‘WIJ ZIJN NET MELKVEEBOEREN’

STEFAN HERTMANS EN LIZE SPIT "Dat mijn boek een succes is, maakt me niet per se gelukkiger." © FRANKY VERDICKT

Maak een ander zijn rekening niet, wil het gezegde. Voor wie de verkoopcijfers van de boeken van bestsellerauteurs Lize Spit en Stefan Hertmans kent, is de verleiding groot dat toch te doen. “Mensen moeten daarom beseffen hoeveel je moet investeren in een boek.”

Op de dag dat we afspreken met Stefan Hertmans en Lize Spit in een Brussels café, is het Spits achtentwintigste verjaardag. Ze zal straks terugkeren naar haar appartement, daar met haar vrienden in een kring gaan zitten en zelfgebakken taart eten. Zo doet ze het elk jaar. De ontmoeting begint met het afgeven van een notitieboekje in een zilveren geschenkverpakking en eindigt bijna twee uur later met een glas rosé en een glas blonde Leffe die op de vloer in scherven uiteenspatten. Maar het is geen verhitte discussie die de glazen de strijd met de zwaartekracht doet verliezen.

Het gesprek start met een minder feestelijk onderwerp: boekhouden. “Vroeger deed ik dat nog zelf”, vertelt Hertmans als hij bij aankomst hoort dat Spit en de fotograaf toevallig vennootschapsvormen vergelijken. “Tot ik een schrijfbeurs van 200.000 frank kreeg. Netto, hadden ze me bij het ministerie van Cultuur verzekerd. De belastingcontroleur dacht er anders over. Ik heb het bedrag later integraal moeten terugbetalen. Om dat te kunnen, moest ik mijn wagen verkopen en schulden maken.”

Spit knikt. “Geld is niet het belangrijkste in het leven, maar je kunt er maar beter niet achteloos mee omgaan. Als schrijver moet je ook zakelijk ingesteld zijn.” Hertmans beaamt. “Je hebt geld nodig om tijd te kopen om opnieuw te kunnen schrijven. Dat lukt tegenwoordig veel beter dan vroeger. Ach, opa vertelt.”

Het is nog maar de tweede keer dat Lize Spit en Stefan Hertmans elkaar ontmoeten. Op papier komen ze elkaar vaker tegen. Wanneer ze elkaar afwisselen bovenaan op de lijst van de bestverkopende fictieauteurs bijvoorbeeld. Hertmans (65) brak in 2013 helemaal door bij het grote publiek met Oorlog en terpentijn. Van het boek zijn 230.000 exemplaren verkocht. De opvolger, De bekeerlinge, die in oktober verscheen, zit al aan 42.000 stuks. Van Het smelt, het debuut van Spit, gingen zo’n 110.000 exemplaren over de toonbank. Op de jongste Boekenbeurs moest ze alleen tv-kok Jeroen Meus laten voorgaan in de rangschikking van de bestverkopende auteurs.

“Ik dacht eigenlijk dat de meeste mensen die het boek wilden lezen, het wel al hadden, en dat het niet zo veel meer zou verkopen op de Boekenbeurs”, zegt Spit. Aan de signeertafel merkte ze dat mensen die andere jaren pakweg een sciencefictionboek kochten, nu voor Het smelt kozen. “Er is een grote kans dat die mensen teleurgesteld zijn als ze gewoon zijn een ander genre te lezen, maar dat kon ik hen toch niet zeggen? Bij tieners vraag ik weleens naar hun leeftijd. Wie heel jong is, moet mijn boek maar beter niet lezen.”

Dat het contrast tussen haar harde debuut en de gevoelige Spit zo groot is, is volgens haar mogelijk een van de succesfactoren. “Elk boek moet een haakje hebben. Dat was het mijne. Mocht ik een vijftigjarige norse man zijn, dan hadden de media of de uitgeverij wellicht een ander haakje gekozen.”

Het geraamte voor de opvolger van haar debuut hoopt Spit komend voorjaar op te zetten. Hertmans werkt ondertussen aan het boek dat een inmiddels overleden vriend schreef en achteraf vernietigde. Of het niet verschrikkelijk moeilijk is zo’n boek te reconstrueren, wil Spit weten. “Het is zoals een fresco waarvan hele stukken zijn afgevreten”, antwoordt Hertmans. “Je ziet wel nog waar de lijnen lopen en die kun je in je verbeelding aanvullen. Zo deed ik het tijdens het schrijven van mijn vorige twee boeken ook.”

Is dat het haakje dat u sinds het schrijven van Oorlog en terpentijn hebt gevonden?

