‘Wij voelen niets van de crisis’
Na zeven jaar zwoegen is er een doorbraak in Nigeria voor Rent-A-Port. Het haveninvesteringsbedrijf van Marc Stordiau en Marcel Van Bouwel heeft de wind in de zeilen.
Geschat vermogen: 16,1 miljard dollar. Plaats op de Forbes-lijst van rijkste mensen ter wereld: 43, en de absolute nummer een in Afrika. Met de Nigeriaan Alhaji Aliko Dangote haalde het Belgische Rent-A-Port een partner van formaat in huis. Doel: de 10.000 hectare grote vrijhandelszone helpen te ontwikkelen die het bedrijf al zeven jaar in Nigeria in concessie heeft.
Het Afrikaanse land is de op vijf na grootste olieproducent van de wereld, maar zijn raffinagecapaciteit kan amper 15 procent van de eigen oliebehoeften dekken. En dus voert het elk jaar 20 miljoen ton elders geraffineerde olieproducten in, waardoor een groot deel van de oliewinsten dadelijk het land uitvloeien. Dangote wil in Olokola een petrochemisch complex bouwen dat 9 tot 10 miljard dollar zal kosten, en de raffinagecapaciteit van het land in één klap met een factor 7 vermenigvuldigt.
Rent-A-Port heeft de gronden verkocht die Dangote nodig heeft voor zijn plannen, en mag in ruil de bijhorende diepzeehaven mee ontwikkelen. Die kan tegelijk de haven in de hoofdstad Lagos ontlasten, waar soms tot 150 schepen wachten om de haven binnen te geraken. “Er zit altijd een stuk sociale dimensie in onze projecten: we trachten de lokale economie ook echt vooruit te helpen”, zegt Marc Stordiau, CEO van Rent-A-Port.
De lof voor de doorbraak schuift Stordiau volledig door naar medestichter Marcel Van Bouwel. Die onderhandelde eerder over een mogelijke raffinaderij met zes investeerders uit onder andere de VS, China en Rusland, maar geen van hen had het politiek gewicht om de zaak te deblokkeren. Als toemaatje ziet het Antwerpse bedrijf een van zijn beste ingenieurs, Yagyavalkya Misra, vertrekken. De ingenieur die voor Rent-A-Port het project uittekende, gaat de komende drie, vier jaar voor Dangote werken om de plannen vorm te geven. “Maar hij is nadien altijd weer welkom.”
Toch zal het nog minstens twee jaar duren voor de fysieke werken in Olokola beginnen. Rent-A-Port krijgt ook voet aan de grond in Vietnam en Oman, waar het de havens van Hai Phong en Duqm ontwikkelt. “We houden binnenkort een roadshow in Vlaanderen, in de hoop zo investeerders uit te nodigen. Tot nu toe werken we er samen met klanten uit Amerika, Duitsland en Japan, maar jammer genoeg amper met Belgische bedrijven.”
Waarom vindt u geen Vlaamse investeerders?
MARC STORDIAU. “Vlamingen zijn helaas nogal individualistisch: altijd geneigd iets alleen te doen. Terwijl wij graag met partnerships werken, ook al betekent dat geven en nemen. Maar dat werkt. Meestal worden we zelfs bevriend met onze klanten. Dangote heeft ook die sociale bewogenheid: hij zal nooit zeggen dat hij in de politiek stapt, maar hij zit wel met zijn land in, wil het vooruithelpen. Noem het een vorm van zakelijk idealisme, maar het is ook een van de factoren van zijn succes. Het is spijtig dat er in Afrika niet veel meer Dangotes zijn.”
U bent niet alleen bezig in Nigeria, maar ook in Vietnam en Oman.
STORDIAU. “We werken aan een tiental projecten, maar die drie staan het verst. In Oman zijn we eigenlijk bezig met twee dingen: het beheer van de haven van Duqm, en het investeren en uitbouwen van een industriezone. In het businessplan van de haven mikken we op containers, een raffinaderij om ruwe olie te kunnen importeren, en op termijn een pijplijn naar Saoedi-Arabië en ten slotte op de zeventien soorten industriële mineralen die er aanwezig zijn. De industriezone betekent aanleggen van wegen en nutsvoorzieningen.
“Daarbij proberen we zo veel mogelijk Vlaamse bedrijven te betrekken. Het Antwerpse Global Training heeft in Oman 48 dokwerkers opgeleid; en Induss dingt er mee naar een studie voor de waterdistributie. We laten ook veel lokale mensen hier opleidingen volgen. Binnenkort komt een financiële man van Oman op training bij een Antwerpse scheepsagent.”
MARCEL VAN BOUWEL. “In Vietnam bouwen we de haven van Hai Phong uit, en de industriële zone van Dinh Vu. In totaal zal het gaan om 1800 hectare industrieel land. We hebben daar 500 hectare industriegrond geërfd van IPEM, de ontwikkelingsmaatschappij van wijlen Filip Martens. Binnen twee jaar raakt die volgebouwd, mede dankzij de Japanse bandenproducent Bridgestone. Daar merken we dat veel multinationals China beu zijn: de lonen stijgen er, ze kopiëren de knowhow. Vietnam is dan een goed alternatief.
“Naast de 1800 hectare gaat het ook over de diepzeehaven van Lach Huyen. Saigon New Port, een dochter van het Vietnamese leger, heeft ons gevraagd of we samen met de havens van Antwerpen en Zeebrugge activiteiten konden ontwikkelen in bulk, roro en vloeistoffen. In november trekken we met Vlaams minister Hilde Crevits naar daar voor de ondertekening van een Memorandum of Understanding om dit concept te bestuderen.”
U zit niet alleen in het buitenland: u wil ook een nieuw kunstmatig eiland voor de kust van Zeebrugge.
STORDIAU. “We kunnen daar twee vliegen in één klap slaan. De haven van Zeebrugge zoekt uitbreidingsmogelijkheden, terwijl wij denken aan een opslag van elektriciteit op basis van water. Dat is een kunstmatig meer dat kan worden geledigd wanneer de windmolens stroom produceren die niet kan worden afgenomen, en die energie produceert wanneer die wél nodig is. Daarvoor heeft het studiebureau Ecorem zich geïnspireerd op het werk van professor Julien De Roeck van de UGent. En voor de duidelijkheid: het heeft niets te maken met het I-lands-project van DEME en Electrabel. Nu, dat is nog toekomstmuziek: ten vroegste over vijf, zes jaar beginnen de werken.”
Dat lijkt me nog vrij snel. Aan de Oosterweelverbinding zijn ze al vijftien jaar bezig.
STORDIAU. “Dat is in alle landen zo. Er is een groot maatschappelijk debat nodig voor je grote werkzaamheden kan uitvoeren. Dus ik durf niet zeggen dat we binnen tien jaar onze plannen hebben gebouwd. Maar we zullen het zeker hebben geprobeerd. De logica is duidelijk: hoe meer hernieuwbare energie we produceren, hoe meer opslag er nodig is.”
U werkt al bijna drie decennia samen met Luc Bertrand, de CEO van Ackermans & van Haaren.
STORDIAU. “En met die daar (wijst naar Marcel Van Bouwel). Bertrand is een ‘pusher’ met visie: hij jaagt ons naar congressen en seminars over energieopslag wereldwijd. Ik heb hem in 1986 weten komen als jonge bankier. Een interessante man, die van bankier is geëvolueerd naar een echte industrieel. Want Ackermans & van Haaren is een holding die met de voeten in haar bedrijven staat.
“Maar we zijn geen twee handen op één buik: zoals in elk goed huwelijk hebben we elkaar ook al wel eens verwenst. Door zijn liefde voor de business is hij gehecht geraakt aan sommige activiteiten. Bank Delen, J. Van Breda, de baggerpoot: die kan hij niet meer verkopen. Over de resultaten van Rent-A-Port zal hij nu al tevreden zijn, maar pas vanaf eind 2014, begin 2015 zullen Oman, Vietnam en Nigeria echt renderen.”
U zei dat u met tien projecten bezig bent. Hoe selecteert u die?
VAN BOUWEL. “De andere zitten meer in de sfeer van consultancy en studies. De komende twee jaar zal u wellicht niet horen van grote nieuwe projecten, we concentreren ons eerst op de projecten die nu lopen. Sowieso gaan we selectief tewerk. Projecten in Myanmar en Colombia hebben we afgeketst, net als één in Qingdao (stad waar China ‘s werelds grootste haven wil bouwen, nvdr.). In Congo zijn we gestopt, en keren we niet terug zolang Kabila aan de macht is. Eén keer bedrogen betekent dat de deur dicht gaat.”
STORDIAU. “Ons voordeel is: wij voelen niets van de crisis. Dat komt omdat we altijd landen zoeken waar de economie leeft, en waar we een probleem kunnen oplossen, liefst met een oplossing waar de lokale mensen beter van worden.”
Wat wil u doen met Shipit? U hebt een belang van 10 procent in dat logistiek bedrijf.
STORDIAU. “Dat is kwestie van een referentie te hebben in Antwerpen. En het geeft een beeld van onze verankering.”
Vindt u gemakkelijk personeel?
STORDIAU. “Het moeilijkst is Belgen te vinden die bereid zijn regelmatig en voor lange tijd in het buitenland willen zitten. Geert hier (Geert Dom, business development manager, die bij het gesprek aanwezig is, nvdr) weet dat je soms enkele weken weg van huis bent, en dat is niet altijd gemakkelijk.”
U bent beiden op uw zestigste gestopt bij DEME, in 2006. Hoe lang blijft u dit nog doen?
STORDIAU. “Tot we niet meer kunnen (lacht). We leiden al wel opvolgers op. Maar ik kan toch niet hele dagen gaan roeien? En golfen doe ik nooit van mijn leven. Dat is voor Marcel, die afgelopen zondag om kwart na zeven ‘s morgens op de green stond, en een Vietnamese delegatie heeft laten winnen.”
VAN BOUWEL. “Maar ze hebben mij wel bij hen thuis uitgenodigd om steamboat te eten, een soort Chinese fondue. Dat is de kunst: we maken vrienden van onze partners. Zonder financiële motivatie. Wij gaan nooit voor winstmaximalisatie. Je kan iets van 5 frank veel keer voor 6 frank verkopen, maar het zal je maar één keer lukken het voor 6000 frank te verkopen.”
STORDIAU. “Ik denk dat iedereen op een bepaald moment gaga wordt in zijn job. Dat je het allemaal hebt gezien. Bij DEME zat ik in de refter te eten in 2000, en vroeg ik aan iemand hoe het thuis was. Die antwoordde me dat ik dat drie weken tevoren ook had gevraagd. Toen besefte ik dat ik iets anders moest doen, iets kleiners. Iedereen wordt ooit gaga,… alleen zegt men het u niet!”
Hoe kijkt u nu naar DEME?
STORDIAU. “Ik ben lid van de raad van bestuur, maar geen actieve bestuurder: ik zal nooit commentaar geven op wat Alain Bernard (CEO DEME, nvdr.) doet. Alain doet het trouwens zeer goed. DEME haalt 40 procent van zijn omzet uit specialistische niet-baggeractiviteiten. Die diversificatie zijn Alain en ik begonnen in de jaren tachtig, en dat is extreem succesvol gebleken.”
VAN BOUWEL. “Het was bij DEME een heel boeiende periode samen, maar met Rent-A-Port konden we opnieuw van nul starten, en ook echt maatschappelijke problemen oplossen. Het is leuk om out-of-the-box te kunnen denken en nuttige zaken te doen.”
Bent u zeer internationaal actief. Hoe leggen jullie de Belgische politiek daar uit?
STORDIAU. “Ik blijf zeer geboeid door de Belgische politiek. U kent mijn voorkeuren, dus ik vind niet dat België al te veel naar rechts moet opschuiven. Ik vind dat Di Rupo het in de huidige omstandigheden zeer goed doet. Frankrijk heeft niet bespaard, Nederland heeft zich kapot gesaneerd. België volgt de gulden middenweg. Dat betekent een parcours met veel compromissen, maar dat is in het zakenleven ook zo, en in het buitenland nog meer dan in België. Het beweegt, traag, maar het beweegt. Ik begrijp de mensen niet die kritiek geven op Di Rupo. Al is Marcel het daar niet mee eens.”
VAN BOUWEL. “De regering zou toch meer moeten doen om de economie een boost te geven. Als die machine draait, is er ook geld voor andere zaken.”
Begrijpt u de commotie over de lonen van managers van overheidsbedrijven?
STORDIAU. “Neen. Zelf heb ik nooit opslag gevraagd, al heb ik er gelukkig wel af en toe gekregen. Maar van 290.000 euro per jaar kan je toch perfect leven? En als je een job niet wil doen voor 290.000 euro, ga dan maar weg. Er zijn genoeg jonge krakken die het daarvoor wél willen doen.
“Ik geloof niet in topmanagers die gespecialiseerd zijn in alles. Je moet de werkvloer kennen, en die van een koekjesbakker is iets heel anders dan die van de NMBS. Sommige van die jobhoppers zijn kwakzalvers. Die mevrouw die de spoorwegen ging leiden (Ellen Joncheere van afvalbedrijf Sita, nvdr.) stuurt blijkbaar om de paar jaar haar cv naar een headhunter. Eigenlijk zoekt ze constant een andere job. Hoe kun je dan een langetermijnvisie voor een bedrijf uitstippelen? Hoe kan je van je bedrijf houden als je na twee jaar al weg wilt?”
U bent een voorstander van werknemersparticipatie. Past u dat ook zelf toe?
STORDIAU. “Absoluut. Het topmanagement in Vietnam participeert in het project. En maak u niet ongerust: Luc Bertrand heeft dat met overtuiging goedgekeurd.”
LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE THOMAS SWEERTVAEGHER
“Ik begrijp de mensen niet die kritiek geven op Di Rupo”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier