‘WEES TOCH NIET ZO VERWEND’
Stand-upcomedian Henk Rijckaert omarmt de nieuwe technologie volop, in zijn nieuwe zaalshow en op zijn YouTube-kanaal Koterij. Al moet hij voor dat laatste op zoek naar een nieuw verdienmodel. “Mijn businessplan evolueert op dezelfde manier als mijn show: via trial-and-error.”
Spaar Henk Rijckaert (42) een beetje, hij heeft nog amper zes maanden te leven. Dat is althans de diagnose die hij krijgt als hij aanklopt bij dokter Google. Waaraan Rijckaert zoal lijdt? Technostress, zoals de titel van zijn nieuwe zaalshow ook luidt. Laatst staken de symptomen opnieuw de kop op, toen de stand-upcomedian per ongeluk zonder smartphone het huis verliet. “Ik kreeg een onbehagelijk gevoel. Terwijl ik altijd dacht dat ik niet leed aan FOMO, fear of missing out. Wat een vreselijk woord ook.”
Toch trekt Rijckaert niet ten strijde tegen de technologische ontwikkelingen en onze afhankelijkheid ervan. Integendeel. “We verliezen uit het oog hoe geniaal technologie is”, vindt hij. “Het zal wel menselijk zijn om stress te krijgen van elke technologische stap vooruit, maar we moeten opnieuw de positieve kanten leren te zien van alle technologie waarmee we omringd zijn. Zelfs al is de snelheid waarmee alles verandert gigantisch. Veel van de zaken die wij normaal vinden, waren vijftien jaar geleden nog sciencefiction. Terwijl wie de lancering van de radio in het midden van zijn leven meemaakte de televisie pas zag opduiken toen hij op zijn sterfbed lag.”
Hoever staat de technologie tegen dat u op uw sterfbed ligt?
HENK RIJCKAERT. “We staan echt aan het begin van een nieuwe industriële revolutie. Binnen dit en veertig jaar – want zo lang ga ik zeker nog leven – gooi je misschien wel je oude telefoon in een soort van blender. Het basisproduct dat daar uitkomt, kun je dan in een printer gieten om er iets anders van te maken. Is je trui versleten? Dan doe je hem mogelijk in een versnipperaar, om met de resten het nieuwste model te printen, als je zoveel euro hebt betaald om het patroon te kopen. Dat klinkt utopisch, maar de technologie ontwikkelt zich wel in die richting. Ik experimenteer zelf ook al met 3D-tekenen en -printen, onder meer om mijn decors te maken. Voorlopig doe ik dat wel met de printer van een vriend. Ik wil eerst zeker zijn dat het geen bevlieging is. Die kans bestaat soms bij mij (lacht).”
Bestaan zaalshows binnen veertig jaar nog of nodigen we tegen dan een virtuele komiek uit?
RIJCKAERT. “Mensen zullen altijd de behoefte hebben iemand live aan het werk te zien. Fysiek live, bedoel ik dan, niet live gestreamd. Ze willen een uniek moment delen met een heleboel anderen om hen heen. Die ambiance kun je niet streamen. Zodra dat wel kan, ziet de toekomst van de zaalshow er misschien wel anders uit. Wie weet kijk je in de toekomst dan toch gewoon vanuit je huiskamer, maar beleef je in virtual reality hetzelfde moment samen met anderen.”
Is het ter voorbereiding daarvan dat u startte met uw onlinevideo’s onder de noemer Koterij?
RIJCKAERT. “Het YouTube-kanaal Koterij heb ik opgericht omdat ik nog een heleboel zaken wil leren. Ambachten, zoals metaal- en houtbewerking, maar ook de mechanismen van tv maken wil ik beter onder de knie krijgen. Dat leerproces wil ik delen met anderen. Daardoor heb ik een wekelijkse deadline, die ervoor zorgt dat het niet gewoon een hobby wordt waar ik nooit aan toekom. Ik geef het een jaar. Dat wil zeggen dat er waarschijnlijk een moment komt dat de ideeën op zijn. Dat punt, waar je de bodem van de kasserol tegenkomt, dat interesseert mij. Omdat je dan moet durven te vertrouwen op al je kunde, hoe angstaanjagend dat ook is. Zeker omdat ik ook de mislukkingen zal tonen. Mijn proces is ondertussen wel al minder complex en efficiënter geworden.”
Uw manier om binnenkort met een goedkoop project naar een televisiestation te kunnen stappen?
RIJCKAERT. “Koterij is gemaakt voor YouTube, dat kun je niet als een tv-format verkopen. Ik ben er wel mee gestart vanuit een frustratie over werken voor televisie. Het maken van televisieprogramma’s zat mijn podiumwerk – mijn corebusiness – soms in de weg. Programmamakers beloofden altijd dat ze rekening zouden houden met mijn speelagenda, maar uiteindelijk kwam het er vaak op neer dat ik op bepaalde dagen mezelf voor 300 procent moest geven om alles te combineren. Daarom ben ik vorig jaar ook uit een tv-project gestapt. De timing van dit project heb ik zelf in handen, maar het voelt natuurlijk wel aan als een job, laat dat duidelijk zijn (lacht).”
Moet u er dan ook geen geld mee verdienen?
RIJCKAERT. “Dat lijkt me in mijn geval moeilijk, omdat ik in het Nederlands werk. Ik ben een heel kleine garnaal tussen een aantal grote walvissen. Al verdien ik wel iets aan de advertenties die op YouTube voor je filmpje worden gespeeld. Laat ik de boeken gewoon opengooien: ik post nu al drie maanden lang elke week een filmpje en ontving daarvoor 40 euro aan advertentie-inkomsten. Daar kan ik drie doosjes vijzen en een stuk multiplex mee kopen. Wat goed is, hé. Ik gebruik vijzen en multiplex, maar rijk ga ik er niet van worden.
“Ach, voorlopig verdien ik er mentaal voldoende aan. Zie het als research-and-development, want ik heb een paar comedy-ideeën waar ik eerst een aantal technische vaardigheden voor onder de knie moet krijgen. Bovendien kun je Koterij ook bekijken als promo voor mijn zaalshows. Los daarvan blijft het een shitty businessmodel (lacht). Ik hoop dat het project binnen negen maanden break-even draait, dus het plan is bij mogelijke sponsors te gaan luisteren wat mogelijk is.”
Bent u niet bang dat uw publiek zal vinden dat u uw ziel verkoopt als u aan productplacement doet?
RIJCKAERT. “Wie dat vindt, geeft allicht ook commentaar op de reclameblokken van commerciële zenders. Terwijl die in je hele leven maar een fractie tijd in beslag nemen. Erger je je daar toch aan, kijk dan even niet. Maar besef wel dat dat reclameblokje ervoor zorgt dat je te zien krijgt wat daarna volgt. Wees dus toch niet zo verwend. Oké, als iemand op YouTube de commerciële hoer uithangt, revolteer ik daar ook tegen. Ik zal dus niet de hele tijd met producten zwaaien en doe-het-zelfzaken vernoemen, maar ik zal er wel eerlijk voor uitkomen dat mijn materiaal gesponsord is. Daar gaan mensen zich waarschijnlijk niet aan storen.
“Al onderzoek ik ook of crowdfunding een optie is. Ik bekijk nu wat ik in ruil kan bieden. Workshops geven, dat lijkt me wel leuk. Of een geschenk, of extra filmpjes maken voor wie mij steunt. Ik heb nog geen flauw idee waar we gaan uitkomen. Het evolueert op dezelfde manier als mijn show: via trial-and-error. Het enige waar ik zeker van ben, is dat YouTube alleen maar beter gaat worden. Ja, er staat veel bagger op, maar het platform is zo dynamisch. De grote moeilijkheid wordt wel terug te vinden wat je zoekt, want voor je het weet, krijg je de pap in de mond.”
Voor je het weet, raadt YouTube ook een andere komiek aan en zitten mensen plots bij de concurrentie.
RIJCKAERT. “Er staat altijd wel iemand om de hoek die iets soortgelijks doet en dat misschien beter doet. Om de zoveel tijd komen er weer een paar goede komieken bij. Er wordt daarom soms gezegd dat we ondertussen met te veel zijn, maar het is net goed dat onze markt groeit. Het maakt het ambacht van de komiek waardevoller en zorgt ervoor dat we meer erkenning krijgen. Als er een nieuwe muziekband bij komt, betekent dat toch ook niet dat je plots niet meer naar andere muziek luistert? Zo is het ook goed dat het aanbod van stand-upcomedy diverser wordt. Daardoor kan iedere komiek zich anders in de markt zetten en vinden mensen sneller een favoriet. Ik profileer me bijvoorbeeld als de man die ook dingen knutselt en daardoor ook fysiek grappen kan maken.”