STEFAN HERTMANS. “Zo’n haakje kun je niet zelf verzinnen. Probeer je dat toch, dan kun je je verbeelding niet even efficiënt kanaliseren. Je kunt je dan veel minder openzetten voor wendingen die in je boek sluipen. Wie van alles wil vastleggen nog voordat hij aan het schrijven gaat, staat niet meer open voor de onverwachte effecten van het schrijven zelf.”

Sommigen concluderen toch dat u de marketingtrucs nu beter beheerst.

HERTMANS. “Dat wordt gesuggereerd, ja, maar ik zou niet louter voor het geld of het succes kunnen schrijven. Voordat ik mijn eerste boek publiceerde, noteerde ik een kleine tien jaar lang alles gewoon op kladpapier. Elke avond, meestal met een jointje erbij. Heerlijk. Ik dacht zo’n boek te maken van vele duizenden bladzijden, of iets in tien delen: Proza 1, 2, 3. Het was de tijd van het experiment. Een bulkboek van mijn leven, daar droomde ik van. Ik zag die tien delen in gedachten al staan. Allemaal donkerblauw” (lacht).

LIZE SPIT. “Met een linnen kaft?”

HERTMANS. “Ja, natuurlijk, maar ik had eigenlijk geen drang om te publiceren. Ik wilde alleen maar schrijven.”

Als u die boeken al in uw boekenkast zag staan, voelde u toch wel de drang om te publiceren?

HERTMANS. “Ik heb heel lang gezegd dat ik maar één exemplaar wilde. Ik wilde het schrijven louter voor mezelf materialiseren.”

SPIT. “Dat is bij mij toch anders. Als kind hield ik nog een dagboek bij, daarna nooit meer. Ik schrijf niets dat alleen voor mezelf is. Ik heb het gewoon nodig te weten dat er ergens een plekje is voor mijn werk, dat er minstens één lezer zal zijn. Al dacht ik natuurlijk niet vooraf dat mijn boek in minstens 100.000 kasten moest staan.”

HERTMANS. “Toen ik van Meulenhoff naar De Bezige Bij overstapte, heb ik zelfs nog gezegd dat ik twee dingen wilde: dat ik alles kon doen wat ik wilde en dat de uitgeverij zich ermee moest verzoenen dat ze aan mij geen geld zou verdienen.”

De droom van elke uitgeverij.

SPIT. “Als debutant kun je natuurlijk niet met die houding bij een uitgeverij binnenwandelen.”

HERTMANS. “Toen ik in de jaren zeventig startte bij uitgeverij Meulenhoff zei ik daar toch ook meteen dat ze van mij niet rijk zouden worden. ‘Wij worden wel rijk van andere auteurs, zoals Adriaan van Dis. Jij moet gewoon je ding doen’, was de reactie. Een goede uitgever heeft tenslotte zijn kweekvijver nodig.”

SPIT. “Er zijn toch genoeg uitgeverijen die zoeken naar succesverhalen en niet met de auteur voortgaan als het boek niet goed verkoopt. Als je bij zo’n verkeerde uitgeverij debuteert en je voldoet niet aan de verwachtingen, zul je misschien nooit nog het zelfvertrouwen vinden om een tweede boek te maken.”

HERTMANS. “Voor een auteur van jouw generatie lijkt het me daarom fijn om bij Das Mag te zitten, zoals jij hebt gedaan. Was ik jonger, dan zou ik misschien ook voor zo’n jonge uitgeverij kiezen. Nu zit ik goed bij De Bezige Bij, al heb ik enkele jaren geleden getwijfeld om een buitenlandse agent te nemen. Marijke Nagtegaal, de rechtenmanager van De Bezige Bij, gaat echter zo professioneel met mijn werk om dat het alleen maar nadelig was geweest om via een agent te werken.

“Zo’n agent neemt natuurlijk een hap uit je royalty’s en uit het budget van de uitgeverij. Je werkt er dus het beste niet mee samen. Als je dat in Amerika vertelt, bekijken ze je alsof je van Mars komt. Daar heeft elke auteur een agent, terwijl uitgeverijen zo’n samenwerking hier aanvoelen als een vertrouwensbreuk.”

SPIT. “Godzijdank leeft die cultuur van samenwerken met agenten hier niet, want bij zulke agenten draait het voornamelijk om geld. Tien jaar de tijd nemen om te schrijven en goede boeken te publiceren zit er dan niet meer in. Je moet als auteur tenslotte geld opbrengen voor die agent.”

U nam nochtans wel een agent in de arm.

