Welvaart is een deugd
De wereld gaat naar de bliksem, dat wisten we allang. Maar wijs niet te snel met een beschuldigende vinger naar het welvarende Westen.
In het komende jaar zal economische groei weer respect afdwingen. Groei is decennialang verketterd en aansprakelijk gesteld voor alles, van de vernietiging van individuele culturen tot roofbouw op de aarde. Allerhande demonstraties tegen het internationale kapitalisme en de Wereldhandelsorganisatie (WTO) kenmerkten zich door enkele terugkerende thema’s: ze waren tegen vooruitgang, en tegen groei in het bijzonder. Toch is het nastreven van economische groei voor de mensheid een legitiem doel. Groei is op zichzelf en uit zichzelf goed, en biedt oplossingen voor veel van de hardnekkige problemen waarmee de mensheid kampt.
Ons werd verteld – met name in het Rapport van de Club van Rome uit 1972 – dat economische groei ertoe zou leiden dat we schaarse metalen en mineralen zouden opsouperen, met als gevolg de uitputting van schaarse hulpbronnen die “aan toekomstige generaties toebehoren”. Eigenlijk zijn bijna al die hulpbronnen nu in ruimere mate beschikbaar (afgaande op de prijs) dan toen.
Ook is duidelijk geworden dat rijkere landen beter in staat zijn hun milieu te beschermen. Uiteindelijk bleken het de arme landen van het socialistische blok te zijn die het meest vervuilden. De rijkere, kapitalistische landen konden zich de invoering van emissie-eisen en standaarden voor schoon water veroorloven, en maatregelen nemen om de verwerking van giftig afval in goede banen te leiden. In 2001 zullen de armere ontwikkelingslanden zich de soms dure technologie die bij schonere en veiliger productie komt kijken, het minst kunnen permitteren. De landen die rijk worden, kunnen hun energie en industrieproducten op minder schadelijke wijze voortbrengen.
De steden van de rijke landen zullen, over het geheel genomen, in 2001 veel minder vervuild zijn dan ze in 1901 waren. De overstap van steenkool op andere brandstoffen heeft een enorme verbetering van de kwaliteit van de lucht teweeggebracht. Rivieren en wateren zijn schoner. Steden kennen tegenwoordig misschien meer lawaai, maar veel minder stank. Naarmate economische groei landen uit de armoede verheft, zullen ze zich de luxe van schonere lucht en water kunnen veroorloven.
Wat de vernietiging van ‘individuele culturen’ betreft, hebben de armere landen duidelijk gemaakt dat zij liever geen themaparken blijven van exotische, pittoreske armoede waar rijke toeristen vanuit hun chique hotels van kunnen genieten. Als ze de keuze hebben, zijn ze liever rijk, zelfs als dat betekent dat ze meer op andere rijke landen gaan lijken. Om het weer eens op de politiek meest incorrecte manier te zeggen: de hele wereld wil net als Californië zijn.
De hardnekkigste beschuldiging jegens groei is dat deze de verschillen tussen landen vergroot, en zelfs die binnen die landen. Het betoog is dat in beide gevallen de rijken rijker worden en de armen verder achterblijven. Hierbij wordt als maatstaf relatieve armoede gebruikt, in plaats van de absolute mate waarin mensen kunnen beschikken over middelen die tellen voor mensen op het bestaansminimum. Maar zelfs naar deze maatstaf gemeten zal deze bewering in 2001 niet vol te houden zijn.
De armen bepalen het tempo
De Gini-coëfficiënten, die de mate van ongelijkheid in de inkomensverdeling aangeven, laten een scherpe daling van de mondiale ongelijkheid in de afgelopen halve eeuw zien. De economische groei in Azië heeft de kloof tussen arm en rijk in spectaculaire mate vernauwd. In de woorden van econoom Paul Ormerod: “Het economische succes van Oost-Azië heeft miljoenen mensen bevrijd uit een bestaan van onaflatend sloven en zwoegen, en heeft de ongelijkheid in de wereld scherp verminderd.”
De opgaande lijn van de economische groei heeft zich uitgebreid tot in China en nu ook India. Dat zal korte metten maken met de argumenten van degenen die India prezen vanwege zijn chaotische, overbevolkte armoede, waarin meer gewicht werd toegekend aan geestelijke waarden dan aan winst. India zal in 2001 een van de snelst groeiende economieën ter wereld zijn, waar de armen in de straten van Calcutta meer baat bij zullen hebben dan met een generatie van ontwikkelingshulp. Veel Zuid-Amerikaanse landen zijn op dezelfde weg. Verdere reducties in de ongelijke verdeling van het wereldinkomen tussen landen liggen in het verschiet. Een groot deel van Afrika is nog verzonken in armoede, maar Afrika wordt eerder de uitzondering dan de regel.
De gedachte dat groei inkomensongelijkheid binnen landen in de hand werkt, klopt ook niet. De gelijkheid van de arme landen is een gelijkheid in ontbering. Zelfs de toename van de ongelijkheid in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in de afgelopen twee decennia is overtrokken. De verdeling van welvaart in Groot-Brittannië is bijna gelijk aan die in Frankrijk. En de ongelijkheid in de VS staat op hetzelfde peil als dat van Frankrijk in het midden van de jaren zeventig. Maar voortgaande groei zal leiden tot een reductie van de enorme ongelijkheid die lange tijd zo kenmerkend was voor de Zuid-Amerikaanse economieën.
Er bestaat een moreel argument tegen groei, maar ook dat blijkt weinig steekhoudend. Het is dat we door groei op excessieve wijze op materiële zaken zoals consumptiegoederen worden gericht, ten koste van zelfontplooiing en hogere morele en culturele waarden. Het idee dat nu terrein wint, is dat juist het bestaansminimum tot preoccupatie met materiële zaken leidt. Als je niet genoeg te eten krijgt, moet dat wel je gedachten en daden beheersen. Welvaart, teweeggebracht door groei, brengt daarentegen keuze en cultuur. Mensen worden in staat gesteld voor vrije tijd te kiezen, als ze dat wensen, om een bijdrage te leveren aan goede doelen of vrijwilligerswerk, of om kennis te vergaren. Welvaart stelt mensen in staat royaal te zijn. Met andere woorden, groei en welvaart bieden de vereiste ruimte en gelegenheid voor morele vooruitgang.
Dertig jaar lang is er afgegeven op groei, vooral door mensen die de vruchten ervan plukten. In die tijd zijn heel wat problemen aan die groei toegeschreven, maar niets wijst erop dat de rijke landen de groei doelbewust zullen afremmen.
Madsen Pirie is president van het Adam Smith Institute.
madsen pirie
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier