WERKGELEGENHEID. IEDEREEN AAN DE DOP ?

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

De kristelijke vakbond verwijt de regering een gebrek aan tewerkstellingsbeleid, terwijl het patronaat 200 miljard frank aan loonkostvermindering eist.

Intussen heeft slechts 37 % van de Belgen een job. Een triest rekord in de Europese Unie. Met inbegrip van de geprepensioneerden, de vrijwillige thuisblijvers en de uitgesloten kategorieën bedraagt de reële werkloosheid in ons land geen 14,1 % zoals de officiële statistieken melden maar wel 24 % van de aktieve bevolking. Bij de jeugd ziet de situatie er nog slechter uit. In Brussel en Wallonië vinden respektievelijk 30 en 37 procent van de 18- tot 25-jarigen geen plaats op de arbeidsmarkt.

“Het kan nochtans anders, ” schrijft de sociaal ekonoom Benoit Drèze. In zijn jongste boek Tous au Chômage ? (Brussel, Editions Luc Pire, 1995, 199 blz.) pleit de zaakvoerder van het Luikse invoegbedrijf 1001 choses à faire (zie Trends van 10 oktober ’94) en advizeur van de PSC-senaatsfraktie, voor een radikale ommezwaai van het aktieve tewerkstellingsbeleid.

– TRENDS. Welke oplossingen stelt u voor ?

– BENOIT DREZE. Er bestaan geen mirakelformules. Wel weten we dat de huidige maatregelen geen zoden aan de dijk zetten. Na 20 jaar kniezen moeten we definitief het roer omgooien en los van elke ideologie nieuwe wegen durven bewandelen.

Op korte termijn zie ik drie noodzakelijke aanpassingen. In de eerste plaats dient België conform Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Zweden dringend het systeem van alternerende vorming te stimuleren. Met uitzondering van de ambachten lopen onze leerlingen amper stages bij de bedrijven (slechts 515 gevallen in ’94). Nochtans verhoogt deze praktijkervaring sterk de kans op werk, zeker in het geval van handenarbeid. Nu investeert de overheid achteraf in bijscholing van werklozen (nvdr zo’n 10 miljard frank in Vlaanderen). Maar dan is het kalf vaak al verdronken.

Daarnaast pleit ik voor substantiële aanmoedigingspremies voor ondernemingen, die beginnelingen op de arbeidsmarkt aanwerven. Het konjunkturele jongerenbanenplan van Miet Smet, minister van Arbeid, was een stap in de goede richting, maar jammer genoeg beperkt in de tijd én leeftijd. Zo’n maatregel moet minstens 10 tot 15 jaar lang aanhouden om struktureel effekt te hebben. Anders bestaat het gevaar voor misbruik, zoals de systematische vervanging van oudere door jongere, goedkope arbeidskrachten. Hetzelfde geldt voor het globaal plan, dat de patronale lasten voor bedrijven die in ’95 en ’96 langdurig werklozen aanwerven degressief vermindert tot 50 %. Dit zou opgetrokken moeten worden tot 100 % voor de lage inkomensklassen.

Ten derde wil ik opnieuw arbeid aan de werkloosheidsvergoeding koppelen.

– Verdedigt u, zoals de liberalen en sommige kristen-demokraten, de afschaffing van de wachtgelden voor schoolverlaters ?

– Neen. In mijn boek pleit ik voor een wettelijk gewaarborgde job voor alle nieuwe werkzoekenden, zoals in Zweden jarenlang met sukses is toegepast en nu nog altijd in Nederland bestaat. Dit systeem is misschien moeilijk te organizeren, maar wel effektief. Konkreet denk ik aan een drietrapssysteem, dat onmiddellijk na het beëindigen van de studies aanvangt. De eerste zes maanden voorzie ik een algemeen jongerenbanenplan (degressieve vermindering van de patronale bijdragen voor een looptijd van drie jaar). Daarna krijgen de werklozen toegang tot de buurtdiensten of zgn. klusjesbedrijven. Als ze na één jaar dan nog geen job gevonden hebben, worden ze in een invoegonderneming geplaatst.

– Zijn dat geen varianten op de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen van Miet Smet ?

– Het uitgangspunt van de minister is goed, maar haar konkrete invulling fout. PWA’s houden de werklozen tijdelijk bezig, maar creëren geen jobs. In de plaats daarvan pleit ik voor de invoering van dienstencheques. Hierbij krijgen de werknemers een deel van hun loon niet in geld, maar onder de vorm van een cheque vrijgesteld van fiskale en sociale bijdragen waarmee ze hun huishoudelijke klusjes kunnen betalen. Bij een verplichte invoering van 2,5 % op een totale loonmassa van 4000 miljard frank zou dit systeem 65.000 nieuwe arbeidsplaatsen opleveren. Door de vermindering van de werkloosheid betekent dit uiteindelijk een nuloperatie voor de overheid.

– Leven wij niet te veel in een verzorgingsstaat, die de mensen van wieg tot graf in de watten legt ?

– Neen, het probleem is dat de huidige samenleving iedereen geen werk meer kan geven. Sinds ’70 blijft het aanbod van jobs stabiel op 3,7 miljoen, terwijl de vraag van 3,8 naar 4,8 miljoen gestegen is. Tot nu toe is het beleid van de overheid beperkt gebleven tot de aanwerving van 250.000 ambtenaren (’75-’80), de schrapping van 400.000 werklozen uit de statistieken (’80-’90) en de uitsluiting van uitkeringsgerechtigden (sinds ’90). Maar dergelijke maatregelen creëren geen werk. Zelfs met een ekonomische groei van 4 % zal de situatie niet fundamenteel verbeteren.

Sinds ’85 dalen de uitkeringen zeer sterk, ondanks de toenemende werkloosheid : van 4,2 naar 3 % van het BNP. Het is een myte dat wij veel dopgeld betalen. Volgens een studie van de Hoge Raad van Financiën (d.d. 29 juni jl.) liggen onze bedragen onder het Europees gemiddelde. Zo krijgt een werkloos gezinshoofd tussen 29.432 en 33.514 frank. Ik wil voor niemand de rekening maken, maar daar kan ik persoonlijk met een vrouw-aan-de-haard en vier kinderen niet van leven.

Bovendien hebben niet alle jongeren recht op een vergoeding. Ook worden steeds meer langdurig werklozen van de rol geschrapt : 105.000 personen in ’93. Wat ’94 betreft, ligt dit aantal waarschijnlijk nog hoger, maar Miet Smet wil het cijfer niet bekendmaken. Het merendeel van deze uitgeslotenen is dus aangewezen op het OCMW voor zijn levensonderhoud. Ruim 20 % van de Brusselse jongeren tussen 18 en 24 jaar vraagt een minimumuitkering. De armoede stijgt zienderogen. Dat leidt onherroepelijk tot rellen, zoals onlangs nog in Molenbeek. Dat is slechts het topje van de ijsberg.

– Pleit u voor een nieuwe vorm van sociaal overleg ?

– Dertig jaar lang hebben de onderhandelaars de stijging van de produktiviteit aan loonsverhogingen gekoppeld. Sinds ’75 heeft het fenomeen van de toenemende werkloosheid haar intrede gedaan zonder wezenlijke gevolgen voor het overleg. Dat kan niet meer. Bedrijven hebben hun sociale verantwoordelijkheid. Geleidelijke vermindering van de arbeidsduur met loonblokkering en tewerkstellingsnormen in bepaalde sektoren, zoals in Japan, zijn onafwendbaar.

ERIC POMPEN

BENOIT DREZE Bedrijven moeten hun sociale verantwoordelijkheid opnemen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content