrent was tegengekomen die het noch op juridische noch op enige andere wijze kon verpletteren: het Amerikaanse ministerie van Justitie. De nederlaag die Microsoft in de rechtszaal leed, was misschien niet de enige aanleiding voor de nervositeit die ontstond rond de vooruitzichten voor de technologieaandelen. Het richtte echter wel de aandacht van Amerika’s meest zenuwachtige klasse, de beleggers, op een risico waarvan velen hadden gehoopt dat het tijdens het bewind van Ronald Reagan voorgoed was begraven: antitrust.

Hoe alomtegenwoordig antitrustacties zijn geworden, blijkt uit een rapport van de Federal Trade Commission ( FTC), een andere antitrustautoriteit, en het ministerie van Justitie over hun activiteiten in 1999. De arm van Justitie reikte tot in sectoren als reclameborden, schoolboeken, vuilnisophaling en radiostations. De FTC liet zich niet onbetuigd en trof onder meer begrafenisondernemers en pijplijnfabrikanten.

De fusies die er uiteindelijk toch doorkomen, doen dat veelal in een gewijzigde vorm. JDS Uniphase kreeg de toelating om E-Tek over te nemen, maar op voorwaarde dat het zijn rechten om geavanceerde glasvezelcomponenten te kopen zou opgeven. Banken, afvalophalers en telefoonmaatschappijen mochten overnames enkel doorvoeren als ze van bepaalde activa afstand deden. Intel moest de chiptechnologie die het van Digital Equipment had ingepikt, delen met Advanced Micro Devices en Samsung. Medicamentenmaker Roche mocht Courage alleen overnemen nadat het ermee akkoord ging om onderzoek op het vlak van gesofistikeerde hartmedicijnen vrij te geven.

Voor drie jaar de nor in

De ‘trustbusters’ Joel Klein van het ministerie van Justitie en Robert Pitofsky van de FTC wijzen erop dat het percentage van de fusies waarop ze meer dan een vluchtige blik werpen slechts 2% bedraagt en nog zakt. Maar dat is misleidend. Het jaarlijkse aantal fusies is naar bijna 5000 gestegen, meer dan het dubbele van tien jaar geleden. Heel wat fusies worden tegenwoordig aan een initieel onderzoek onderworpen, ook al gelooft niemand dat ze een bedreiging voor de mededinging vormen. In 1976 keurde het Amerikaanse Congres een wet goed waardoor elke fusie die meer dan 15 miljoen dollar waard is, aan de FTC of Justitie moet worden voorgelegd. Dat bedrag werd bewust gekozen om enkel de vijftien grootste overeenkomsten te omvatten. Tegen 1999 was zo’n 70% van de voorgelegde fusies minder dan 100 miljoen dollar waard, een bedrag dat heel wat investeringsbanken onvoldoende voor een beursgang zouden vinden.

Andere cijfers wijzen nog duidelijker op een heropleving van de antitrustactiviteiten. De strafrechtelijke boetes die door Justitie zijn geïnd, zijn gestegen van 27 miljoen dollar in 1996 tot 1,1 miljard dollar in 1999. Het personeel van de antitrustarm van Justitie, die tijdens het Reagan-tijdperk werd teruggeschroefd van 1000 naar 500, is nu opnieuw opgeklommen naar 800 – en dat geeft slechts een deel van de ware aangroei weer, omdat het ministerie steeds vaker grote zaken uitbesteedt aan privé-advocatenkantoren. In de voorbije drie jaar werden meer fusies tegengehouden dan tijdens de hele Reagan-periode. Mylan Laboratories, een geneesmiddelenproducent, krijgt van de FTC een boete van 100 miljoen dollar, vijf keer meer dan wat de FTC totnogtoe ooit heeft opgelegd. Een van de directeurs bij Archer Daniels Midland, draait voor drie jaar de nor in, ook al een record.

Wat is ‘concurrentieel’?

Volgens Klein is de recente heropleving van antitrustactiviteiten voornamelijk het gevolg van vier trends: deregulering, een stroom van fusies, globalisering en technologische veranderingen. Nog niet zo lang geleden legden grote bureaucratische instellingen op staats- en federaal niveau de tarieven vast voor nutsbedrijven die elektriciteit, telefoonlijnen en zelfs vliegreizen aanleverden. Het aantal radio- en televisiestations dat elke afzonderlijke onderneming mocht bezitten, was beperkt. Al die controles zijn nu weggevallen en alleen de marktkrachten zijn overgebleven. Dat betekent dat het aan de antitrustautoriteiten is, zo voert Klein aan, om ervoor te zorgen dat de markten voldoende concurrentieel zijn.

Voor de trustbusters bestaat de grootste moeilijkheid erin om uit te maken of een markt al dan niet (voldoende) concurrentieel is. De traditionele juridische definitie van marktinvloed, die vooral oog heeft voor het aantal significante bedrijven binnen een bepaalde sector, wordt met steeds meer scepsis bekeken door de economen. Zij geven er de voorkeur aan om na te gaan hoe gemakkelijk het is voor efficiënte nieuwe bedrijven om toegang te krijgen tot de markt. De Herfindahl-Hirschmann-index, die de concentratiegraad in een sector meet door de marktaandelen van de bedrijven uit de sector te kwadrateren en vervolgens op te tellen, wordt tegenwoordig grotendeels als irrelevant van de hand gewezen, tenzij dan als een voorafgaand doorlichtingsinstrument. Antitrustadvocaten hechten er echter nog altijd veel belang aan.

Het gemak en de waarschijnlijkheid van nieuwe toetredingen tot de markt houdt onvermijdelijk een vorm van speculatie in, vooral over hoe de marktstructuren in de loop van de tijd zullen wijzigen. Zo gebeuren nieuwe toetredingen doorgaans omdat de ingeburgerde ondernemingen meer winst maken dan nodig is om in de markt te blijven. Het is die waarneming van overtollige winsten die uiteindelijk nieuwe concurrenten aantrekt.

Heel wat markten die in het oog worden gehouden zijn voldoende klein opdat een andere onderneming zou kunnen toetreden wanneer er serieuze monopoliewinsten zouden worden behaald. Onlangs werd de fusie van twee van de drie grootste fabrikanten van babyvoeding geblokkeerd. Maar Wal-Mart, om maar een voorbeeld te noemen, maakt nu al zijn eigen softdrinks. Kan appelmoes dan zoveel moeilijker zijn?

Evenmin bestaan er grote, voor de hand liggende hinderpalen voor een ondernemer om bijvoorbeeld een supermarkt te openen, of voor een bank om een geldautomaat in een winkel op te stellen. Lokale radiostations hebben te maken met intense mededinging, niet het minst van concurrenten die programma’s via het internet aanbieden. De luchtvaartsector, die het voorwerp uitmaakt van heel wat antitrustacties, staat bekend om zijn povere winstgevendheid en dat is toch nauwelijks een kenmerk van machtsmisbruik op de markt. De zaak tegen MasterCard en Visa, die actief zijn in de blijkbaar erg concurrentiële sector van de kredietkaarten, zou wel eens kunnen leiden tot een fout die in de jaren zestig wel meer werd gemaakt: niet de concurrentie maar een bepaalde concurrent wordt beschermd, in dit geval American Express.

Schade aan de consument

In de voorbije twee jaar werden twee grote fusies in de oliesector aangevochten: Exxon/Mobil en BP/Amoco. Ze mochten slechts doorgang vinden nadat er een boel toegevingen waren gedaan, waaronder een massale afstoting van benzinestations. Jaren geleden kan dat van belang geweest zijn voor de vrijwaring van de concurrentie. In het recente verleden zijn echter een heleboel benzinepompen opgedoken voor winkels, die ze veeleer aanwenden als een lokmiddel om dure chips en snoep te verkopen aan afgematte automobilisten.

Een andere fusie tussen BP Amoco en Arco werd betwist omdat beide bedrijven over aanzienlijke reserves in Alaska beschikten en BP zijn macht op de markt had gebruikt om “de prijzen aan de westkust hoog te houden door ruwe olie uit te voeren naar het Verre Oosten.”

Die conclusie lijkt te wijzen op een zekere vooringenomenheid tegen de handel en, misschien nog eigenaardiger, op de veronderstelling dat de olieprijzen niet op een wereldwijde basis worden gevormd.

De FTC stelde onlangs ook de eerste vervolging in jaren in krachtens de Robinson-Patman-wet aangaande prijsdiscriminatie. Na een onderzoek dat vier jaar duurde en in maart werd afgesloten, kwam men tot de bevinding dat McCormick, een reusachtig specerijenbedrijf, producten via veilingen goedkoper verkocht aan grote kruideniersketens dan aan andere winkels. Uiteindelijk beloofde de onderneming niet langer een onderscheid te maken tussen de winkels, wat – paradoxaal genoeg – zou kunnen leiden tot hogere specerijprijzen voor vele consumenten.

Nieuwe economie, oude regels

De grootste vraag voor de toekomst is naar alle waarschijnlijkheid welke rol kartelbestrijding te spelen heeft in technologische innovatiesectoren. Het geval Microsoft was van doorslaggevend belang om aan te tonen dat antitrust een rol te spelen heeft in de nieuwe economie. Maar het bepaald monsterachtige gedrag van Microsoft om de vernieuwingsdrang bij zijn rivalen te fnuiken, maakte het eerder tot een zaak van de oude dan de nieuwe economie. In heel wat andere gevallen die betrekking hebben op nieuwe technologieën kan een tijdelijk monopolie een essentieel onderdeel vormen van de vernieuwing.

De Amerikaanse minister van Financiën, Larry Summers, voerde in een recente toespraak aan dat de zoektocht naar monopolistische macht “de centrale aandrijfkracht van de nieuwe economie” kan worden. We horen daarin een echo van argumenten die lang geleden al werden aangedragen door een andere econoom, Joseph Schumpeter.

In dat nieuwe-economiemodel is het waarschijnlijk dat inefficiënte monopolies niet lang zullen overleven, in tegenstelling tot de monopolies in de oude economie. Omdat technologieën zoals software voorafgaandelijk enorme vaste investeringen vergen en slechts verwaarloosbaar kleine marginale kosten meebrengen, is het hoogst onwaarschijnlijk dat concurrentie zal leiden tot de vorming van ‘broze monopolies’, waarbij individuele ondernemingen bepaalde segmenten voor een tijdje domineren tot ze door rivalen ten val worden gebracht.

Zijn in een dergelijke wereld de antitrustambtenaren beter gewapend om de evolutie van de marktstructuren te voorspellen dan de mensen die ermee werken? Een voorbeeld van de moeilijkheden die daarmee gepaard gaan, werd geboden toen de Clinton-administratie pas aan de macht was gekomen. Als onderdeel voor een regeling die hen toeliet te fuseren, moesten Borland en Ashton-Tate ermee ophouden copyrights af te dwingen op het uitzicht en het ‘aanvoelen’ van hun softwareprogramma’s. Dat liet een nieuwe concurrent toe om de markt te betreden en vervolgens te domineren: Microsoft.

Antitrust, pro groei

Een voor de hand liggende moeilijkheid om kartelvorming aan te tonen, is dat niemand kan zeggen hoe de economie zich zou hebben ontwikkeld zonder. Het is opvallend dat de Amerikaanse markten over het algemeen meer concurrentieel zijn dan die in landen zonder antitrustwetten. George Bittlingmayer, een econoom aan de business school van de universiteit van Kansas, wijst er dan weer op dat perioden van agressieve antitrustactiviteit in de Verenigde Staten, gaande van de aanvallen op de ‘roofbaronnen’ aan het begin van de 20ste eeuw tot de jaren zestig en zeventig, vaak in verband werd gebracht met zwakke economische prestaties en een gedempt beursklimaat. Daartegenover staat dat perioden van lichte antitrustactiviteit, zoals in de jaren twintig en tachtig, tevens periodes van forse groei, innovatie en uit de pan rijzende aandelenprijzen waren. Te oordelen naar de schitterende prestaties van de Amerikaanse economie en aandelenmarkt tijdens deze ambtstermijn, heeft het er alle schijn van dat het enthousiaste kartelkraken van de Clinton-administratie eerder goedaardig was – tot voor kort tenminste.

Het is moeilijk aanwijsbaar hoeveel de consumenten van de ontmanteling van trusts hebben gewonnen of verloren, maar één groep heeft er duidelijk baat bij gehad: de advocaten en economen die fortuinen verdienen aan de rechtszaken. David Boies, de leidinggevende advocaat in de Microsoft-zaak, heeft dankzij zijn prestaties een groot advocatenkantoor kunnen uitbouwen. Intussen zijn oudere advocatenkantoren druk bezig om hun antitrustafdelingen uit te breiden.

Snelle procedures

De markt verandert vaak snel, net als de interne dynamiek van de ondernemingen. Het is dan ook erg nuttig om te kunnen beschikken over snelle juridische procedures om de onzekerheid te minimaliseren en ervoor te zorgen dat antitrustzaken niet zo lang in de rechtbanken blijven rondhangen dat tegen de tijd dat ze hun eindconclusie bereiken, de oorspronkelijke inbreuk al lang achterhaald is. Europa komt gewoonlijk sneller tot antitrustbeslissingen, vooral door dergelijke zaken buiten de rechtbanken te houden. Maar, zoals Klein en anderen hebben gezegd, wijst het risico op uiteenlopende standpunten tussen trustbusters overal ter wereld ook op de noodzaak van een betere coördinatie.

Zowel voor- als tegenstanders zeggen dat de grootste weerslag van de antitrustbeweging schuilt in de overeenkomsten die geen doorgang vinden. Critici zeggen dat de gerechtskosten en zakelijke risico’s die met antitrust gepaard gaan, de zakenlui ervan zouden kunnen weerhouden om iets nieuws uit te proberen waarmee ze eventueel in moeilijkheden kunnen geraken. Met als resultaat dat heel wat heilzame activiteiten geen doorgang vinden. Van zijn kant is Klein dan weer vol lof over het feit dat sommige overeenkomsten het niet hebben gehaald dankzij de regelgevers. Hij kan zich best voorstellen dat zonder antitrustactie de luchtvaartindustrie zou worden geconsolideerd tot één enkele maatschappij, of dat Boeing zou fuseren met Airbus, en nog een heleboel andere overeenkomsten die de consumenten duidelijk zouden benadelen. Daar zit wel iets in, maar er bestaat ook een gevaar dat antitrustambtenaren te veel hooi op de vork nemen en zich te veel beginnen te bemoeien. Daarin het juiste evenwicht vinden is de cruciale uitdaging voor de nieuwe Amerikaanse president, wie dat ook moge wezen.

The Economist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content