Weer wijziging voor sportbeoefenaars

Zoals vorige week reeds kort vermeld, bevat het nieuwe wetsontwerp houdende fiscale en diverse bepalingen dat op dit ogenblik in de Kamer besproken wordt, ook enkele belangrijke maatregelen voor professionele sportbeoefenaars en hun sportclubs.

Sedert begin vorig jaar geldt ten aanzien van sportbeoefenaars een bijzonder fiscaal stelsel. Kort gezegd, komt het erop neer, dat de beroepsinkomsten van sportbeoefenaars onder bepaalde voorwaarden niet onderworpen worden aan het progressief tarief van de personenbelasting; maar dat ze afzonderlijk worden belast tegen een vast tarief. Voor jonge sportbeoefenaars bedraagt het 16,5 procent en voor hun oudere collega’s is dat 33 procent. Met dien verstande dat ten aanzien van oudere sportbeoefenaars vereist is, dat het gaat om beroepsinkomsten uit een nevenactiviteit. Jong wil in deze context zeggen dat men op 1 januari van het aanslagjaar de leeftijd van 26 jaar niet heeft bereikt.

Toen de wetgever het nieuwe stelsel invoerde, heeft hij niet uitgesloten dat de voordelige taxatie ook van toepassing kan zijn ten aanzien van sportbeoefenaars die hun sportieve activiteiten uitoefenen in de schoot van een eigen professionele vennootschap.

Veel zangers bijvoorbeeld, staan op het podium liedjes te zingen in hun hoedanigheid van zaakvoerder van hun professionele vennootschap, meestal een eenpersoons-bvba. Veel bakkers bakken hun broodjes in de schoot van hun eigen vennootschap. Veel dokters, advocaten, notarissen, enzovoort, ontvangen hun klanten op dezelfde manier in de schoot van hun eigen vennootschap. Zo ook hebben nogal wat sportbeoefenaars hun eigen professionele vennootschap. Het is dan niet Jef of Piet die tegen de voetbal stampt, of een rit in de ronde van Frankrijk wint, maar wel de vennootschap waarvan Jef of Piet zaakvoerder is.

De fiscus heeft het niet op het gebruik van professionele vennootschappen begrepen. Vandaar dat nu van de gelegenheid gebruik wordt gemaakt om de voordelige taxatie ten aanzien van sportbeoefenaars te ontzeggen aan hen die hun beroep in de schoot van hun eigen vennootschap uitoefenen: de bezoldigingen die zij uit hun vennootschap uitgekeerd krijgen, komen niet langer in aanmerking voor de afzonderlijke belasting.

Waarom dat zo is? De memorie van toelichting geeft daar een weinig overtuigende uitleg aan. De waarheid is allicht, dat de fiscus vindt dat het gebruik van professionele vennootschappen al genoeg fiscale voordelen biedt. Daar hoort geen tariefvoordeel meer bij.

Ten aanzien van jonge sportbeoefenaars is het tariefvoordeel beperkt tot het gedeelte van hun bezoldigingen dat bruto niet hoger is dan (nog te indexeren) 12.300 euro. Ten aanzien van oudere sportbeoefenaars was tot nog toe in geen bovengrens voorzien. Van het wetsontwerp wordt nu gebruikgemaakt om het tariefvoordeel (afzonderlijke belasting tegen slechts 33 %) ook voor hen te plafonneren op het gedeelte van hun beroepsinkomsten dat niet hoger is dan (nog te indexeren) 12.300 euro.

De regeling inzake oudere sportbeoefenaars geldt eveneens ten aanzien van scheidsrechters, opleiders, trainers en begeleiders van sportbeoefenaars. Dit wil zeggen dat de afzonderlijke taxatie ook bij hen slechts geldt voor zover zij hun sportieve activiteit als een nevenactiviteit beoefenen. En dat de begrenzing van (nog te indexeren) 12.300 euro voortaan ook voor hen geldt. Inclusief het feit dat zij van de voordelige taxatie uitgesloten worden wanneer zij hun prestaties verrichten in de schoot van een professionele vennootschap.

De werkgevers van sportbeoefenaars zijn er sedert begin vorig jaar van ontslagen 80 procent van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de Schatkist. Ook hier geldt dat dit voortaan nog alleen maar geldt als het gaat om sportbeoefenaars die hun beroep niet in de schoot van een professionele vennootschap uitoefenen.

Wat oudere sportbeoefenaars betreft, is de regeling onderworpen aan de voorwaarde dat de helft van de bedrijfsvoorheffing die niet naar de Schatkist doorgestort moet worden, besteed wordt aan de opleiding van jonge sportbeoefenaars. Tot nog toe volstaat het, dat de sommen besteed worden aan lonen van jonge sportbeoefenaars. Die mogelijkheid wordt nu drastisch beperkt: een investering in lonen betaald aan jonge sportbeoefenaars zal nog slechts als een geldige besteding worden aangemerkt, als minstens eenzelfde bedrag betaald wordt aan lonen voor opleiders, begeleiders of ondersteuners van de jonge sportbeoefenaars.

Al deze wijzigingen hebben slechts één oorzaak: de weinig doordachte manier waarop de nieuwe belastingregeling voor sportbeoefenaars en hun clubs dik twee jaar geleden in elkaar geflanst werd.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

De fiscus heeft het niet begrepen op het gebruik van professionele vennootschappen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content