Er zit dus een marketingstrategie achter het merk Henk Rijckaert?
RIJCKAERT. “Nee, zo mag je het niet bekijken. Natuurlijk is erover nagedacht. Als je merkt dat iets werkt, zou het niet slim zijn als je dat niet verder zou uitbouwen. Ik werk toch vooral vanuit de drang fysieke producten te ontwikkelen. Ik ben gewoon niet de man van de grote politieke observaties of de maatschappijkritiek. Anderen zijn daar beter in en hebben mijn mening al helderder geformuleerd. Ik probeer liever een frisse invalshoek te vinden om een breed onderwerp aan te snijden, zoals in Technostress. Of dat grappiger of minder grappig is dan een ander genre, is hoe dan ook subjectief.”
Meten mensen grappig zijn tegenwoordig niet af aan de grootte van de zaal, sinds Alex Agnew in het Sportpaleis stond?
RIJCKAERT. “Zo’n opbod is niet eerlijk. Ik doe er niet aan mee, noch voor mezelf, noch voor anderen. Het belangrijkste is toch dat het publiek na een show met een goed gevoel vertrekt? Of dat nu uit het Sportpaleis of uit een middelgrote zaal is. Ik zal bijvoorbeeld nooit in het Sportpaleis spelen. Ik ambieer dat ook niet, want in zo’n zaal moet je iets brengen wat je kunt vergelijken met arenarock. Als je mijn vorm van comedy met een muziekgenre moet vergelijken, kom je eerder uit bij lo-fi rock of iets in die trant. Daarmee speel ik wel voor zalen met 700 mensen, en daar ben ik al heel trots op. Ik verdien er goed mijn boterham mee. Je wilt natuurlijk altijd nog meer publiek trekken. De voorbije jaren groeit de ticketverkoop alleszins gestaag. Toch ben ik bij het maken van elke nieuwe show opnieuw bang. Kan ik het nog? Is mijn werk nog even goed, of zet ik een stap terug? Ben ik al over mijn piek?”
Werkt dat niet verlammend?
RIJCKAERT. “Vroeger wel, maar vandaag zijn die neuroses een goede motor om scherp te blijven. Zo voel ik het toch aan. Als je ergens onzeker over bent, wil dat zeggen dat iets naar jouw gevoel nog niet goed zit. Dan weet je dat je moet blijven schaven. Als komiek ben je net als iedereen maar waard wat je aflevert. Een mop heeft bijvoorbeeld pas bestaansrecht als ermee wordt gelachen. Anders heb je je werk niet goed gedaan. Achteraf blijkt de angst toch altijd ongegrond en sijpelt ze opnieuw weg. Als mensen de show dan toch niet goed vinden, vat ik dat dan ook niet persoonlijk op. Dat ze de moeite nemen met een negatieve commentaar op Facebook te laten weten dat ze me niet grappig vinden – hoewel ze daar geen meter mee opschieten – daar heb ik het wel lastig mee. Je maakt als komiek tenslotte iets om mensen te plezieren.”
Hebben die mensen de show dan gezien? Wie u niet grappig vindt, koopt toch geen ticket?
RIJCKAERT. “Dat gebeurt soms wel, hoor. Mensen kopen bijvoorbeeld tickets voor een extra show om te kunnen genieten van het abonneetarief van een cultuurcentrum. Daardoor neemt het publiek in zo’n cc ook vaak een afwachtende houding aan. Dan gebeurt het weleens dat mensen na een kwartier beslissen dat ze het niet leuk vinden en de rest van de show vanaf de tweede rij nors naar mij blijven kijken. Ik heb hen toch niet verplicht te komen?
“Ooit ging iemand ostentatief met zijn rug half naar mij gekeerd zitten. Dat was tijdens een van mijn eerste zaalshows en daar kwam het woord ‘piemel’ weleens in voor. Dat mocht de christelijke oren niet binnendringen. De organisatie heeft me achteraf nog laten weten dat ik de dag nadien zelfs in de preek van meneer pastoor werd vermeld. Dan heb je het toch gemaakt? (Lacht) Toen dacht ik wel even: dit is mijn piek, nu moet ik stoppen.”
SJOUKJE SMEDTS, FOTOGRAFIE FRANKY VERDICKT
“Onze markt groeit. Het maakt het ambacht van de komiek waardevoller”
“Ik ben een heel kleine garnaal tussen een aantal grote walvissen”
“Boeken open: van YouTube kreeg ik 40 euro aan advertentie-inkomsten”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier