Wettelijk pensioenstelsel kapitaliseert schulden
Het wettelijk pensioenstelsel wankelt. Het fragiele financiële evenwicht komt onder druk door bekende tendensen als het dalende geboortecijfer, de hogere levensverwachting, de lagere effectieve pensioenleeftijd, de trage economische groei en – het belangrijkste – de precaire financiële situatie van de overheid. Die laatste paste in het verleden de tekorten van de sociale zekerheid, en dus van de pensioenkassen, stelselmatig bij. Door de verwachte toename van de vergrijzingskosten moeten we grote vraagtekens plaatsen bij de houdbaarheid van die geldstroom en dus bij de financiering van de pensioenen.
Bij de oprichting en de uitbreiding van ons pensioenstelsel is geopteerd voor een omslag- of repartitiestelsel. De bijdragen van de actieven worden direct gebruikt om de pensioenen te financieren. De actieven moeten het doen met de belofte van de overheid dat hun pensioen zal worden betaald door de actieven van de toekomst. Een officieel piramidespel dat, zoals alle spelen die gebaseerd zijn op toekomstige inkomsten, zeer kwetsbaar is als de onderliggende veronderstellingen niet uitkomen.
De politieke keuze voor het omslagstelsel valt te begrijpen na de depressie van de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog. Zo kon men ouderen snel en zonder zware budgettaire gevolgen een minimaal inkomen geven. Het nadeel van die keuze is dat geen reserves zijn opgebouwd, die in tijden van onheil aangesproken kunnen worden. Die situatie valt moeilijk of niet te keren.
De keuze voor een omslagpensioenstelsel hoefde echter niet noodzakelijk te resulteren in de problemen die we nu zien. De kern van de zaak is dat het stelsel financieel in evenwicht draait, zodat veranderende omstandigheden snel opgevangen kunnen worden. Dat was in ons land niet het geval. Een snelle becijfering leert ons dat voor de pensioenbijdragen van 8 procent van het brutoloon in de jaren vijftig, een actieve 9,5 jaar moest bijdragen om één pensioenjaar te financieren. Na een loopbaan van 45 jaar konden zijn bijdragen een pensioen van 5,5 jaar financieren. Toen beliep de levensverwachting van 65-jarigen bijna dertien jaar. Toegegeven, niet iedereen die bijdraagt, geniet van zijn pensioen, maar er was duidelijk van bij de start van het pensioenstelsel een onderfinanciering via de bijdragen van de actieven. Wel participeerden ze in de financiering van de tekorten.
De financieringsproblemen zullen erger worden. Dat is een onderdeel van de vergrijzingsproblematiek. Zonder structurele ingrepen zullen de kosten van de vergrijzing de sociale zekerheid ondergraven en zo het financieel-economische beleid hypothekeren. Op basis van het jongste jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing kunnen we berekenen dat, als de stijging van de vergrijzingskosten wordt gefinancierd door schuldopbouw, de schuldquote tegen 2060 zal toenemen met 100,7 procent van het bruto binnenlands product. Op voorwaarde dat de toch wel optimistische veronderstellingen van de Commissie uitkomen, zoals een toename van de tewerkstelling door de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd. Het overgrote deel van die schuldstijging – 85 procent – komt door de stijging van de pensioenuitgaven. Het wettelijk pensioen dreigt dus te ontaarden in een kapitalisatiestelsel van schulden.
Een repartitiestelsel biedt politiek aantrekkelijke voordelen. De ervaring leert evenwel dat het zeer gevoelig is aan tegenvallende economische gebeurtenissen. Een kapitalistiestelsel is evenmin immuun voor dergelijke schokken, maar biedt het voordeel dat er reserves worden opgebouwd waarop kan worden teruggevallen. Men kan dus stellen dat in een kapitalisatiestelsel reserves worden opgebouwd om tegenvallers op te vangen; in een repartitiestelsel wordt na de tegenslag gespaard.
Daar geen kristallen bol helder genoeg is om de toekomst behoorlijk in te schatten, dient een vertrouwenwekkend pensioenstelsel te bestaan uit repartitie- en kapitalisatie-elementen. Dat is nu onvoldoende het geval. Door de dominantie van het repartitiestelsel moeten we vrezen voor zware inleveringen. Tenzij de regering op korte termijn de drastische ingrepen doet die al zo lang nodig zijn om de nefaste dynamiek uit de pensioenkosten te halen.
De auteur is hoogleraar economie aan de VUB.
JEF VUCHELEN
In een kapitalisatiestelsel worden reserves opgebouwd om tegenvallers op te vangen; in een repartitiestelsel wordt na de tegenslag gespaard.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier