WEG MET FISCALE EN SOCIALE BRIC-À-BRAC
Lobbygroepen hebben van de fiscaliteit een ondoorzichtig stelsel gemaakt. Idem voor het zo geroemde Belgische sociale model. Het is tijd voor een tabula rasa.
Na de aangekondigde ontslagen bij ArcelorMittal Luik is het payback time. Verschillende politici vinden het niet kunnen dat de staalreus via een financieel vehikel dankzij de notionele-intrestaftrek in België nul euro vennootschapsbelasting betaalt. Hun ergernis is begrijpelijk, maar tegelijk rijst de vraag waarom deze heren en dames politici de voorbije jaren niet in de bres gesprongen zijn voor een lineaire verlaging van de vennootschapsbelasting. Dat was alle bedrijven ten goede gekomen en het had de discussie vermeden of het nu vooral multinationals zijn die van een maatregel als de notionele-intrestaftrek kunnen profiteren.
Het voorbeeld van de notionele-intrestaftrek is symptomatisch voor de toestand waarin het Belgische fiscaal stelsel zich al jaren bevindt. Onze officiële fiscale druk behoort in de meeste belastingcategorieën tot de hoogste van de wereld. Maar in plaats van die structureel en lineair te verlagen om bedrijven en consumenten meer financiële ademruimte te geven, hebben de overheden enkel geluisterd naar wie het hardste riep. Er bestaan wel degelijk belastingverlagingen en -kortingen, maar enkel voor de sectoren en belangengroepen die het best wisten te lobbyen. Vandaar de verschillende vormen van roerende voorheffing, vandaar ook de verschillende btw-tarieven. Zo’n fiscale bric-à-brac is nefast omdat dat het gevoel van onrechtvaardigheid bij de Belgische bevolking — die historisch al zeer belastingavers is — doet toenemen. Het gevolg van die vele uitzonderingsregimes is ook dat de totale algemene fiscale druk hoog moet blijven om voldoende overheidsinkomsten te genereren.
Werkgevers, die terecht klagen over het te zware overheidsbeslag, hebben hierin vaak een schizofrene rol gespeeld. Ook zij hebben hun lobbymachines ingezet om voor hen gunstige aftrekposten en kortingen te introduceren, maar klagen tegelijk over een te complexe fiscaliteit.
Die vaststelling geldt ook voor de parafiscaliteit of de bijdragen aan de sociale zekerheid. De bouwsector wil goedkope overuren, de chemie wil lagere loonkosten voor onderzoekers en de distributie en de horeca vragen minder loonkosten op de laagste lonen. Met als gevolg dat er in België niet enkel een fiscale maar ook een sociale bric-à-brac is. Sociaal secretariaten, die de loonadministratie doen, klagen steen en been.
Het voorstel voor meer overuren en annualisering van de arbeidstijd dat de Groep van Tien, de federale sociale partners, vorige week op tafel legde, is in hetzelfde bedje ziek. Het is weliswaar een stap in de richting van een flexibeler arbeidsmarkt, maar allerlei kleine maatregelen maken het zo geroemde Belgische sociaaleconomische model hopeloos ingewikkeld.
Vandaar dat een tabula rasa aangewezen is. Schaf tal van aftrekposten af, zeker diegene die niet voor iedereen toegankelijk zijn. En maak ook op parafiscaal niveau duidelijke keuzes: verlaag de loonkosten lineair en bouw een flexibele arbeidsmarkt from scratch op. Minder uitzonderingen en meer transparantie maken het mogelijk de totale (para)fiscale druk te verlagen. Daar wint iedereen bij.
ALAIN MOUTON Redacteur Trends
Door de vele uitzonderingsregimes moet de totale algemene fiscale hoog blijven om voldoende overheidsinkomsten te genereren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier