“We zullen wel altijd de boeren blijven betalen”

Het leek wel een spelletje namen noemen. De voorbije week werd de lijst steuntrekkers van het Europese landbouwbeleid publiek gemaakt. Maar die cijfers zeggen zowel heel veel, als niets. Trends zoekt duiding in het oerwoud van Europese landbouwregelgeving.

eXtra informatie op www.trends.be

Op de Trends-website vindt u de volledige lijst van ontvangers van landbouwgeld. De landbouwers in Vlaanderen, en de voedingsindustrie in België.

A ndy Warhol heeft vorige week nog eens gelijk gekre- gen. Een van de beroemde oneliners van de Ameri- kaanse kunstenaar was: “In de toekomst zal iedereen vijftien minuten wereldberoemd zijn”. Welnu, die eer viel de voorbije week te beurt aan het BIRB. Die afkorting staat voor Bureau voor Interventie en Restitutie van België. “Volgende week is onze naam alweer vergeten,” lacht directeur-generaal Roland Danneels in zijn kantoor op de vijfde verdieping aan de Brusselse Trierstraat.

Het BIRB ligt op een steenworp van le Caprice des Dieux… pardon, het Europees Parlement en de andere Europese instellingen rond het Schumanplein. Het bureau is eng verstrengeld met Europa. Het BIRB voert uit wat via verordeningen over het Europese landbouwbeleid wordt beslist. Het orgaan speelt eigenlijk Mister Cash en betaalt subsidies aan bedrijven die geen landbouwproducent zijn. Zeer vereenvoudigd geeft het BIRB geld aan de voedingsindustrie, maar niet aan de individuele landbouwbedrijven. Die worden in België door de administraties van de gewesten gesubsidieerd (zie grafiek: Belgische landbouw krijgt 1 miljard euro per jaar).

Donderdagmiddag 20 oktober om 14.00 uur werd het BIRB vijftien minuten wereldberoemd in Vlaanderen. Sinds dat tijdstip prijkt op de website de lijst van steuntrekkers van het BIRB in 2004. Zeer tegen haar zin had federaal minister van Landbouw Sabine Laruelle (MR) haar toestemming gegeven om de namen bekend te maken. Ze had overigens geen andere keuze, want twee dagen eerder al had haar gewestelijke collega, Yves Leterme (CD&V), zonder overleg de Vlaamse lijst openbaar gemaakt. Om de begunstigden niet helemaal bloot te geven, gooide hij het Europese en Vlaamse geld dat via het Vlaamse Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) wordt uitbetaald wel op een hoopje.

KBC Bank en het Landbouwkrediet topten deze rangschikking (zie kader: Hoeveel verdienen KBC & co. aan de landbouwsubsidies?). De lijst van Laruelle wordt aangevoerd door Tiense Suikerraffinaderij, die een jackpot van bijna 92 miljoen euro binnenreef.

De openbaargemaakte lijst: een ontgoocheling

Naar de openbaarmaking van die lijsten was jarenlang gehengeld door diverse belangengroepen. Maar de natte droom ontaardde in een koude douche. Want de lijst zegt zeer weinig. Ze schreeuwt alleen om duiding. Want het Europese landbouwbeleid mag dan zeer transparant zijn, het is wel mateloos ingewikkeld.

De 92 miljoen van Tiense Suiker bijvoorbeeld, worden grotendeels betaald door de suikerproducenten zelf. Zij betalen een heffing per ton suiker aan het BIRB. Via een ommetje komt dat geld weer in hun zakken terecht. Begrijpe wie kan. Maar het jaarverslag van het BIRB geeft alvast een interessante kijk op het centraal gestuurde en nauwelijks op de markt gerichte Europese landbouwbeleid. Vooral de teelten suiker, rijst, graan, zuivel en eieren opereren in een zeer gereglementeerde markt. Het arsenaal aan middelen voor de marktsturing is zeer ingrijpend.

De hoofdbrok, met 80 % van de uitgaven van het BIRB, vormden in 2004 de restituties. Die subsidies bij de uitvoer buiten de Europese Unie compenseren het prijsverschil tussen de wereldmarkt en de binnenmarkt. Suiker kost in Europa twee keer zoveel als op de wereldmarkt. Dat verschil wordt dus verrekend via het BIRB, nadat eerst bij de suikerproducenten heffingen voor die betaling werden geïnd. Het verklaart de koppositie van Tiense Suiker.

Meer nog. Het zegt vooral dat de Antwerpse haven een centrale plaats inneemt in de Europese export van suiker. Want Tiense zelf is goed voor 25 miljoen euro van de jackpot van 92 miljoen. Maar Tiense is een dochter van Südzucker, dat zijn suiker van andere dochters ook via Antwerpen laat gaan. De restituties worden immers betaald door het land van waaruit wordt geëxporteerd.

Het Europese landbouwbeleid verklaart nog meer vreemde kronkels. Neem nu Barry Callebaut. De chocoladeproducent kreeg vorig jaar ruim vier miljoen euro restituties. Want de chocoladeproducent koopt zijn suiker aan Europese prijzen. Voor de chocolade die hij daarna buiten de unie verkoopt, krijgt hij het verschil met de wereldprijs voor de suiker terugbetaald.

Een van de meest markante voorbeelden op de lijst is BASF Antwerpen. Het bedrijf gebruikt suiker bij de productie van isolatiemateriaal voor de bouwsector. Die suiker wordt betaald in Europese prijzen, maar het verschil met de wereldprijs wordt terugbetaald. Goed voor ruim 1,2 miljoen euro restituties per jaar.

BASF krijgt die som uit de deelpot ‘productierestitutie voor bepaalde in de chemische industrie gebruikte suikerproducten’. En het jaarverslag van het BIRB geeft nóg voorbeelden van dat gebrek aan marktwerking. Als overaanbod dreigt, en dus een dalende prijs, koopt het orgaan onder meer melkpoeder. Zo wordt de Europese artificiële prijs op peil gehouden. En het BIRB geeft bovendien subsidies aan de voedingsbedrijven voor de opslag gedurende enkele maanden van het overaanbod. Voor de opslag van varkensvlees bijvoorbeeld. En er zijn dan nog verschillende prijzen voor de diverse onderdelen van de beestjes. Een buik levert minder op dan een karkas.

Een lijst die te laat kwam

Vreemde logica, denkt u? Houd u vast, want het wordt nog ingewikkelder. Sinds 2005 ziet het landbouwplaatje er weer helemaal anders uit.

“Dat steeds meer landen de lijst van ontvangers van landbouwsubsidies bekendmaken, is een goede zaak, maar eigenlijk zijn die cijfers voor een stuk gedateerd. De recentste landbouwhervorming is pas sinds begin dit jaar in werking en heeft voor wijzigingen gezorgd in de bestemming van de steun. Landbouwsteun is steeds minder gerelateerd aan de productie. De hervorming van 2003 zal de recente cijfers de komende jaren dus bijsturen,” zegt Andreas Schneider, landbouwspecialist bij de Europese denktank Centre for European Policy Studies (CEPS).

Schneider beschouwt de hervormingen in 2003 als een keerpunt. De landbouwsteun wordt losgekoppeld van de productie. In de plaats kwamen eisen rond voedselveiligheid, milieu, dierenwelzijn en natuurbeheer. De hervorming werd pas na lang debatteren doorgevoerd en er werden enkele bijzondere clausules ingevoerd waarbij een bedrijf voor een deel van zijn inkomen subsidies kan innen op basis van productie. “Een overgangsfase die pas in 2008 wordt afgerond,” legt Schneider uit. “De hervorming van het landbouwbeleid is echt wel een processie van Echternach.”

Het Europese landbouwbeleid heeft de voorbije jaren grondige hervormingen doorgemaakt. Begin jaren negentig was er de hervorming van Landbouwcommissaris Ray MacSharry, gevolgd door de Agenda 2000 en de zogenaamde Midterm Review-hervormingen van 2003 en 2004. Hervormingen die om interne redenen belangrijk waren. De kosten van het beleid bleven maar stijgen, er was sprake van onevenwichtige prijsverhoudingen, overschotten en een te grote nadruk op de groei van de productie. Dat leidde in de jaren tachtig en negentig tot de bekende boterbergen en melkplassen. Ook het feit dat landbouw een onderdeel geworden is van afspraken in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft zijn effect gehad.

Het offensief van Tony Blair

Die grondige hervorming maakt dat het Europese landbouwbeleid vandaag uit twee grote pijlers bestaat.

Het markt-, prijs- en inkomensbeleid. In deze eerste pijler bevinden zich de directe inkomenstoeslagen voor de landbouwer. Die zijn een gedeeltelijke vergoeding voor de lagere marktprijzen. De hoogte van de vergoeding is ongeveer 60 % van de prijsdaling. De boer krijgt dit geld niet zomaar. Hij moet aan allerlei criteria voldoen. Sancties komen neer op een vermindering van de uitgekeerde som. Ook het geld en de taken van het BIRB steken in deze eerste pijler.

De steun in het kader van plattelandsontwikkeling. Het gaat onder meer om kapitaal- of interestsubsidies voor startende boeren. Of subsidies voor de diversificatie van de productie. Of voor milieuzorg. Maar ook gemeentebesturen kunnen graaien in deze jackpot. Bijvoorbeeld voor de promotie van plattelandstoerisme. Om deze tweede pijler te versterken, moet sinds 2005 jaarlijks een percentage worden afgeroomd van de directe inkomenstoeslagen uit de eerste pijler. Dat percentage klimt jaarlijks.

Dit tweepijlersysteem doet het landbouwbeleid in een positieve richting evolueren. De vermindering van de prijsondersteunende maatregelen moet de productie beter afstemmen op de marktvraag. Er wordt trouwens steeds minder een beroep gedaan op marktontwrichtende maatregelen zoals interventieaankopen en restituties. Dat blijkt uit cijfers van de Europese Commissie (zie tabel: Verdeling van de Europese landbouwsteun).

De versterking van de tweede pijler (plattelandsontwikkeling) is een goede zaak, zo meent Schneider. “Ik vraag me af of het in de toekomst nog altijd de grootste of rijkste boeren zullen zijn die het gros van de subsidies binnenhalen. Het plattelandsbeleid, dat precies die variatie van het Europese landbouwlandschap moet beklemtonen en in stand houden, wordt dus verder uitgebouwd en daar zie ik kansen voor kleine boeren. Daar is echter geld voor nodig. Dat geld moet komen van de eerste pijler. Maar de vraag is of de politieke wil bestaat om meer geld naar de tweede pijler te verschuiven. Nu, we zullen wel altijd de boeren blijven betalen. De vraag is alleen hoe we dat zullen doen.”

Schneider waarschuwt voor de stelling dat grootgrondbezitters altijd meer subsidies zullen ontvangen. “Zo eenvoudig ligt het niet,” legt hij uit. “Een Schotse boer met honderden hectares krijgt minder steun dan een kleine wijnboer uit Frankrijk. Maar ik stel mij inderdaad vragen bij individuele gevallen die enorme hoge subsidies ontvangen. In 2003 waren het trouwens de Britten en Tony Blair die zich het hardst hebben verzet tegen het invoeren van een plafond voor landbouwsubsidies per ontvanger. Dat zou vooral Engelse grootgrondbezitters benadelen.”

Alain Mouton, Dirk Van Thuyne, Wolfgang Riepl

De circa 17.500 Waalse landbouwbedrijven krijgen meer steun dan de 35.000 Vlaamse.

“We zullen wel altijd de boeren blijven betalen. De vraag is alleen hoe we dat zullen doen.” (Andreas Schneider, CEPS)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content