Werkgevers zijn tevreden, maar dreigen ook
In de sectorale cao’s werd de loonnorm van 5 % als een minimum beschouwd. Veel akkoorden gaan er dan ook één of twee tienden boven. Niet dramatisch. Dat er nauwelijks nieuwe all-inakkoorden werden gesloten, is wel een echte mislukking.
Vorige week maandag werd een sectoraal akkoord gesloten voor het aanvullend nationaal paritair comité voor de bedienden. Met zijn 340.000 leden is het veruit het grootste paritair comité. Werkgevers en vakbonden sloten een akkoord dat in een koopkrachtverhoging voorziet die net onder de eind vorig jaar interprofessioneel overeengekomen loonnorm van 5 % blijft.
Daarmee hebben de drie belangrijkste sectoren een akkoord bereikt. De metaalsector had al langer een akkoord, de bouw volgde recenter. Bijna alle industriële sectoren hebben een sectorale cao afgesloten. Bij de bedienden is er nog wat werk te doen. Maar zowel in de verzekerings- als de banksector is er een ontwerpakkoord.
Dit jaar waren er opvallend weinig conflicten, in tegenstelling tot de vorige ronde twee jaar geleden. Enkel in de petroleumsector geraakten de gemoederen verhit. Het is ook de enige sector waar een duur akkoord ( 7,2 %) werd afgesloten.
Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van werkgeversfederatie VBO, is over het algemeen tevreden. Ook Paul Soete, gedelegeerd bestuurder van Agoria, klaagt niet echt, maar hij is niet onder de indruk van de originaliteit van de bereikte cao’s. We maken samen met hen een analyse van de akkoorden.
Loonnorm
De loonnorm van 5 % werd door de interprofessionele onderhandelaars vastgelegd, maar het is altijd bang afwachten of de sectoren er zich aan houden. “Er is duidelijk een matigend effect uitgegaan van de loonnorm,” vindt Pieter Timmermans. “Wat zouden we meegemaakt hebben zonder norm?” Toch blijft er bij de VBO-toponderhandelaar een wrang gevoel achter. “De meeste akkoorden komen net iets boven 5 % uit: 5,1 % of 5,2 %,” zegt hij. “Bovendien stoort het me dat veel eisenbundels werden ingediend met een double-digitgroei. Velen trokken zich niet veel aan van de loonnorm. Voelen de centrales zich wel gebonden door het interprofessioneel akkoord? Sommige argumenteerden dat ze bij de consultatie tegen het interprofessioneel akkoord hadden gestemd. Maar dat is toch niet relevant als later de eindstemming in de hele organisatie positief is?”
Paul Soete van Agoria is scherper: “Sinds de toepassing van de norm is hij vergleden van een maximum naar een indicatieve norm. En ditmaal is hij zelfs een minimum geworden. De vakbonden begonnen overal aan de onderhandelingen met de idee dat de 5 % loonnorm verworven was en dat men kon spreken over wat er bovenop kwam. Slechts één sector is onder de norm gebleven: papier en karton. Dit is een verontrustende evolutie.”
Geen all-in
All-inakkoorden waren vorig jaar het buzzwoord toen de regering-Verhofstadt met de sociale partners overlegde over de competitiviteit. All-inakkoorden houden een correctiemechanisme in dat ervoor zorgt dat een eventueel hogere inflatie wordt gecompenseerd door een lagere dan afgesproken loonsverhoging. Verhofstadt pleitte voor een veralgemening van de bestaande all-inakkoorden, die al ongeveer de helft van de arbeiders dekken. Bij de bedienden zijn die systemen vrijwel onbestaande.
Een veralgemening is echter technisch onmogelijk, omdat elke sector een andere manier van indexberekening heeft. De uitbreiding moest dus gebeuren in de sectoren. Het interprofessioneel akkoord hield daar ook een pleidooi voor. Maar dat is preken in de woestijn gebleken.
Waar er een correctiemechanisme bestond, is het gebleven. Nieuwe all-ins zijn er nauwelijks bijgekomen. Van een doorbraak in de bediendesectoren is voorlopig geen sprake. Misschien lukt het bij de bedienden van de metaalsector. Twee jaar geleden was daar een akkoord in bereik over een correctiemechanisme, maar de nationale leiding van de bediendebonden verbood dat akkoord. In het ontwerpakkoord dat ditmaal bereikt werd, is er wel een correctiemechanisme voorzien (na het afsluiten van deze rubriek, afgelopen maandag, moesten de vakbonden het ontwerp al of niet goedkeuren). “Er is alleszins geen principieel verzet meer van de nationale bediendevakbonden,” zegt Soete. De voedingssector zou nog onderhandelen over een correctiemechanisme bij de bedienden.
“Er werd gezegd dat voor de correctiemechanismen de speeltijd voorbij is, maar ik stel vast dat er nog altijd gespeeld wordt,” zegt een scherpe Pieter Timmermans. “Als men het interprofessioneel akkoord geloofwaardig wil houden, dan moet men de oproepen die erin staan ernstig nemen. Anders moeten we stringente afspraken maken op het hogere niveau.” En hij spreekt meteen nog meer dreigende taal: “Dit debat is niet voorbij. Het weigeren van de correctiemechanismen is kortzichtig. Als we ze niet krijgen, dan moeten we opnieuw de loonindexering op tafel leggen.”
In sommige bediendesectoren werd wel een akkoord bereikt over een andere manier van indexeren. In de verzekeringssector, bijvoorbeeld, worden de lonen nog maar eenmaal per jaar geïndexeerd in plaats van tweemaandelijks. Dat maakt het systeem eenvoudiger en schuift de kostprijs ervan op.
Leeftijdsbarema’s
In heel wat bediendesectoren kennen bedrijven een leeftijdsbarema. De Europese Unie heeft zich hiertegen verzet, omdat die barema’s discrimineren op basis van leeftijd. België moet dus op zoek naar nieuwe systemen. Geen makkelijke opgave, toch is hier vooruitgang geboekt. “De sectoren zijn wakker geschud,” zegt Pieter Timmermans. “Ik ben tevreden, maar er moet nog wel een weg worden afgelegd.” Sommige akkoorden voorzien in een paritaire werkgroep die tegen 1 januari 2009, als de nieuwe cao-periode start, een oplossing moet hebben gevonden. In sommige sectoren heeft men de baremaverhogingen vervangen door eenmalige premies in afwachting van een nieuw systeem.
Bij Agoria heeft men de leeftijdsbarema’s voorlopig vervangen door beroepsloopbanen. In 2009 moet er een nieuw systeem zijn. Bedienden die een barema kennen, krijgen 0,5 % loonsverhoging minder. “We hebben daar in vergelijking met anderen fundamenteel ver ingegrepen,” zegt Paul Soete. “Het was een erg moeilijke discussie. We waren echter niet tevreden met gewoon uitstel tot 2009. Nu zijn we verplicht een oplossing te vinden.” Het ontwerpakkoord van de banken klinkt ook beloftevol: tegen 30 juni 2008 moeten de barema’s gebaseerd worden op ervaring in plaats van leeftijd.
Brugpensioen
De meeste cao’s voorzien in verlengingen van bestaande regelingen voor brugpensioen. De vakbonden doen daar in hun communicatie zeer triomfantelijk over. “Meer dan een verlenging is niet mogelijk,” noteert een tevreden Pieter Timmermans. “Alle deuren zijn gesloten in het Generatiepact en in de verdere uitwerking ervan in het interprofessioneel akkoord.”
Vorming
Ook op vormingsvlak heeft het interprofessioneel akkoord geprobeerd de bakens uit te zetten. In het verleden werd steeds lippendienst bewezen aan het verhogen van de vormingsinspanning. Zowel werkgevers als werknemers hebben er nu een prioritair thema van gemaakt.
Bij de cao voor arbeiders in de metaalsector werd een opleidings- en functie-cv ingevoerd. Een werknemer die het bedrijf verlaat, krijgt een cv mee met daarop zijn ervaring en opleiding. “Als op je cv staat dat je bij Barco of Atlas Copco hebt gewerkt, dan betekent dat iets,” zegt Paul Soete.
In de bouwsector is er de bouwleerplicht. Tussen 15 en 18 jaar wordt school en prakrijk gecombineerd. In het aanvullend comité 218 wordt de participatiegraad aan vormingen verhoogd met 5 %.
Flexibiliteit
“Ik zie enkele interessante doorbraken rond flexibiliteit,” zegt Pieter Timmermans. In hout en stoffering en in het aanvullend comité 218, bijvoorbeeld, heeft men het aantal toegelaten overuren opgetrokken van 65 tot 130 uren. Tot nu toe konden de werknemers voor de eerste 65 overuren kiezen tussen cash uitbetaling of recuperatie. Tot 130 uur moest er dan een bedrijfsakkoord met de vakbond zijn, dat vervolgens wordt goedgekeurd door het paritair comité.
In de bouwsector wordt er 64 uur per jaar zaterdagwerk toegelaten. Die discussie zat al jaren muurvast. Er zijn echter nogal wat beperkingen: het werken op zaterdag is vrijwillig, er is een toeslag van 50 % en de vakbonden moeten akkoord gaan.
Regionale differentiatie
Een van de opmerkelijkste maatregelen in de gesloten akkoorden is de regionale differentiatie in de metaal-cao. Waalse arbeiders krijgen 0,1 % minder loonsverhoging. Die 0,1 % gaat in een vormingsfonds dat jonge werklozen aan de slag moet helpen. Dat is een doorbreken van de insider-outsiderverhouding. Cao’s zijn al te vaak een versterking van de koopkracht van de insiders (degenen die al werk hebben) en doen te weinig voor de outsiders (de werklozen).
Aanvullende pensioenen
Al enkele jaren propageert de overheid een collectief aanvullend pensioen in de sectoren. Maar die systemen komen slechts schoorvoetend op gang. Ditmaal werd er hier en daar een nieuwe sector opgestart. De bewakingssector is een voorbeeld. In de grafische nijverheid is het principe aanvaard en start men vanaf 2009.
In nogal wat sectoren die al een pensioensysteem hebben, worden de bijdragen verhoogd. Bij Agoria, bijvoorbeeld, wordt de bijdrage opgetrokken met 0,1 % naar 1,7 %. Als de inflatie lager uitvalt dan verwacht, komen er dankzij het correctiemechanisme enkele procentpunten vrij. Die gaan prioritair naar de tweede pensioenpijler, zodat de bijdrage eventueel kan stijgen naar 2 %.
Voor de arbeiders in de voedingsindustrie wordt voor het eerst een aanvullend pensioen voorzien voor de uitzendkrachten. Daar is Federgon, de federatie van de uitzendbedrijven, dan weer niet blij mee, omdat zij een aanvullend pensioen wil uitbouwen voor alle uitzendkrachten, los van de sectoren waarin ze actief zijn. Maar dat wordt door het ABVV geblokkeerd. Er is nu wel een akkoord om een invoering in 2009 te bestuderen.
Syndicale drempels
Paul Soete noteert twee negatieve uitschieters op het terrein van de syndicale drempels: “De verlaging van de syndicale drempels bij de bedienden in de logistiek naar tien werknemers is onbegrijpelijk. Ook voor de petroleumarbeiders is de drempel verlaagd naar tien. Daar kan je misschien nog zeggen dat dit een specifieke sector is waar weinig werknemers op grote terreinen werken. Maar voor bureaujobs in de logistiek is dat niet nodig.”
Die verlaging is een pikant detail op een moment dat er op interprofessioneel vlak hard wordt gebakkeleid – opnieuw onder Europese druk – over het verlagen van de drempels. Dit dossier wordt trouwens een van de prioriteiten voor een nieuwe regering.
Guido Muelenaer guido.muelenaer@trends.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier