Wie bewijst wat?

Aan de aangifte in de inkomstenbelasting kleeft een vermoeden van juistheid. Als de fiscus vindt dat de aangegeven inkomsten niet juist zijn, dan is het aan hem om aan te tonen dat de genoten inkomsten hoger zijn. Andersom: als iemand recht meent te hebben op een fiscale aftrekpost, dan is het niet aan de belastingadministratie maar wel aan de belastingplichtige om aan te tonen dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet. Zo wil het de traditionele verdeling van de bewijslast: de fiscus moet het juiste bedrag van de inkomsten bewijzen, terwijl de belastingplichtige zelf de bewijslast draagt van de fiscale voordelen die hij meent te kunnen inroepen.

In zijn editoriaal in de jongste editie van het Algemeen Fiscaal Tijdschrift wijst de Leuvense professor emeritus Frans Vanistendael erop dat deze klassieke bewijslastverdeling teruggaat op een regel die meer dan 2000 jaar oud is. In de Romeinse tijd hanteerde men ook al het adagium ‘actori incumbit probatio’: hij die iets opeist, moet het bewijzen.

In zijn editoriaal brengt de Leuvense prof verslag uit over een internationale bijeenkomst die hij onlangs bijwoonde, en die specifiek handelde over de ‘bewijslast in fiscale zaken’. Verrassend is de vaststelling dat het aloude principe van het ‘actori incumbit probatio’ hoegenaamd niet overal ter wereld op fiscaal gebied van kracht is. In grote landen als Australië, Canada en de Verenigde Staten “ligt de bewijslast principieel altijd bij de belastingplichtige”, ook als het erop aankomt zijn inkomsten te bewijzen.

Voor ons klinkt dit als vloeken in de kerk. Maar aan de overkant van de oceaan en down under denkt men daar anders over. Niet omdat zij het principe van het ‘actori incumbit probatio’ niet kennen; wel omdat zij ervan uitgaan dat de fiscale bewijslast het best ligt – om het met de woorden van Vanistendael te zeggen – “bij de partij van wie men geredelijk mag aannemen dat zij over het bewijsmateriaal beschikt”.

Er is allicht nog een andere reden die Vanistendael niet vermeldt: in onze contreien, en zeker in ons land, gaat men er klassiek van uit dat de belasting een vorm van ‘onteigening’ is. Zeg maar, een soort van officieel georganiseerde diefstal ten laste van de burger. In die opvatting is het niet abnormaal dat men het bewijs van de inkomsten bij de partij legt die tot onteigening overgaat: de fiscus.

Het idee dat het bewijs van de belastbare inkomsten bij de belastingplichtige zelf zou kunnen liggen, mag dan al voor ons wat choquerend zijn; in werkelijkheid is de bewijslastverdeling al lang geen zwart-witverhaal meer. In principe is het in België nog steeds zo dat de fiscus het bewijs van de inkomsten moet leveren, en de belastingplichtige het bewijs dat hij in aanmerking komt voor bepaalde fiscale voordelen. Maar in werkelijkheid ziet het beeld er veel genuanceerder uit. Wie bijvoorbeeld geen aangifte indient, riskeert een ‘aanslag van ambtswege’. Dat wil zeggen dat de fiscus een aanslag kan vestigen op basis van de gegevens waarover hij beschikt. Vervolgens wordt de bewijslast omgekeerd. En is het aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke inkomsten lager zijn.

Daarnaast zijn er tal van andere gevallen waarin de belastingplichtige verplicht wordt mee te werken aan de bewijslevering. Denk bijvoorbeeld aan de verplichting om te antwoorden op een vraag om inlichtingen.

Of denk aan het bewijs van rechtmatige financiële of economische behoeften waaraan een belastingvrije fusie moet voldoen. Iedereen is het erover eens dat het aan de fiscus is om aan te tonen dat een dergelijke fusie niet aan dergelijke rechtmatige behoeften voldoet als hij de belastingvrijstelling wil weigeren. Maar enkele jaren geleden wees het Hof van Cassatie erop dat de belastingplichtige bij dit bewijs wel een ‘meewerkverplichting’ heeft. Die heeft hij ook in de nieuwe regeling voor het doorbreken van het fiscale bankgeheim.

Kortom: in België geldt op fiscaal gebied nog altijd het principe van het ‘actori incumbit probatio’. Maar het ziet er sinds de Romeinen wel iets genuanceerder uit.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog. www.fiscoloog.be

JAN VAN DYCK

In talrijke gevallen heeft de belastingplichtige een meewerkverplichting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content