SPIT. “Ja, ik was zelf al lang in gesprek met uitgeverijen toen ik een contract tekende met Sebes & Bisseling. Zij wilden een veiling organiseren nog voordat ik iets had geschreven, maar op die manier wilde ik helemaal niet bij een uitgeverij belanden. Ik heb het contract dus opgezegd nog voordat die agenten iets van mij konden lezen. Ze zullen achteraf wel hebben gevloekt, want anders hadden ze waarschijnlijk goed aan mij verdiend. Ik had zelf alle contacten met uitgeverijen gelegd, maar zij zouden toch 20 procent van mijn royalty’s krijgen.”

HERTMANS. “En onze royalty’s bedragen al maar 15 procent van de verkoopprijs. Schrijvers zijn grondstofproducenten, hé. Wij zijn zoals melkveeboeren: wij produceren de grondstof en krijgen er niet al te veel voor, omdat we deel uitmaken van een veel grotere machine.”

Waarom die machine dan niet achterlaten en in eigen beheer uitgeven? U bent nu toch een merk.

HERTMANS. “Stel je dat nu eens voor met die 100.000 exemplaren van Lize. Weet je hoeveel boeken in een bestelwagen kunnen? Duizend maximaal, als het een grote bestelwagen is. Je moet dus minstens honderd bestelwagens vullen en besturen. Ga je dat zelf doen? En waar ga je al die kubieke meters boeken stockeren? Zodra je een grote oplage hebt, heb je als schrijver die enorme machine achter je gewoon nodig.”

SPIT. “Het is ook gewoon fijn niet alleen te staan in het schrijf- en het uitgeefproces. Een uitgeverij steekt veel energie en liefde in je boek. Dan moet je als auteur ook loyaal zijn en zo’n uitgeverij niet uitwuiven zodra het goed gaat. Das Mag zal dat omgekeerd ook niet doen als mijn volgende boek geen succes wordt. Daar ben ik heel zeker van.”

Als mensen de prijs van uw boek kennen, weten hoeveel boeken u verkoopt en horen dat u 15 procent royalty’s krijgt…

SPIT. “Dan gaan ze zelf rekenen, natuurlijk. Ik krijg zo’n 3,5 euro per verkocht boek.”

HERTMANS. “Je moet die cijfers toch kunnen plaatsen. Mij gaat het voor de wind, om het zacht uit te drukken. Maar als ik alle investeringen die ik heb gedaan voor het schrijverschap optel, dan verdiende ik verspreid over mijn leven toch maar een goede dienstencheque per uur. Je mag niet vergeten dat ik jarenlang maar tweeduizend à drieduizend exemplaren van mijn boeken heb verkocht. Terwijl ik wel uren en uren schreef, onderzoek deed en reisde voor mijn boeken.

“Let op, ik zeur daar niet over, maar mensen beseffen niet hoeveel je moet investeren in een boek. Ik vraag hen daarom vaak hoeveel tijd het vergt om alleen maar neer te schrijven dat ‘de strijkkwartetten van Beethoven donkerder zijn dan die van Mozart’. Die ene zin kost je de aankoop van de verzamelde strijkkwartetten van Mozart en van Beethoven, én de uren om ernaar te luisteren.”

Uit een snelle berekening blijkt dat de verkoop van Het smelt voorlopig zo’n 75 euro bruto per uur oplevert.

SPIT. “Dat is nog niet belachelijk veel. Het is minder dan wat ik mijn boekhouder per uur betaal. Al is het meer dan ik had verwacht. Er waren jaren dat ik in totaal amper 7000 euro verdiende en ik was daar best al aan gewend. Ik dacht dan ook dat het nooit zou veranderen. De week nadat ik klaar was met het schrijven van Het smelt, ben ik daarom gaan solliciteren om les te geven. Dat doe ik nu halftijds, zodat ik later tenminste een pensioen heb. Het geeft toch enige zekerheid.”

HERTMANS. “Ik had ook altijd het gevoel dat het feit dat ik ook lesgaf mij vrijheid gaf om te schrijven wat ik wilde.”

Was het grote succes toch niet vroeger gekomen als u zich sneller alleen op het schrijven had toegelegd?

HERTMANS. “Dat is een pijnlijke vraag. Peter Verhelst zei me jaren geleden al dat ik niet bang hoefde te zijn om mijn vaste inkomen te verliezen, want dat ik veel meer zou verdienen als ik zou stoppen met lesgeven. Ik durfde dat toen toch niet, omdat ik de boel draaiend moest houden. Ik was amper een week opgehouden met lesgeven, toen ik begon te lezen in de cahiers van mijn grootvader, die de basis vormden voor Oorlog en terpentijn. Ik wist meteen dat ik dat boek niet had kunnen schrijven als ik nog had lesgegeven. Als ik het opnieuw kon doen, zou ik dus veel vroeger voltijds schrijver worden.”

SPIT. “Ik werkte twee jaar lang halftijds als verkoopster van zwangerschapskledij, hier vlakbij in de Dansaertstraat. Het lukte me in die periode maar niet om aan schrijven toe te komen. Op woensdag, vrijdag en zondag was ik vrij, maar ik had telkens die hele dag nodig om los te komen van het idee dat ik een verkoopster was en geen schrijver. Ik geloofde niet meer in mezelf. Overdag hielp ik dan mensen die ik bewonderde, zoals Fien Troch, bij het kopen van een zwangerschapsbroek. ‘s Avonds was ik daar diep ongelukkig over. Al dacht ik wel: ‘Wacht maar, ik schrijf nog weleens een boek over die winkel’ (lacht).

“Zodra ik aan mijn volgende boek start, ga ik het lesgeven dus afbouwen. Dat boek schrijven wordt hoe dan ook lastig. Ik moet nu tonen dat ik het écht kan. Al blijft het vreemd dat ik het nu ineens al heb, dat waar ik altijd naar wilde streven. Dat ene dat ik mijn hele leven al wilde.”

HERTMANS. “Jouw hele leven? Je komt pas kijken. Voel jij die druk dan? Je hebt Das Mag natuurlijk groot gemaakt, of toch financieel.”

SPIT. “Dat is waar, maar ik voel van niemand meer druk dan van mezelf.”

HERTMANS. “Dat is een perfect antwoord.”

Er is nochtans ook druk van buitenaf. Een fictiebestseller kan voor een boekhandel mee het verschil maken tussen een slecht of een aanvaardbaar jaarresultaat.

SPIT. “Ik vraag me toch af of mensen nu meer boeken kopen omdat Het smelt op de markt is. Zouden ze anders niet gewoon een ander boek hebben aangeschaft? Daardoor stel ik me natuurlijk ook een andere vraag: wordt de omzet van andere schrijvers kleiner doordat mijn boek zo’n succes is? Ik ga er maar van uit dat er jaloezie heerst. Zelfverzekerder word ik daar niet van, integendeel. Bij die hoge verkoopcijfers voel ik me al ongemakkelijk, want daardoor lijkt de waarde van mijn boek gedevalueerd. Mensen zullen wel vinden dat ik iets heel populistisch heb gemaakt, denk ik dan. Ik was bijvoorbeeld een beetje bang dat Stefan er ook zo over zou denken. Onderweg naar hier was ik daarom nog niet helemaal zeker of ik dit gesprek wel zou aandurven. Dat mijn boek zo’n succes is, maakt me dus niet per se gelukkiger.”

HERTMANS. “Jij bent met een schone lei begonnen, waardoor anderen je van in het begin kunnen verfoeien of ophemelen. Zelf deugde ik eerst niet omdat ik een intellectueel was die niet wilde verkopen. Nu hoor ik hier en daar dat ik te veel verkoop en dus zogezegd geen intellectueel meer ben. Weet je, het was een beetje een opluchting toen ik hoorde dat Oorlog en terpentijn onlangs niet opnieuw op het nummer één eindigde in de Prachtige 80. Voor je het weet, maakt dat de een of andere scribent nijdig, terwijl zulke lijstjes toch altijd een beetje willekeur zijn. Dat besef ik zelf ook wel.”

SPIT. “Dat begrijp ik heel goed.”

HERTMANS. “Ik verloor bijvoorbeeld het contact met een paar vroegere vrienden, die wellicht denken dat een mens wel moet veranderen wanneer hij plots een groot succes heeft. Ach, dat is allemaal niet zo belangrijk. Zullen we nog iets drinken?”

SPIT. “Doe mij maar een glaasje rosé.”

HERTMANS. “Op jouw verjaardag.”

SPIT. “28 al, potverdekke.”

SJOUKJE SMEDTS, FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT

“Uitgerekend over mijn leven verdiende ik aan het schrijven maar een goede dienstencheque per uur” – Stefan Hertmans

“Zou de omzet van andere schrijvers nu kleiner zijn omdat mijn boek zo’n succes is?”- Lize Spit

“Als ik het opnieuw kon doen, zou ik veel vroeger voltijds schrijver worden” – Stefan Hertmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content