Welke besparingen?
De Belgische openbare financiën zijn de voorbije jaren amper gesaneerd. Extra belastingen compenseren de extra uitgaven, leert een analyse van de OESO. De federale regering en de deelstaten moeten een bocht van 180 graden maken.
Over tien dagen begint de federale regering aan de begrotingscontrole 2013. De regering-Di Rupo moet op zoek naar 1 miljard euro om het begrotingstekort terug te brengen tot 2,7 procent van het bruto binnenlands product (bbp). En in 2014 komt daar nog eens 3 miljard euro bij.
Aan de ingang van de Wetstraat 16 zullen de ministers verklaren dat er “naar een evenwicht tussen belastingen en besparingen moet worden gezocht, zoals in het verleden het geval was”. De waarheid is genuanceerder. De voorbije jaren bestond de budgettaire consolidatie grotendeels uit nieuwe belastingen, die vooral dienden om extra uitgaven te compenseren.
Eén grafiek van de OESO, de denktank van de industrielanden, zegt veel, zo niet alles over de Belgische begroting. Tussen 2009 en 2012 koos de regering voor hogere belastingen (bijna 2,5 % van het bbp) en ze draaide de uitgavenkraan open, waardoor de totale begrotingssanering amper iets voorstelde (zie grafiek Belastingen moeten extra uitgaven dekken).
De meeste OESO-landen kozen voor extra belastingen en een vermindering van de uitgaven. Voor België is het zoeken naar die besparingen. De OESO roept op om de komende jaren zo goed als uitsluitend aan de uitgavenkant te werken.
Tien jaar schande
Vlaamse economen onderschrijven de analyse van de OESO. “De Belgische overheid drijft haar uitgaven al bijna vijftien jaar stelselmatig op”, zegt Bart Van Craeynest, de hoofdeconoom van Petercam. “Volgens de cijfers van de Europese Commissie stegen de Belgische primaire uitgaven gezuiverd voor conjunctuurschommelingen sinds 1999 met 7,7 procent van het bbp. In de eurozone kenden alleen Griekenland en Cyprus een grotere uitgavenstijging. Nog opmerkelijker is dat de Belgische overheid de voorbije jaren rustig op dit pad doorging. Sinds 2008 namen de uitgaven nog met 3,9 procent van het bbp toe, veruit de grootste stijging van de eurozone in die periode.”
Eigenlijk stonden de overheidsfinanciën er goed tien jaar geleden niet zo slecht voor. De staatsschuld bedroeg wel 106 procent van het bbp, maar het primaire overschot (ontvangsten min uitgaven zonder rentelasten) piekte naar 6,8 procent. Vandaag is dat surplus volledig opgesoupeerd. Het primaire saldo komt dit jaar net boven nul uit.
“Dat soort overschot is politiek moeilijk vast te houden”, zegt Van Craeynest. “Dat bleek ook in andere landen. Een verlaging van het surplus was hoe dan ook te verwachten na 2001. Maar de paarse regeringen zijn veel te ver gegaan en de volledige buffer werd opgesoupeerd. De daling van de totale rentelasten, de verslechtering van het primaire saldo en de extra inkomsten zijn de voorbije jaren gebruikt om extra uitgaven te financieren. En dat allemaal terwijl de echte opwaartse druk op de uitgaven door de vergrijzing nog moet beginnen.” “De periode 2000-2007 is een schande in historisch perspectief”, vult Gert Peersman van de Universiteit Gent aan.
Snijden in de uitgaven is onvermijdelijk, maar waar? Volgens Van Craeynest niet bij de federale overheid in enge zin (zonder de sociale zekerheid). “De primaire uitgaven van de federale overheid zonder inkomensoverdrachten aan de andere overheden bedragen 8,2 procent van het bbp. De federale overheid is dus al vrij mager.” Volgens hem moeten de inspanningen gebeuren in de sociale zekerheid (primaire uitgaven 22 % van het bbp) en bij de regionale en lokale overheden (17,5 % van het bbp).
Later met pensioen
De sociale zekerheid is de achilleshiel van de overheidsfinanciën, zeker nu de vergrijzingskosten op kruissnelheid komen. Volgens het jongste rapport van het Planbureau is de groei van de pensioenuitgaven tegen 2018 meer dan dubbel zo groot als die van het potentiële bbp (2,7 % tegen 1,2 %). Geen enkele primaire uitgavenpost stijgt zo snel. Bovendien maskeert de regering de precaire toestand van de sociale zekerheid voortdurend met allerlei vestzak-broekzakoperaties. Zo worden miljarden vanuit de algemene middelen naar de sociale zekerheid doorgesluisd, om de indruk te wekken dat de RSZ-begroting in evenwicht is (zie kader Hocus pocus in de sociale zekerheid).
Voor Peersman is het duidelijk. “Als de federale overheid grote bedragen wil besparen zonder de belastingen te verhogen, wat uiteraard wenselijk is, kan ze dat alleen via ingrepen in de pensioenen. De leeftijd om met pensioen of brugpensioen te gaan, moet hoger.” Volgens de Gentse econoom leidt dat tot een dubbel effect op de begroting: minder uitgaven in pensioenen (een derde van het effect) en meer belastinginkomsten door extra economische activiteit (twee derde van het effect). “Hier ligt bijgevolg de sleutel voor de federale regering.”
Van Craeynest voegt er nog aan toe dat de focus aan de ontvangstenkant volledig moet liggen op een verlaging van de lasten op arbeid. “Alle nieuwe ontvangsten moeten worden gebruikt om de extreem hoge lasten op arbeid te verlagen. De opkuis van de overheidsfinanciën moet de komende tien jaar langs de uitgavenkant gebeuren.”
Perfide financieringswet
En jawel, ook de deelstaten moeten daar hun steentje toe bijdragen. De economen zijn niet onder de indruk van de stelling van Vlaams minister van Begroting Philippe Muyters (N-VA) dat Vlaanderen met een begrotingsevenwicht al voldoende inspanningen levert. “De targets voor de deelstaten blijven veel te gul”, klinkt de strenge vaststelling van Van Craeynest.
Peersman merkt fijntjes op dat de regionale uitgaven het meest gestegen zijn. Volgens de Nationale Bank stegen de primaire uitgaven van de gemeenschappen en de gewesten de voorbije twaalf jaar jaarlijks met gemiddeld 2,8 procent. Bij de federale overheid en de sociale zekerheid was dat 2,7 procent. “Door de hoge inkomsten via de financieringswet heeft Vlaanderen bijvoorbeeld geen incentive om te besparen, aangezien het een begroting in evenwicht heeft”, legt Peersman uit.
“De andere regio’s hebben ook maar een beperkt tekort. Bovendien stromen meer inkomsten naar de regio’s als de federale regering de pensioenleeftijd verhoogt en bijgevolg de economische activiteit. Als zij dat vertalen in extra uitgaven, want ze hebben toch al een begroting in evenwicht, wordt een gedeelte van de besparingen als gevolg van de pensioenhervormingen tenietgedaan. Kortom, de overheidsfinanciën kunnen pas echt gesaneerd worden aan uitgavenkant als de regio’s hun deel doen. Het is cruciaal dat dit op de een of andere manier wordt ingebouwd in de financieringswet.”
ALAIN MOUTON
“De periode 2000-2007 is een schande in historisch perspectief”
Gert Peersman, UGent
“In de eurozone kenden alleen Griekenland en Cyprus een grotere uitgavenstijging”
Bart Van Craeynest, Petercam
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier