Welkom in een wereld zonder groei

De technologische vooruitgang stimuleert de productiviteit noch de groei en de beroepsbevolking vergrijst. De rijke landen kunnen weleens veroordeeld zijn tot een langdurige stagnatie.

Het is een traditie. Bij de eerste vrieskou in november nodigt het Internationaal Monetair Fonds de economische en politieke wereldelite uit in Washington om zich te buigen over de toekomst van de planeet. Dit keer kondigde de bijeenkomst zich minder somber aan dan vorig jaar. Het Amerikaanse herstel, hoewel niet denderend, lijkt zich te bevestigen; China vermijdt eens te meer een harde landing; en Europa schijnt eindelijk te ontsnappen uit het voorgeborchte van de recessie.

De doorgaans joviale Lawrence Summers, het economische brein achter Barack Obama, vergalde in Davos evenwel de sfeer toen hij voor een aan de grond genageld publiek verklaarde: “We moeten ons er misschien van bewust zijn dat de oude ontwikkelde economieën bijlange niet meer het groeitempo van voor de crisis zullen halen.” Waarna de voormalige minister van Financiën onder Bill Clinton een versie 2.0 ten beste gaf van de stationaire staat, die in de 19de eeuw ook gekoesterd werd door de Britse econoom David Ricardo. Wat als de nieuwe technologieën niet voldoende zijn om de groei weer op gang te brengen? Wat als de verwachte uitputting van sommige natuurlijke rijkdommen de planeet doet overhellen naar een eindige toekomst? 2014 is slechts het vertrekpunt van een nieuwe wereld.

Een normaal jaar

Je staat er misschien van te kijken, maar met een geschatte groei van 1 procent wordt 2014 een normaal jaar. De langetermijnberekeningen van de economen Thomas Piketty en Angus Maddison tonen aan dat van de stoommachine van James Watt tot de eerste veelbelovende 3D-printers de westerse wereld er gemiddeld in een tempo van 1 procent per jaar op vooruitgegaan is. Niet meer, niet minder.

Uiteraard gingen in die lange periode grote technische uitvindingen gepaard met hogere groeivoeten. De dynamo van Zénobe Gramme en de gloeilamp van Thomas Edison deden de productie in Europa en de Verenigde Staten uit haar voegen barsten. Vanzelfsprekend leidde de wederopbouw na de oorlog tot een periode van opleving van de activiteit, die soms een verlengde kreeg door de immigratie en de babyboom. Maar zodra die groeiversnellers een zekere maturiteit bereikten, daalde het tempo en trad de economische ‘normaliteit’ weer in, met een karige groei. Zoals de schattingen voor 2014.

En toch draaien de multinationals. Hun winst dikt aan in een wereld zonder groei. Als bij toverslag slagen sommige erin hun winst op te peppen, terwijl hun orderboekjes stagneren of dalen. “De grootdistributie is daarin een expert geworden. Ze verhoogt de marges dankzij haar eigen merken en rationaliseert zonder verpinken haar personeelsbestand”, analyseert Christian Cambier, effectenbeheerder bij Prigest. Een voorbeeld: de warenhuisketen Carrefour zag tussen 2010 en 2013 de verkoop met 16 procent dalen, maar slaagde er desondanks in zijn winst in dezelfde periode ruim te verdubbelen. “Uiteindelijk dwingt de slappe groei de bedrijfsleiders tot creativiteit, matiging en vernieuwingsdrang”, zegt Cambier. Dat klopt wellicht, maar ten langen leste geldt toch de wet van de zwaartekracht, ook voor de meest creatieve managers: de winstmachine kan niet oneindig in het ijle draaien.

Lagere productiviteitswinsten

“We droomden van vliegende wagens, maar alles wat we bereikt hebben is een internettoepassing waarmee we maximaal 140 lettertekens kunnen verzenden…”, spot Peter Thiel. De oprichter van PayPal, die intussen een van de grootste hefboomfondsbeheerders geworden is, bracht in de lente samen met ex-schaakwereldkampioen Garry Kasparov een essay uit dat zelfs het enthousiasme van de meest fervente verdedigers van de digitale economie dreigt te bekoelen.

Mobiel internet, big data, cloudcomputing… al die innovaties verbleken bij de big bang die de uitvinding van de elektriciteit of de verbrandingsmotor veroorzaakte. We kunnen dan wel enthousiast zijn over de nieuwste hightechgadgets, hun impact op de productiviteit is uiteindelijk zeer miniem. De twee non-conformisten komen dan ook tot het besluit dat zonder baanbrekende vernieuwing de oude rijke economieën gedoemd zijn te stagneren.

Dat blijkt ook uit een analyse van de Amerikaanse econoom Robert Gordon. Hij ontleedde de vernieuwingsgolven sinds de uitvinding van de stoommachine en kwam tot het besluit dat de meest recente innovaties, meer bepaald de informatietechnologie, de wijze van produceren minder radicaal veranderen dan de grote vindingen van meer dan een eeuw geleden. “Ik zie overal computers, behalve in de productiviteitsstatistieken”, was de ironische uitspraak van Robert Solow toen hij in 1987 de Nobelprijs voor de Economie in ontvangst nam.

Piekte de productiviteitswinst — de toename van het aantal geproduceerde eenheden per werknemer — in de jaren zestig nog op 4 procent per jaar in Europa, dan is ze sinds het begin van de internetrevolutie elk jaar met een procent teruggevallen.

De sociale balans van de digitale revolutie oogt evenmin fraai. “De informatisering schept hier en daar wel werkgelegenheid, maar overal elders vernietigt ze er ongetwijfeld meer”, meent de Franse econoom Michèle Debonneuil. “In een eerste fase zorgt de digitalisering voor vervangings- en rationalisatievernieuwingen, maar op dit ogenblik is ze niet in staat de industriële werkgelegenheid aan te zwengelen.”

Ex-Intel-baas Andy Grove ziet dat probleem ook. “Kapitaal pompen in jonge ondernemingen die hun fabrieken in het buitenland optrekken, heeft een blijvend negatief effect op de Amerikaanse werkgelegenheid”, betreurde hij in Business Week. Silicon Valley loopt inderdaad over van weelde, maar het is arm aan werkkrachten. Het prototype van die jobless economy is Twitter, dat na amper enkele dagen na zijn introductie al een beurskapitalisatie had van 23 miljard dollar, maar slechts 2300 werknemers in dienst heeft. Ter vergelijking: Renault heeft min of meer hetzelfde gewicht op de beurs, maar het telt ondanks de herhaalde herstructureringsplannen nog altijd 127.000 medewerkers. Vijftig keer meer dus.

Grijzende arbeidskrachten

Een andere bedreiging voor de productiviteit is de vergrijzing. In de komende twee decennia dreigt een demografische tsunami China te overspoelen. Het land heeft zijn economische boom aan zijn overvloedige beroepsbevolking te danken, maar tegen 2050 gaan in de leeftijdsklasse van 15 tot 44 jaar bijna 200 miljoen arbeidskrachten verloren. Wie minder actieven zegt, zegt minder handen om de fabrieken draaiende te houden.

Dat probleem treft ook de grote westerse economieën. Tegen het einde van de eeuw daalt de beroepsbevolking in Rusland met 31 procent, in Duitsland met 29 procent, in Italië met 23 procent, in Spanje met 12,5 procent en in Frankrijk met 5,6 procent. Bovendien worden de overblijvende actieven aanzienlijk grijzer. In Duitsland, het Europees land dat het zwaarst getroffen wordt door de vergrijzing, daalt het aantal jonge actieven (tussen 20 en 39 jaar) in de komende vijftien jaar met 13,2 procent. “Die oudere werknemers zijn minder efficiënt in beroepen waarin snelheid en vorming de prestaties beïnvloeden. De individuele productiviteit stijgt tot de leeftijd van 40 jaar, stabiliseert zich tot 55 jaar, om dan geleidelijk af te nemen”, ontleedt Jean-Louis Buchalet, de oprichter van PrimeView. De strijd om de jongste talenten van deze wereld aan te trekken, kan beginnen.

De potentiële groei — het maximale groeitempo dat een economie in de loop van de tijd aankan zonder te oververhitten — is het voorwerp van evenveel schattingen als denkrichtingen. Op papier kan om het even welke schooljongen hem berekenen: het is de som van de productiviteit per werknemer en de aangroei van de beroepsbevolking. In werkelijkheid verdubbelen de ramingen naargelang ze naar voren geschoven worden door de Europese Commissie, het IMF, de OESO of onafhankelijke economen. Allemaal zijn ze het wel over één ding eens: door de vergrijzing en de zwakke productiviteit neemt de potentiële groei aanzienlijk af. In de eurozone bedraagt hij volgens de jongste schatting van Patrick Artus, de topeconoom van Natixis, amper 0,3 procent.

Grote problemen

Als de groei stilvalt of achterblijft, staan overheden voor grote problemen. Zonder groei geen extra jobs, en dan loert de langdurige werkloosheid om de hoek. Het zwarte gat van de langdurige werkloosheid ontmoedigt vooral de minder geschoolde werkzoekenden en brengt hen ertoe om zich te laten uitschrijven. Buiten de arbeidsmarkt daalt hun inzetbaarheid drastisch. Dat komt in zekere zin neer op vernietiging van menselijk kapitaal. Een tweede probleem rijst voor overheden die met zware staatsschulden kampen. “Om de schuldgraad te doen dalen, zijn er twee mogelijkheden: economische groei of budgettaire inspanningen”, vat professor Eric Dor, econoom aan de katholieke universiteit van Rijsel, samen. Als de eerste mogelijkheid wegvalt, resten alleen nog de budgettaire inspanningen. Maar welke omvang moeten die dan aannemen? Als de besparingen te ver gaan, fnuiken ze de groei en kan het schuldniveau verhogen.”

Een derde probleem is de stijgende ongelijkheid. Volgens de berekeningen van de econoom Thomas Piketty palmden tijdens de glorierijke jaren zestig de rijke Amerikanen (de 10 procent meest gegoeden) een derde van het inkomen van het land in. Vandaag bedraagt het aandeel van diezelfde miljonairs 50 procent, net als in de jaren dertig. De verliezer is de middenklasse. De moraal van het verhaal: als het met de groei goed gaat, gaat het goed met het salariaat en vermindert de ongelijkheid. Maar als de groei stokt, stijgt de werkloosheid, stagneert het loonbriefje en brengen de rijksten het er beter af omdat ze beter beschermd zijn dankzij hun beurskapitaal en vastgoed. Na enkele jaren van stokkend bbp en goed vergoed kapitaal, neemt de vermogenskloof toe. De enige manier om dat te corrigeren is volgens Piketty het kapitaal te belasten. Anders dreigt volgens hem de ongelijkheid in de 21ste eeuw alleen maar groter te worden.

FRANK DEDIEU EN BÉATRICE MATHIEU, L’EXPANSION

De productiviteitswinst, die in de jaren zestig nog piekte op 4 procent per jaar in Europa, is sinds het begin van de internetrevolutie elk jaar met een procent teruggevallen.

“We droomden van vliegende wagens, maar alles wat we bereikt hebben is een internettoepassing waarmee we maximaal 140 lettertekens kunnen verzenden…” Peter Thiel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content