Welke vermogensbelasting?

Er circuleert een aantal denksporen om vermogen en vooral inkomen uit vermogen zwaarder te belasten, het ene al waarschijnlijker dan het andere. Een overzicht.

Komen er hogere ‘pure’ vermogensbelastingen?Wellicht niet.

Een verhoging van de pure vermogensbelasting is niet aan de orde. Wegens te contraproductief. “De prikkels om vermogens op te bouwen, zijn dezelfde als de prikkels om te investeren, langer te werken of ondernemingen op te richten. In het buitenland is er een trend om pure vermogensbelasting af te schaffen”, zegt fiscaal specialist Axel Haelterman. Risicodragend kapitaal moet net gestimuleerd worden om de motor van de broodnodige bedrijfsinvesteringen aan de praat te krijgen, merken verschillende economen op. Johan Van Overtveldt, directeur van VKW: “We moeten opletten dat we de basis van het ondernemen niet ondermijnen. Heel wat kapitaal zit in bedrijven en creëert jobs. Dat wordt wel eens over het hoofd gezien.”

Komt er een hogere roerende voorheffing? Wellicht wel.

Het meest geciteerde denkspoor om de belasting op vermogensinkomsten te verhogen, is het optrekken van de roerende voorheffing, naar bijvoorbeeld 20 à 25 procent. Vandaag is dat tarief een stuk lager dankzij de combinatie van een bevrijdende roerende voorheffing van meestal 15 procent (op intresten en op dividenden van Belgische aandelen uitgegeven sinds 1994) en de vele vrijstellingen die er bestaan. Voor renteniers is het in België dus goed toeven, en dat steekt fel af tegen de hoge en progressieve belastingdruk op arbeidsinkomens. Europa heeft bovendien de perfecte voorzet gegeven om dit renteniersparadijsje te sluiten, want de Europese spaarrichtlijn laat toe om de roerende inkomens tot 35 procent te verhogen.

Ook de Hoge Raad voor Financiën (HRF) pleit voor een hoger en eenvormig tarief op roerende inkomsten, met de motivatie dat het een doeltreffende en billijke belasting is. En ze brengt bovendien geld in het laatje, jaarlijks ongeveer 1 procent van het bruto binnenlands product, schat de Raad bij een tarief van 25 procent, en dat is allicht een doorslaggevend argument.

De roerende voorheffing kan nog meer opbrengen als ook de vrijstelling op de spaarboekjes wordt afgeschaft. Die belasting-subsidie vloeit immers meer naar de banken dan naar de spaarder. “Het is niet noodzakelijk de spaarder die ervan geniet”, merkt ook de Hoge Raad voor Financiën droogjes op. Toch zal wellicht geen enkele politicus de vingers branden aan een aanval op de vrijstelling op de spaarboekjes. De HRF schuift een alternatief naar voren: de vrijstelling toepassen op totaliteit van alle financiële beleggingen van de spaarder. De kleine spaarder blijft dan nog altijd grotendeels buiten schot, terwijl de rijkere spaarder meer moet bijdragen. Voor de politici is dat een haalbare kaart, omdat het vermogen sterk geconcentreerd is bij een klein deel van de bevolking. Een hogere roerende voorheffing heeft dus een hoog Robin Hood-gehalte. Er wordt afgenomen van een beperkte groep (rentenierende) rijken om een meerderheid van (werkende) minder gefortuneerden te ontzien. Dat is wat men noemt: billijk en doeltreffend.

Ook wordt voor de roerende voorheffing gedacht aan een verbreding van de belastbare basis. “En waarom ook niet het belastingvacuüm op sicavs en beveks opvullen, die gecreëerd werden om dividenden en intresten om te zetten in belastingvrije meerwaarden? Die constructies zijn fiscale nonsens. Beleggingsinstrumenten die substituten zijn voor elkaar, moeten op dezelfde manier belast worden. Dat kan ook 500 miljoen euro per jaar opleveren. We moeten streven naar iets dat 1,5 à 2 procent van het bruto binnenlands product opbrengt, om daarmee de belastingdruk op arbeid te verlagen”, zegt Axel Haelterman.

Komt er een forfaitaire rendementsbelasting op uw vermogen? Wellicht niet.

De sp.a pleitte in haar verkiezingsprogramma voor een vermogensrendementsbelasting, naar Nederlands voorbeeld. Daarbij wordt een belasting geheven op een forfaitair rendement van uw vermogen. Dit voorstel botst op nogal wat kritieken en bedenkingen.

Een eerste punt is dat de belasting regressief is naarmate de inkomsten uit kapitaal stijgen. Veronderstel iemand met een vermogen van 100.000 euro die een effectief rendement van 2 procent haalt. Hij betaalt een forfait van 30 procent op een rendement van 4 procent, of dus 30 procent op 4000 euro. Dat is een belasting van 1200 euro op een effectief rendement van 2000 euro. Dat is een impliciet belastingtarief van 60 procent. Veronderstel dat iemand op eenzelfde vermogen een rendement van 10 procent haalt. Hij betaalt ook 1200 euro forfaitaire belasting op een winst van 10.000 euro. Dat is een impliciet belastingtarief van 12 procent. Hoge winsten worden dus grotendeels vrijgesteld van belasting, kleine rendementen worden bijna helemaal wegbelast. “Een fictieve rendementsheffing stimuleert al te risicovol beleggingsgedrag omdat rendementen boven het forfait belastingvrij zijn”, zegt Axel Haelterman.

