‘We zijn nog veel te bescheiden over wat we doen’

In onze industrie gaat veel aandacht naar de lokale productievestigingen van buitenlandse ondernemingen. Ook Vlaamse industriële familiebedrijven kunnen een leidende rol spelen, maar dan moeten ze hun bescheidenheid aan de kant zetten en hun internationale ambities waar durven te maken.

In het project Lead Plants & Lead Companies begeleidt de werkgeversorganisatie Voka industriële bedrijven – zowel filialen van buitenlandse multinationals als Vlaamse familiebedrijven – in hun transformatie van een doorsneeproductievestiging tot een koploper in industrieel ondernemen. De ervaringen van de deelnemende lead plants, zoals Atlas Copco, BASF en Continental Automotive,werden vorig jaar gebundeld in het gelijknamige boek van Nadia Werkers en Rudy Martens. Nu is het de beurt aan de lead companies, familiebedrijven van eigen bodem die over de grenzen kijken en internationale ambities koesteren.

Het tweede boek Lead Companies – Van familiebedrijf tot multinational wordt vandaag voorgesteld bij de siliconenproducent Soudal in Turnhout. “Wij definiëren een lead company als een onafhankelijk industrieel bedrijf met ambitie internationaal te gaan”, stelt Nadia Werkers, medeauteur en coördinator van het project. Ze leidt het Platform Industrie bij Voka – Kamer Van Koophandel Antwerpen-Waasland.

Strategen aan het hoofd

In het boek tekende Werkers de praktijkverhalen van zestien Vlaamse industriële familiebedrijven met internationale allure op. Daarbij grote namen zoals Barco, Soudal en Cartamundi. Bij de deelnemers vallen ook een paar bekroonde Fabrieken van de Toekomst op, zoals het technologiebedrijf Newtec en de keukenladefabrikant Van Hoecke uit Sint-Niklaas.

Een frappant verschil tussen lead plants en lead companies is volgens Werkers hoe de bedrijven zich strategisch opstellen. “De interne concurrentiestrijd in het concern is voor lead plants zeer hevig. Lokale plantmanagers moeten al hun projecten bij hun hoofdzetels verdedigen en lobbyen voor investeringen. Een productielijn krijgen ze niet zomaar vervangen, neen, ze worden opnieuw in concurrentie gezet met alle zusterbedrijven.” Een lead company heeft daar minder last van. “Hun cijfers moeten natuurlijk ook goed zijn, maar ze zetten zelf de krijtlijnen uit. Bij lead companies staan strategen aan het hoofd die een goed zicht hebben op de markt en weten hoe ze die moeten benaderen. Ook het buikgevoel speelt er een grotere rol.”

Volgens Nadia Werkers hebben we beide nodig in ons industriële landschap. “Er is behoefte aan lead companies omwille van het ondernemerschap, de welvaartscreatie en om onze regio als innovatiemogendheid op de kaart te zetten. Ook de plants zijn onmisbaar omwille van de investeringen, de tewerkstelling en het imago. Die grote productievestigingen hier tonen aan dat we efficiënt zijn, dat we goed geschoold personeel hebben, goede managers.”

Mobiliteit

Een klaagzang over de te hoge loonkosten in ons land lezen we niet in het boek. Al speelt die factor onze industrie wel serieus parten. “Wat maakt een productiebedrijf tot een lead company? Het gaat om ambitie en gedrevenheid. Die hogere loonkosten worden deels gecompenseerd met innovaties waarmee concurrenten overklast worden. De lead companies moeten het ook slim aanpakken”, weet Werkers. Ze stelt vast dat de deelnemende bedrijven hun kennis beschermen en hier houden. Minder gevoelige delen van het productieproces worden uitbesteed naar lagelonenlanden. “Door internationaal uit te breiden en een deel van de productie naar Oost-Europa of Azië te verhuizen dalen de algemene kosten en bescherm je ook de lokale productie.”

Een ander heet hangijzer waar de lead companies van wakker liggen, is hoe ze hun knowhow kunnen verruimen. “Kennis laten groeien wil zeggen de juiste mensen met de juiste scholing aantrekken. Menselijk kapitaal is een van de prioritaire aandachtspunten bij de deelnemende bedrijven. En mobiliteit speelt daar een belangrijke rol in”, waarschuwt Werkers. “Mobiliteit is vandaag een van de belangrijkste redenen om al dan niet in een bedrijf te gaan werken. We zien nu al een braindrain in de Antwerpse haven. Knappe koppen gaan liever in de Kempen werken, zelfs voor een lager loon. Dat is een groot drama voor veel industriële bedrijven, ze hebben die slimme mensen nodig om hun voorsprong te behouden.”

Wat de auteur ook onthoudt uit het project is dat de bedrijfsleiders die het traject gevolgd hebben, allemaal overtuigd zijn van hun maatschappelijke rol. “Dat heeft zeker te maken met het familiale karakter van de ondernemingen. Ze zijn begonnen met lokale werkgelegenheid en ook hun toeleveranciers hebben ze vaak lokaal gezocht.” Een werkpunt voor de lead companies is volgens Werkers communicatie. “We mogen onszelf veel meer op de borst kloppen. We zijn nog veel te bescheiden over wat we doen. Onze familiale productiebedrijven durven nog te weinig boven het maaiveld uit te komen. Internationaal moeten we ons veel meer op de kaart zetten, want we kunnen echt wel wat.”

Kurt De Cat

“We zien nu al een braindrain in de Antwerpse haven. Knappe koppen gaan liever in de Kempen werken, zelfs voor een lager loon” – Nadia Werkers

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content