Alain Mouton

Weg met loonnorm en automatische indexering

Alleen een paardenmiddel kan de Belgische concurrentiekracht redden. Zowel de automatische indexering als de wet op de loonnorm moet op de schop.

Een indexsprong, afgeslankte index, netto-index… Ze waren de voorbije weken amper bij te houden, de creatieve voorstellen om het Belgische automatische indexeringssysteem aan te passen en de loonkostenstijging voor de bedrijven binnen de perken te houden. Het voorlopig laatste voorstel in de rij is dat van staatssecretaris Hendrik Bogaert (CD&V). De automatische loonindexering wordt op een ‘sociaal verantwoorde’ manier afgezwakt. Elk jaar zouden de Belgische werknemers 0,9 procent loon moeten inleveren. Als de inflatie met 3 procent stijgt, dan zouden de lonen met 2,1 procent toenemen. Op die manier zou België in vijf jaar zijn loonkostenhandicap van 4,6 procent tegenover de buurlanden wegwerken.

Het voorstel van Bogaert overtuigt niet. In vijf jaar de loonkostenhandicap wegwerken, is echt wel lang. Bovendien bedraagt die handicap niet 4,6 procent, maar gecorrigeerd voor productiviteit meer dan 9 procent. Er is dus een paardenmiddel nodig om de concurrentiepositie van de ondernemingen te herstellen.

Ten eerste moet het systeem van de automatische indexering gewoon worden afgeschaft, zoals landen als Frankrijk en Nederland dat al in de jaren tachtig deden. Ten tweede moet de wet op de concurrentiekracht of de wet op de loonnorm uit 1996 naar de prullenmand. De wet was een ruil tussen de vakbonden, die het automatisch indexmechanisme wilden vrijwaren, en de werkgevers die de loonkosten binnen de perken wilden houden. De wet stelt dat de loonkosten in België niet sneller mogen stijgen dan in de buurlanden. Indien dat wel gebeurde, moest die opgebouwde handicap achteraf worden gecorrigeerd. Dat correctiemechanisme bestaat op papier, maar het heeft in de praktijk nooit gewerkt.

Deze kaduke wet heeft de Belgische bedrijven sinds 1996 met een extra loonlast van meer dan 7 miljard euro opgezadeld, wat tienduizenden banen heeft gekost. De loonkostenhandicap tegenover onze belangrijkste handelspartner Duitsland bedraagt ondertussen 20 procent. Zeggen dat de wet loondrift heeft tegengehouden die vrije loononderhandelingen met zich brengen, klopt niet.

België kiest best voor het Duitse systeem van loonoverleg dat opslag wel mogelijk maakt. Bij de ooster- buren wordt efficiënter onderhandeld. Een loon-akkoord in de metaalsector (vaak in één deelstaat) geeft de richting aan voor andere sectoren en Länder. Akkoorden worden gesloten op basis van een raming van de inflatie, waarbij plotse prijsstijgingen zoals de brandstofprijzen niet onmiddellijk in de lonen worden doorgerekend. Dat geeft de Duitse bedrijven ademruimte. Een groot verschil met België. Hier moet de automatische indexaanpassing eeuwig en altijd worden toegepast en knelt het carcan van de unieke loonnorm.

Duitse sectoren en bedrijven die zwaarder geraakt worden door economische schokken kunnen onder de loonafspraken gaan of die compenseren met een verlenging van de werktijd. Die flexibiliteit van het loonoverleg is in het rigide Belgische systeem zo goed als onbestaande.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content