Wie is hier een rund?

Terwijl de boeren met hun tractoren op straat komen, wachten de koeien opeengepakt in de stallen hun onzekere lot af. Op de veemarkten is het stil en de slachthuizen zijn een week gesloten door alweer een nieuw crisis: mond- en klauwzeer. Hebben de Europese maatregelen wel effect, of werken ze eerder contraproductief? En moet de consument opdraaien voor de kosten van 100% veilig vlees?

Het gaat niet goed met de veesector. Nu alweer bijna vier maanden geleden staken de gekke koeien opnieuw de kop op en inderhaast genomen Europese maatregelen doen het vuur van de psychose – die deze keer heel Europa in haar greep heeft – weer hoog oplaaien.

Er is inderdaad reden genoeg tot bezorgdheid. Want hoewel er nog geen echt betrouwbare statistieken voorhanden zijn, schat men dat de verkoop van rundvlees in België in één keer met 15% tot 20% is gedaald en sinds november niet meer terug is gestegen. Een verontrustend cijfer voor de vleesindustrie, maar nog niets vergeleken bij de ramingen voor andere Europese landen.

Italië heeft de gekke koeien lang op een veilige afstand kunnen houden, maar nu is de consumptie van rundvlees met maar liefst 90% gedaald. In Duitsland dacht iedereen dat er onmogelijk besmette dieren konden opduiken, tot eind november vorig jaar een eerste geval werd ontdekt. De paniek sloeg toe en de verkoop ging 50% achteruit. Frankrijk spreekt van een afname van 40% en voor het Iberische schiereiland geldt een daling van meer dan 50%. De gemiddelde afname voor de Europese Unie wordt op 27% geschat.

Alsof dat nog niet genoeg is, hebben de externe handelspartners die rundvlees uit de Unie invoerden – voornamelijk het Midden-Oosten en Rusland – onlangs een embargo afgekondigd.

Vernietigingsbeleid

Na de crisis van 1996 en het tijdelijke verbod op de invoer van Brits rundvlees herstelde het vertrouwen van de consument zich redelijk snel. Maar deze keer zijn de specialisten uit de sector minder optimistisch. De ene voedingscrisis is nog niet helemaal bedwongen of er duikt weer een andere op.

De Europese Raad van Landbouwministers stelde op 4 december 2000 een reeks draconische maatregelen voor: een tijdelijk verbod op het gebruik van dierlijk meel in voeder voor alle dieren – voor runderen geldt dit verbod al sinds 1996 – tot 1 juli 2001; verplichte opsporingstests bij alle dieren die ouder dan dertig maanden zijn en die voor de voedselketen zijn bestemd; invoering van een ‘aankoopvernietigingsbeleid’, waarbij alle dieren ouder dan dertig maanden die niet worden getest – omdat de lidstaat niet over de nodige middelen beschikt of omdat de landbouwer zijn dieren niet wil laten testen – moeten worden afgemaakt.

De maatregelen werden in allerijl afgekondigd om het vertrouwen in het Europese vee te herstellen en de consumptie van rundvlees opnieuw aan te zwengelen, maar hebben tot op heden nog maar weinig succes gehad. En nu krijgen we af te rekenen met mond- en klauwzeer, dat weliswaar ongevaarlijk voor de mens is, maar het vertrouwen in de vleesindustrie niet ten goede komt.

Ongegronde paniek? “De enige reden tot paniek,” zegt Benoît Cassart, nationaal secretaris van de federatie van de handel in vee en vlees, “is het vlees dat we tien jaar geleden aten. Dankzij de strenge normen die momenteel van kracht zijn en de vernietiging van risicomateriaal, hebben we 99,7% zekerheid over de dieren die in de voedselketen terechtkomen.”

Het Belgische systeem wordt in het algemeen als uiterst doeltreffend beschouwd en de testprocedure die wordt gebruikt voor het testen van dieren ouder dan dertig maanden kent zijn gelijke niet. “De procedure is zo nauwkeurig dat zelfs foute positieve gevallen worden opgespoord,” vertelt een veehouder. “Vandaar dat de media tijdens de eerste week veertien positieve gevallen meldden. Uiteindelijk bleken maar twee van de dieren ook effectief besmet te zijn, maar uiteraard heeft dit het wantrouwen van de consument nog extra in de hand gewerkt.”

Er zijn in ons land ongeveer 3 miljoen runderen. Jaarlijks worden zo’n 900.000 dieren geslacht en 40% tot 45% daarvan is bestemd voor de export, voornamelijk binnen de EU. Maar juist in deze landen is de consumptie van rundvlees het sterkst afgenomen. Bepaalde dieren die zijn bestemd voor de buitenlandse markt raken onmogelijk verkocht omdat de vraag zo sterk is gedaald. De andere dieren willen de veehouders niet verkopen, omdat de marktprijzen een duik hebben gemaakt.

“De vlees- en veehandelaars maken een rampzalige tijd door,” zegt Benoît Cassart. “De marktprijs stort in elkaar, dus de boeren houden hun dieren liever bij. Veel runderen komen ook terecht in het aankoopvernietigingscircuit. Op dit vlak hebben we dan weer te lijden onder oneerlijke concurrentie van de staat, die de fokkers een prijs biedt voor hun dieren die ze op de markt nooit kunnen krijgen. Aan de andere kant doet de overheid niets aan de massale import van Duitse runderen waardoor de marktprijs is gekelderd.”

Het vernietigingsbeleid is begin dit jaar opgelegd door Europa en heeft tot doel het evenwicht op de markt te herstellen door gewoon een deel van het aanbod te elimineren. Zeventig procent van de kosten wordt gedragen door de Europese Unie, de overige 30% door de lidstaten. In België wordt dit beleid ten uitvoer gebracht in de erkende slachthuizen van Bastogne en Gembloux. De twee abattoirs kunnen elk 3500 runderen per week verwerken, maar de vraag van de veefokkers ligt veel hoger. Want niet alleen zijn de prijzen interessant, ook laten boeren liever een deel van hun veestapel slachten dan het risico te lopen op een positieve BSE-test waardoor ze heel hun kudde verliezen.

Slachters naar de slachtbank

Begin vorige maand heeft het slachthuis van Huy de deuren moeten sluiten. Nadat de dioxinecrisis het slachthuis al een stevige klap had toegediend, betekende de terugkeer van de gekke koeien en de daaropvolgende terugloop van de activiteiten met 25% de doodsteek. Voorlopig blijft deze sluiting een alleenstaand geval, maar de hele sector heeft het moeilijk om het hoofd boven water te houden.

Als de mond- en klauwzeercrisis slechts een korte termijn aanhoudt, kan de schade nog meevallen, zegt Paul Thielemans van het slachthuis van Anderlecht. Op dit ogenblik neemt het personeel verplicht zijn overuren op en worden interimcontracten niet verlengd. Op langere termijn moet het personeel misschien worden herschikt.

“De slachthuizen leveren geen meerwaarde,” stelt René Maillard, directeur van Bivex, de beroepsvereniging van de vlees- en veehandel, slachthuizen en uitsnijderijen. Ze werken dus met zeer krappe marges. Omdat ze aan het begin van de jaren negentig gingen uitbreiden ten gevolge van de Europese regelgeving, hebben ze al een tiental jaren te kampen met een structurele overcapaciteit.

Viangros, een Brusselse vleesgroothandel, realiseert 60% van zijn omzet via rundvlees, en de daling met 20% die het bedrijf vaststelde voor het rundvlees was helemaal niet merkbaar voor de andere vleessoorten. Maar net zoals bij de andere betrokkenen uit de sector (slachthuizen, handelaars in slachtvlees) speelt hier nog een ander probleem mee: door het verbod op het gebruik van dierlijk meel wordt materiaal dat tot voor kort nog perfect bruikbaar was, nu tot afval herleid.

“Vóór het verbod verkochten we bijvoorbeeld bloed, beenderen en vet,” vertelt Philippe Greuse, bedrijfsleider bij Viangros. “Nu moeten we betalen om dit soort producten te laten vernietigen.”

Wie zal dat betalen?

Bivex schat dat de vleessector door deze maatregel jaarlijks zo’n 590 miljoen frank winst misloopt. De totale kosten voor de volledige sector (ophalen, verwerken, opslaan en vernietigen van het vlees) worden geraamd op 3,6 miljard frank. Wie zal dat betalen? “Omdat de vleesmarkt een Europese markt is, is het moeilijk om de gederfde winst door te rekenen in de verkoopprijs,” legt René Maillard van Bivex uit. “De grootdistributeurs zouden zich onmiddellijk elders gaan bevoorraden.”

Ook vanuit de gewesten, die verantwoordelijk zijn voor het afval, is nog geen oplossing voorgesteld. Terwijl in Frankrijk bijvoorbeeld al een slachtheffing is ingevoerd die wordt geïnd door de BTW-administratie en betaald wordt door de distributeurs. “De lidstaten van de Unie zouden hun beleid allemaal op één lijn moeten brengen,” gaat René Maillard verder. Voor hem is het ook logisch dat de extra kosten voor betere garanties door de consument worden betaald.

Volgens zijn berekeningen geeft de gemiddelde Belg jaarlijks ongeveer 19.000 frank aan vlees uit. Als de consument 350 frank per jaar meer zou betalen, zouden de kosten die voortvloeien uit het verbod op het gebruik van dierlijk meel kunnen worden gerecupereerd. Waarop de consument echter fijntjes antwoordt dat hij nooit om het gebruik van dierlijk meel heeft gevraagd. En hoe vaak men het ook heeft over de ingestorte marktprijs, tot nu toe heeft de consument daarvan nog niets gemerkt in zijn portefeuille.

Schande, zegt Peter Broeckx. Hij is voorzitter van de Vlaamse rundveevereniging. De aankoopprijs van het vlees voor distributie is nochtans gezakt. Broeckx vindt de dreiging die nu van de nieuwe crisis uitgaat zeer zorgwekkend. De eerste veertien dagen zullen cruciaal zijn, wegens de incubatieperiode. Iedereen zal zeer alert moeten zijn. Broeckx laat ook niet na om een sneer naar de Britse autoriteiten te geven. “Ze hebben het niet in de vingers.”

Jean-Michel Lalieu Lieven Desmet

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content