Welkom op het dingternet

2013 wordt het jaar van de doorbraak van het gekoppelde toestel, dat dankzij slimme chips informatie over zichzelf en zijn omgeving opspoort en deelt via internet. Dingen worden de grootste gebruikers van het internet.

De auteur is columnist van The Economist.

Er is meer dan tien jaar aan gesleuteld en het wordt ons al jaren beloofd: het ‘internet van de dingen’ komt eraan. Slimme chips verbinden alledaagse zaken zoals auto’s, huishoudtoestellen, voeding, kleren, huisdieren, medische implantaten, gereedschappen en speelgoed met het internet.

De baten voor de maatschappij zijn nauwelijks te overschatten, klonk het steevast. De mogelijkheid om het even wat, om het even waar en om het even wanneer te lokaliseren zou de misdaad afremmen, voorraden beperken, het aantal ongevallen verminderen, energie besparen, afval elimineren. Een voorbeeld: een slimme wasmachine voelt wanneer een kogellager versleten is en verwittigt het servicecentrum, dat een technicus met precies het juiste onderdeel naar de klant stuurt. Nog eentje: wanneer een wat oudere persoon vergeet zijn medicijn te nemen, stuurt zijn pillendoos een sms-bericht naar een verzorger of een naast familielid.

Na al de hype worden de beloften nu eindelijk ingelost. In de loop van 2013 wordt het aantal ‘gekoppelde apparaten’ (waaronder automaten, elektriciteitsmeters en koelkasten, maar ook telefoons en computers) dubbel zo groot als het aantal mensen op de planeet, schat het netwerkbedrijf Cisco Systems. Tegen 2020 zouden zowat 27 miljard unieke voorwerpen draadloos verbonden zijn met het internet. Daarna verdubbelt het ‘dingternet’ om de vijf jaar in volume. Of we er nu klaar voor zijn of niet, de tijd van het dingternet is aangebroken. Waarom precies in 2013? Drie ontwikkelingen maken de komst van het dingternet onstuitbaar.

Ten eerste waren er tot voor kort gewoon te weinig adressen. De adresruimte van de oude versie van het internetprotocol (IPV4) was 32 bits lang. Het kon dus maximaal 2 tot de 32ste macht of iets van een 4,3 miljard binaire adressen aan. Die waren eind 2011 uitgeput. Dankzij het jongste internetprotocol (IPV6), met een adresruimte van 128 bits, is er nu het gigantische aantal van 340 miljard miljard miljard miljard unieke adressen ter beschikking. Dat zou het internet van de dingen nog wel een paar eeuwen aan de gang moeten houden.

Ten tweede is er dankzij de 4G-netwerken eindelijk genoeg bandbreedte beschikbaar om de immense gegevensstroom te verwerken, die de gekoppelde dingen naar de servers sturen.

Ten derde was de opslag van die machine-to-machine-gegevens tot voor kort nog vrij duur. Dankzij de opslag-op-maat-diensten via de cloud is dat niet langer het geval.

Het dingternet kan de zaken wel eens grondig door elkaar schudden. De vrees bestaat dat het de maatschappij kan overstelpen voor de passende voorzorgsmaatregelen getroffen zijn. De discussies over de maatschappelijke gevolgen voor privacy, veiligheid, ethiek en behoorlijk bestuur zijn nog maar net begonnen. Er zijn bovendien nog geen normen die voor de hele sector gelden.

De Europese Commissie wint sinds april 2012 advies in over die zaken. In juli 2013 komt ze naar buiten met haar aanbevelingen. Bureaucraten in Peking en Seoel staan al een stuk verder. De ambtenaren in Washington hinken dan weer achterop. Maar de Amerikanen zijn veeleer doeners dan praters. De gevolgen pakken ze achteraf wel aan. Het ligt dan ook in de lijn der verwachtingen dat het dingternet sneller van de grond komt in de Verenigde Staten dan elders.

NICK VALÉRY

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content