Maar de zaak kan ook omgedraaid worden. “Het grote pluspunt van het Nederlandse systeem is dat risicovolle investeringen worden aangemoedigd. Al is dat misschien een onredelijke prikkel na wat de beleggers in 2008 overkwam”, zegt Etienne De Callataÿ van Bank Degroof.

Een vermogensrendementsbelasting botst ook op praktische bezwaren, want er is in België nog geen kadaster van de roerende vermogens, en de aanleg van zo’n kadaster staat niet meteen op de agenda. Het roerend vermogen van elke Belg is dus niet gekend door de fiscus, en al is het fiscale bankgeheim niet meer van deze tijd, de fiscus mag nog altijd geen expedities bij de banken organiseren om de omvang van uw vermogen te achterhalen. “Het systeem staat of valt met het registreren en waarderen van het individuele vermogen. Het opzetten van een kadaster dat nationaal en vooral internationaal vermogen registreert is niet vanzelfsprekend. De bescherming van de privacy en een gebrek aan internationale samenwerking vormen belangrijke obstakels”, zegt fiscalist Michel Maus (VUB).

Komen er hogere belastingen op vastgoed? Wellicht niet.

De OESO pleit voor een hogere vastgoedbelasting, want vastgoed is meestal niet productief en dus zijn hogere belastingen op bakstenen niet verstorend voor de economie. Het kadastraal inkomen wordt wel geïndexeerd, maar is sinds 1975 niet meer aangepast aan de welvaartsgroei. De fiscus zag op die manier ook de hausse van de vastgoedprijzen voor een deel aan zijn neus voorbij gaan. Toch is er weinig animo om vastgoed zwaarder te belasten, en zeker de eigen woning niet, omdat die vaak gezien wordt als een verzekering tegen ouderdomsarmoede en een natuurlijke manier van langetermijnsparen vormt – de fiscus subsidieert op dit moment net de meeste vormen van langetermijnsparen. “En de kadastrale inkomens worden toch regelmatig aangepast via de vernieuwing van het woningbestand. En vergeet niet dat deze inkomens bij de arbeidsinkomens worden geteld. Dat is een goede reden om daar niet te wild te doen”, zegt Axel Haelterman.

Komen er slinksere manieren om vermogen te belasten? Jazeker.

De ontslagnemende regering kwam met GdF Suez overeen om 250 miljoen euro af te romen van de winsten die gepaard gaan met het langer openhouden van de kerncentrales, en de nieuwe regering zal wellicht nog een hogere bijdrage eisen. Dit is in feite een verkapte vermogensbelasting (op de winst van GdF Suez), maar dan wel eentje die door GdF Suez vrij gemakkelijk kan worden afgewenteld op de consument. Ook een taks op de banken – nu in de vorm van een duur depositogarantiesysteem – past in deze categorie van belastingen waarvan de eindbetaler niet meteen diegene is voor wie de taks bedoeld is. Een mogelijke afbouw van de notionele-intrestaftrek past ook in de categorie omwegen om kapitaal zwaarder te belasten.

Kapitaal al vrij zwaar belast in België. De discussies over het verhogen van de belasting op inkomens uit vermogen, kan de indruk wekken dat België vandaag een belastingparadijs voor de rijken is. Dat doet de waarheid geweld aan. Juist, België is genereus door geen belasting op meerwaarden te heffen, maar compenseert dat ruimschoots op andere manieren. Belastingen op kapitaal en op de winsten uit dat kapitaal (met inbegrip van de vennootschapsbelasting) leveren in België jaarlijks ruim 30 miljard euro op, goed voor ongeveer een kwart van de belastinginkomsten. Slechts zeven landen uit de EU belasten kapitaal nog meer. Bovendien zaten de belastingopbrengsten de voorbije jaren in de lift. De vrij hoge belastingdruk op kapitaal mag niet verbazen wegens de lange waslijst aan belastingen op kapitaal die België rijk is. Die gaat van de roerende en onroerende voorheffing, tot beurstaksen of successierechten. En het impliciete belastingtarief van ruim 31 procent op kapitaal is naar Europese maatstaven ook niet min. Het EU-gemiddelde bedraagt 28,7 procent. Als het aankomt op ‘pure’ vermogensbelastingen, of belastingen die de voorraad kapitaal belasten (zoals de successierechten), dan staat België zelfs op de derde plaats in Europa. Volgens de Europese Commissie leveren pure vermogensbelastingen in België per jaar 3,5 procent van het bruto binnenlands product op. Dat is ongeveer evenveel als de vennootschapsbelasting oplevert.

Op langere termijn zijn er gegronde redenen om de belastingdruk op vermogen op te voeren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content