Wibi Soerjadi

Toetsentovenaar

Er hangt die avond een bijzondere sfeer in de Doelen. Het Rotterdamse publiek is een heterokliet gezelschap, de ene in krijtstreep met vlinderdas, de andere in grunge-outfit ; een lastig publiek ook, niet meteen laaiend enthousiast maar als je het eenmaal op je hand hebt, kan het wel eens uitlopen.

TEKST : MILO DERDEYN / FOTO’S : KRISTIEN BUYSE

Of wij voldoende kwartjes in de parkeermeter gestopt hebben ? Enige tijd geleden kreeg Wibi Soerjadi hier van de organisatoren een boete omdat hij te veel bisnummers gespeeld had en dus ruim over de toegemeten tijd was gegaan. Dat belooft. De Grote Zaal zit afgeladen vol. Acoustisch is dit een moordkuil voor een solorecital, ook al is een vleugelpiano krachtig genoeg om de hele ruimte te vullen. Maar als iemand achteraan links een bonbon durft uitpakken, heeft men het vooraan rechts gehoord. ‘n Hele charmante jongeman verschijnt glimlachend in de spotlights en gaat zitten voor zijn prachtige Bösendorfer. Het geroezemoes sterft uit. De spanning is te snijden. Johann Sebastian Bach, in een bewerking van Ferrucio Busoni. Betoverend.

Enkele dagen later

ontmoeten we de fenomenale toetsentovenaar in een Brussels hotel. Een echte spraakwaterval die even snel en vlot praat als hij speelt. Hij begon pas op z’n elfde met piano (vrij laat is dat), maar als geen ander goochelt de 26-jarige man van Indonesische afkomst, geboren in Leiden met muziek. Hij is verliefd op klank en communiceert uitstekend met het publiek.

“Dat moet. Ik kan niet spelen als ik niet weet wie zit te luisteren. Publiek is voor mij essentieel. Ik wil delen met het publiek. Gedeelde vreugde is dubbele vreugde. Het is erger dan drugs. Zelfs voor een studio-opname zorg ik dat er iemand aanwezig is, een select clubje vrienden of kennissen… Die zitten natuurlijk muisstil te luisteren, maar ze zijn er en dat is essentieel.”

Meestal is het publiek allesbehalve stil. Ook bij ons in België heerst een onverwoestbare hoestepidemie in de concertzalen.

“Je hebt evenveel soorten publiek als steden waar je komt. De mensen die naar een concert komen, zijn zenuwachtiger dan ikzelf. Voor ik het podium opkom, weet ik wát de zaal verwacht. Ik speel dus elke keer anders. Dat hoesten stoort me niet echt, als het maar in het ritme van de muziek gebeurt. Begrijp je ? Als iemand flink gaat kuchen net wanneer ik de eerste noot wil spelen, dan wil ik wel eens wachten. Dan is die man of vrouw er niet klaar voor. In plaats van hard aan te vangen, zoals op de partituur staat, begin ik dan heel zacht en iedereen wordt stil. Anders was de hele zaal beginnen hoesten. Dus moet ik dingen soms helemaal anders spelen dan ze geschreven staan, precies om het publiek tot luisteren te dwingen. De meeste toehoorders zijn zich daarvan niet bewust, maar ik pas me aan aan de verwachtingen van het publiek. En, wie erg verkouden is maar zeer aandachtig luistert, moet gewoon niet hoesten. Wie ononderbroken zit te kuchen, luistert niet. Zo eenvoudig is dat. Pas op, als het té stil is, wordt het voor mij bangelijk. Dat heb ik meegemaakt in Leipzig. Dan denk ik, dit gaat fout. Maar dan weet ik tenminste dat iedereen deelt in de vreugde.”

Pianospelen

is gekkenwerk. “Ik ben het helemaal met je eens. Het ís gekkenwerk : rechterhand, linkerhand en nog sterker zoals in het Ave Maria van Gounod bewerkt door Liszt twee verschillende dingen in één hand. Het gekke is dat muziek niet zozeer in je handen maar bijna essentieel in je hoofd omgaat. Zodra je met je vingers bezig bent, gaat het fout. De muziek moet eerst in je hoofd zitten en dan pas kan je je afvragen hoe je dat op de piano kan vertalen. De choreografie van de handen, dat is even uitzoeken maar helemaal niet zo moeilijk. Als je ontspannen bent, doen je vingers wel wat je hersens willen. Jij noemt dat misdadig vereenvoudigen, maar wie puur technisch denkt, maakt geen muziek. Oefenen, zoals toonladders en zo, doe ik ook niet. Oefenen om te oefenen, dat heeft helemaal geen zin.”

“Oh ja, iets anders. Die lage kruk. Standaard is een pianokruk veel te hoog. De meeste pianisten zitten te hoog en dan hoor je ook dat ‘duwerige’. Dat is fysiek verkeerd. Ik wil met m’n vingers spelen, niet met m’n bovenarmen of m’n schouders. Liever veel te laag dan één centimeter te hoog. Daarom liet ik een speciale kruk maken. Maar om op het spel zelf terug te komen : toetsen indrukken kan iedereen leren maar muziek maken met wat er genoteerd staat, dat is totaal andere koek. Het is in de eerste plaats een kwestie van concentratie. Extreem concentreren op wat je doet. En dat is net zo sterk bij een stukje van vijf minuten als bij een brok van een half uur. Het staat gelijk met iemand die zwaar werk levert. Nu hoor ik je denken : geconcentreerd bezig, helemaal uitgeput en tòch breng je nog vijf of zes encores. Wel, die toegiften vormen een deel van de prestatie. Ik beschouw een concert als een maaltijd, met voorgerecht, eventueel tussendoortje, hoofdschotel en dessert.”

Men beweert

wel eens dat muzikanten in ‘t algemeen en pianisten in het bijzonder, een zeer gesloten clubje vormen. Je komt er niet in tenzij je natuurlijk bewijst dat je er wel degelijk bij hoort. Maar voor het zover is…

“Ik vraag me af of dat niet in elk vak een beetje zo is. Het heeft alles te maken met het onderwijssysteem en dat is in Nederland al niet veel beter dan bij jullie. Ik begrijp wat je bedoelt. Als je goed speelt, heeft de leraar het graag, maar als je het té goed doet, word je een bedreiging. Maar echt obscurantisme zou ik het niet noemen. Ik geef zelf geen les, maar studenten die afstuderen komen naar me toe en vragen raad. Gek genoeg gaf ik onlangs nog aan iemand heel nuttige tips mee. Die dacht, Soerjadi kletst maar wat uit z’n nek, ik doe net het tegenovergestelde… en zo heeft hij z’n hele carrière verprutst. Als je dan eens eerlijk bent… Een goede leraar is uiteraard het ideaal. Er zijn nu eenmaal dingen die je in het conservatorium niet leert en eigenlijk ook zelf niet kan ontdekken. Tja, dat is natuurlijk een pleidooi voor privé-onderwijs. De enige echte manier om iets aan de volgende generatie mee te geven. En dat geldt niet alleen voor muziek hoor.”

Voor de gewone

sterveling is het niet te begrijpen hoe muzikanten, pianisten vooral en uiteraard ook dirigenten, zo veel uit het hoofd kennen. Niet allemaal, maar die andere zijn dan zo onwaarschijnlijk sterk in het lezen op zicht dat het net zo goed ons petje te boven gaat.

“Maar jij weet toch ook veel. Wie een stuk of wat vreemde talen kent, heeft net zo veel in het hoofd als ik. Dat is een kwestie van met iets geconcentreerd bezig te zijn. Concentratie, ik herhaal het steeds opnieuw. Ik ben niet wereldvreemd maar weet bijvoorbeeld niet wie nú president van Frankrijk is. Ik ben ook heel slecht in het onthouden van wegen. Toen ik in Amsterdam woonde, ging ik naar de supermarkt één blok verder, deed een paar boodschappen en toen ik buiten kwam wist ik ineens niet meer hoe ik naar huis moest. Heel gek.”

Na twee liederen van Franz Schubert, bewerkt door Franz Liszt, veert het publiek in de Grote Zaal als één man recht. Standing ovation : dank voor een heerlijke avond. De dank voor de gedeelde vreugde is wederzijds en zonder veel aandringen begint Wibi aan een reeks encores : Schubert, Chopin, Debussy… Het dessert van een ongelofelijk lekkere maaltijd. De parkeermeter tikt onverbiddelijk voort.

Wibi Soerjadi heeft al een viertal cd’s opgenomen. A Touch of Romance (Philips 456153-2) (zie Trends nr. 36) is nu ook verkrijgbaar in een 2cd-set, met gratis kerstsingel.

Wibi Soerjadi : Ik beschouw een concert als een maaltijd, met voorgerecht, eventueel tussendoortje, hoofdschotel en dessert.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content