“We zijn een gemakkelijk slachtoffer geweest”

Volgende week, 25 mei, verschijnt het boek ‘Jo Lernout, mijn verhaal’. De voormalige topman van Lernout & Hauspie Speech Products geeft ‘zijn waarheid’ over dé LHSP-affaire. Frieda Joris (Het Laatste Nieuws) schreef het boek. In deze exclusieve voor-publicatie brengen we enkele cruciale passages samen.

Het boek ‘Jo Lernout, mijn verhaal’ verschijnt volgende week, 25 mei, bij uitgeverij Houtekiet, telt 336 blz. en kost 19,95 euro.

In Trends TV ziet u volgend weekend, 21 en 22 mei, een interview met Jo Lernout.

eXtra informatie op www.trends.be

Pol zei altijd: “Die Brusselse dikkenekken, daar ga ik niet voor op mijn buik.” Wij hadden al heel ons leven moeten vechten, zo kweek je geen diplomaten. Keikoppen ja, en doorzetters ook. We vulden mekaar perfect aan. Mijn rol was die van spreekbuis en speurneus voor zinvolle acquisities. Pol zorgde ervoor dat het bedrijf kon voortbestaan. Hij was de overlever, de strateeg, de man die beter kon onderhandelen dan ik. Pol was een idealist en daardoor waarschijnlijk ook harder. Ik zweeg liever dan op tafel te kloppen, maar als het belang van het bedrijf in het gedrang kwam, luisterde ik naar Pol en gaf ook geen duimbreed toe. Zelfs niet als ik met ‘dikkenekken uit Brussel’ te doen had. En dat hebben ze ons waarschijnlijk nooit vergeven.

Ons Sofiaproject was in januari 2000 ons nieuwe pronkstuk. We hadden een prototype toestel gemaakt dat door Gaston Bastiaens getoond werd op een beurs in de VS. Een toestel waaraan je mondeling een vraag kon stellen, dat draadloos op internet ging zoeken in verschillende talen en terugkwam met de juiste informatie in de taal van de vrager. Een toestel met semantisch begrip dat zo vernieuwend was, dat het aandeel van Lernout & Hauspie in waarde verdubbelde in de weken na de voorstelling. We trokken ermee naar de minister van Telecommunicatie Rik Daems. Een heel vlotte man die ons ‘s ochtends op zijn kabinet ontving met lekkere koffie en croissants. We legden hem de werking van het toestel uit.

“We laten onze Sofia door Samsung in Korea vervaardigen voor 200 dollar en we schenken elke Belg zo’n toestel waarmee iedereen draadloos op het net kan,” zei ik. De vaste reclame voor banken, homeshopping en verzekeringen waarvoor de akkoorden in de maak waren met onder meer KBC en Delhaize zouden gigantische inkomsten betekenen voor Belgacom. Minister Daems antwoordde: “Dat is verschrikkelijk interessant, maar laten we ook De Post inschakelen, die ik volop aan het moderniseren ben.” Op een zaterdagmiddag kwamen we samen in Antwerpen. Rik Daems, zijn kabinetschef en Frans Rombouts, toen hoofd van De Post. “Schitterend,” zei Rombouts. We kwamen overeen een joint venture te maken.

Een maand later ontving ik Rombouts en de kabinetschef bij mij thuis in Zillebeke. Rik Daems was op het laatste moment belet, we zaten met een man of vijf aan de tafel met kaas en rode wijn. Frans Rombouts verzekerde geheimhouding en stuurde ‘s anderdaags een letter of intent die hij ondertekende: “Met warme Vlaamse Groet, Frans Rombouts.” Sympathiek, dacht ik.

In juni 2000 organiseerden België en Nederland samen het Europees Kampioenschap Voetbal. Frans Rombouts liep er rond en ook Steve Ballmer van Microsoft. En wat deed Frans? Niet alleen verklapte hij ons geheime project aan Ballmer, hij stelde het ook voor als “een project van De Post.” En op dat EK liepen ook veel journalisten rond die net zoals de valse oma van Roodkapje, héél grote oren hebben. Ik had misschien kunnen weten dat het mis zou lopen, maar ik zat ondertussen voor een conferentie in Cannes. Op een zonnige zaterdagnamiddag lag ik met Ingrid op het strand, toen mijn gsm rinkelde. Pol. “Jo, paniek! Rombouts heeft ons een mes in de rug gestoken. Hij heeft ons akkoord geschonden en ons gezamenlijk project aan Ballmer verklapt. Er volgt een artikel in Trends, waarin Rombouts aankondigt dat hij ons project met Microsoft zal uitvoeren. We moeten absoluut naar Rik Daems, zodat hij dat artikel tegenhoudt.”

Op zondag, een dag later, zaten Pol en ik bij Rik Daems thuis op het puntje van onze stoel. Zijn mama liet ons van hun Hagelandse wijn proeven, we kregen biefstuk met frietjes en Daems zei: “Morgen bel ik naar Rombouts. Hij moet dat artikel intrekken.” Maar die maandag was het te laat, het artikel was al gedrukt. Rázend waren we. Remi Vermeiren van KBC had net een intentiebrief met L&H getekend, hij stopte 100 miljoen euro in die joint venture. 50 miljoen onmiddellijk, 50 miljoen in een later stadium. We hadden nog twee dagen, want Trends verscheen op donderdag. We organiseerden in allerijl zelf een persconferentie voor de lancering van Sofia. We waren nog net op de radio en in de kranten voor het bewuste artikel verscheen.

Dezelfde week vertrok ik op zaterdag met Rik Daems, Frans Rombouts, een heleboel zakenmensen en zelfs prins Filip op een handelsmissie naar Singapore. Leuk vooruitzicht in die omstandigheden. Die vrijdagavond zei ik tegen Pol: “Wat gaan we doen? We moeten De Post in gebreke stellen, want Rombouts heeft flagrant het contract verbroken.” Ik belde naar vice-premier Johan Vande Lanotte, want als er een lid van het koninklijk huis meegaat op zo’n missie en er is onenigheid tussen partijen onderling, moet dat vooraf aan het hof gemeld worden. Johan antwoordde: “Kom, laten we samen iets gaan eten.” In de Saint Nicolas in Ieper legden we de situatie uit, waarop Johan in het restaurant de premier belde, terwijl ik de gemarineerde zalm met dille op mijn vork prikte. “Morgenvroeg afspraak bij mij in Oostakker,” gebood Guy Verhofstadt.

De vraag van prins Filip

Mijn koffers voor Singapore stonden in de auto toen ik de premier de brief van Rombouts toonde met onze overeenkomst. “Twee minuten.” De premier verdween in zijn bureautje vooraan in zijn huis en we hoorden hem tieren en roepen dat het geen naam had. “Mijnheer de premier,” zei Pol. “Wij kunnen niet anders dan De Post in gebreke stellen, want wij zijn een beursgenoteerd bedrijf.” “Kijk,” sprak Verhofstadt. “Zondagavond in Singapore tekenen jullie een niet-concurrentiebeding, elk gaat zijn eigen weg, maar De Post mag dat project niet uitvoeren binnen het eerste jaar.” We gingen daarmee akkoord en besloten over dat niet-concurrentiebeding een perscommuniqué uit te sturen.

In Singapore deed ik alsof mijn neus bloedde, maar er waren er wel die de koude oorlog hadden opgemerkt. Ook prins Filip. Woensdagochtend vlak voor ik een demo van ons Sofiatoestel gaf, trof ik de prins alleen bij de lift. “Is er iets mis met De Post?” vroeg hij. “Op het ogenblik is alles onder controle, monseigneur.” Ik sprak Rik Daems aan: “Is er nu al voortgang gemaakt want, sorry, vanavond verstrijkt ons ultimatum. We zijn goeie vrienden, maar ik sta onder druk.”

‘s Avonds waren we uitgenodigd op de Belgische ambassade in Singapore, een villa een beetje buiten de stad. Een tuinfeest, lekkere hapjes, prins Filip kwam naast mij staan en begon met mij te praten. Mijn vrouw Ingrid, die oren en ogen op haar rug heeft, zag dat Rik Daems ongerust werd omdat ik zo lang bij de prins stond. Ingrid merkte dat Daems tegen Rombouts siste: “Ga dat papier nu verdomme tekenen, Frans.” Maar de man van De Post weigerde koppig. Rik werd vreselijk nerveus, kwam dichterbij en probeerde tevergeefs te horen wat ik tegen prins Filip zei. Een half uur later kneep Daems in mijn arm en vroeg: “Jo, kan ik je even spreken?” Hij dampte van het zweet. “Hier,” zei hij. “Je hebt je brief.” Het niet-concurrentiebeding was eindelijk door Rombouts getekend!

Onhandig geweest met de premier

Achteraf bekeken heb ik er wat spijt van. We hadden ‘die van Brussel’ het mes op de keel gezet, we hadden in plaats van diplomatisch te werk te gaan het spel heel onhandig gespeeld. Je zet een premier niet ongestraft onder druk, al was het dan in het belang van het bedrijf. Rik Daems heeft ons dat zeker niet in dank afgenomen. Ik heb hem later nog op een receptie in Ieper ontmoet en hij was toen de vriendelijkheid zelve. Maar Rik Daems is in de meeste omstandigheden de vriendelijkheid zelve, dus dat wil niets zeggen. Ik vermoed dat het incident in Singapore zwaar op een aantal magen is blijven liggen en dat kan de reden zijn waarom we vanuit de paarse regering totaal geen steun hebben gekregen toen ons kaartenhuis ineenstortte.

De verzuring was dermate, dat na het losbarsten van de L&H-bom, zelfs gedane beloften werden ingetrokken. In een radio-interview had toenmalig Vlaams minister van Wetenschap Dirk Van Mechelen beloofd om L&H te steunen met 50 miljoen euro op voorwaarde dat de handelsrechter in Ieper het concordaat zou toestaan. Het concordaat werd toegestaan, maar van de 50 miljoen euro waarmee Van Mechelen ‘het bedrijf zou redden’ hebben we nooit iets gezien. Van Mechelen zou een verontwaardigd telefoontje van ‘hogerhand’ hebben gekregen.

Aan de haal met de kroonjuwelen

Onze wagen reed ondertussen zo snel, dat hij dreigde onbestuurbaar te worden. Geen haar op mijn hoofd dat eraan dacht op de rem te staan. De aankoop van Dragon, bijvoorbeeld, ik heb pas later goed beseft wat voor een firma we in huis hadden gehaald. We betaalden het bedrijf dat financiële moeilijkheden had met aandelen in L&H. Met hoeveel weet ik niet meer precies, want zodra de partijen bij elkaar waren gebracht, was mijn rol zowat uitgespeeld.

Die bollebozen hadden naast zeer goede spraakherkenning voor commercieel gebruik ook echt goede dicteersystemen en spraaktechnologie voor de Amerikaanse spionagediensten en het leger ontwikkeld. Voor Amerika was het niet alleen een blamage dat twee Belgen dat nu in handen hadden, het was ook ondenkbaar dat defensiegeheimen zomaar naar Ieper doorlekten. Wat konden Uncle Sam en zijn CIA daartegen beginnen? Officieel niets, officieus veel. L&H onderuithalen en die slokop door een Amerikaans bedrijf laten opkopen, bijvoorbeeld.

Eén rotte appel in de mand en de steun van het wereldwijde spionagenetwerk Echelon met een weelde aan satellieten en de modernste afluisterapparatuur. Meer moest dat niet zijn. De rotte appel was niet de aankoop van Dragon, maar wel die van Dictaphone. Een bedrijf dat op sterven lag en zonder dat we het beseften terminaal veel schulden had. Wij, de voltallige raad van bestuur incluis, zijn als onnozelaars blind in de val gelopen. Vier jaar geleden stonden de kelders van het Pentagon vol met die grote, digitale bandopnemers van Dictaphone. 40.000 man werkte daar om de 5 miljoen telefoongesprekken te beluisteren die Echelon overal ter wereld aftapte. De digitale apparatuur vergemakkelijkte het werk aanzienlijk. De professionele luistervinken konden zo snel vooruit en achteruit scrollen op zoek naar relevante gesprekken. Dictaphone verwerkte niet alleen staatsgevaarlijke informatie, maar bezat ook alle medische dossiers van bijna heel Amerika. We waren er zo trots op. Dictaphone was een van de Amerikaanse kroonjuwelen, nog opgericht door monument Graham Bell. Wij, twee rare Belgen, kochten die nationale trots op. We gingen onbezonnen en veel te snel te werk.

Dictaphone, het paard van Troje

Analisten, bankiers, topzakenlui zeiden eenstemmig: “Doén, jongens.” Ook Microsoft, dat in onze raad van bestuur zat, was enthousiast, zowel over de overname van Dictaphone als over die van Dragon. Tijdens de acquisitieonderhandelingen werden we begeleid door de Amerikaanse investmentbanker S.G. Cowen en een bedrijfsrevisor. Consultant KPMG ging achteraf de fusie begeleiden. De chefs van Dictaphone bleken bijzonder handig in het verzwijgen van een aantal zaken. Na een grondige audit vielen er lijken uit de kast en bleken er meer schulden te zijn dan de 450 miljoen waarvan we op de hoogte waren.

Dictaphone was ons paard van Troje. We hebben het binnengehaald, en het heeft ons ten val gebracht. Voor een beursgenoteerd bedrijf is schulden in huis nemen een zwakke plek creëren. Door Dictaphone te kopen, hadden we onszelf een achillespees aangenaaid. De aanvallen op L&H zijn, niet toevallig, vlak na de acquisitie gestart. Wij zijn te laat ont-Vlaamst. We zijn anachronistisch bezig geweest om te proberen onze 10 % aandelen te behouden, zodat we de macht niet uit handen moesten geven. We zegden tegen 90 % van de aandeelhouders, onder wie toen al een pak Amerikanen: “Jongens, dank u wel dat jullie aandeelhouder zijn, maar je hebt hier niks in de pap te brokken. Wij, West-Vlamingen en niemand anders delen hier de lakens uit.”

De morele verantwoordelijkheid

Stom, stom. Daarvoor draag ik de morele verantwoordelijkheid. Geen juridische verantwoordelijkheid, want ik deed het met de beste intenties. Pol, Louis Verbeke en ik waren overmoedige boyscouts. We liepen nog rond in korte broek en waren niet geschikt om met de grote jongens in maatpak aan tafel te zitten.

We hadden moeten terugtreden. Uitcashen, het bedrijf in Amerikaanse handen geven en met ons geld Flanders Language Valley versterken. Ik was achteraf bekeken niét de geschikte man om zoveel verantwoordelijkheid te hebben bij L&H. Ik had me moeten beperken tot dat waar ik goed in ben: een opinie uitdrukken, een paar grote lijnen uitzetten, het evangelie verkondigen en met mijn visie mensen bij mekaar brengen. Ik ben niet de juiste man om documenten te ondertekenen en ik kan moeilijk ‘neen’ zeggen, een woord dat je in een leidinggevende functie dikwijls nodig hebt. Ik ben een veel te soft cookie om een gedisciplineerd bestuurder te zijn.

Dictaphone is na het faillissement uit het concordaat gegaan en mocht herbeginnen. De nieuwe eigenaars zijn onder andere een consortium van banken, waaronder drie Belgische banken. Dat consortium dat de 450 miljoen schulden had overgenomen en ons de lening heeft verstrekt, bezit nu 65 % van de aandelen van het nieuwe Dictaphone zonder schulden. Ze kunnen die aandelen voor nul euro inboeken, de verliezen van de lening boeken ze af. Ze moeten minder belasting betalen, maar als die aandelen binnenkort veel waard zijn, kunnen ze dat geld liquide maken. Ze moeten er niet eens belasting op betalen, want het is meerwaarde op aandelen en dat wordt in België niet belast. Gewoon een truc als een ander: 350 miljoen dollar omzet en geen schulden! Én op de koop toe de technologie van L&H voor een prikje, ik denk dat ze er maar 20 miljoen dollar voor betaald hebben. Al bij al, de ultieme belgenmop.

Een georchestreerd faillissement?

Boze tongen zeggen dat alles vooraf gepland was. Anderen beweren dat het plan om ons onderuit te halen stilaan groeide toen er geruchten de ronde deden over problemen met de boekhouding. Een derde piste is dat Dictaphone het geluk heeft gehad dat The Wall Street Journal ons afgeschoten heeft en dat we failliet zijn gegaan. Het bedrijf is kunnen herstarten na de onderhandelingen van onze ‘redder’ Bodson met de Amerikaanse rechtbank van koophandel en de vroegere eigenaars. Drie mogelijke pistes waarvan de laatste de meest waarschijnlijke is, maar de andere zijn niet uit te sluiten.

Wat moet ik nu doen met die wetenschap waarvan ik diep in mijn hart overtuigd ben dat het een georchestreerd faillissement is? Hoe bewijs ik dat? Ik kan alleen de feiten geven, hoe bizar ze soms ook zijn. Feit: de allerlaatste maanden voor het uiteindelijke faillissement, de lente en zomer van 2001 dus, zijn er een 70-tal ingenieurs samen met Roger Van Praet en Tony Gram opgedoken om het bedrijf te redden. Dat plan is toen vakkundig door Bodson genegeerd en Gram verloor zijn interesse. Die 70 ingenieurs zijn er echter mee doorgegaan. Ze hadden 25 miljoen dollar op zak, maar werden op de laatste dag van de uitverkoopveiling in november 2001 noch in New York, noch in Boston binnengelaten. “Een procedurefoutje.” Die mensen boden verdorie meer dan het Amerikaanse Scansoft. (…) Feit: we zijn in vele opzichten een zeer gemakkelijk slachtoffer geweest.

Uit: Jo Lernout, mijn verhaal (opgetekend door Frieda Joris)

“Pol, Louis Verbeke en ik waren overmoedige boyscouts. We liepen nog rond in korte broek en waren niet geschikt om met de grote jongens in maatpak aan tafel te zitten.”

“Je zet een premier niet ongestraft onder druk, al was het dan in het belang van het bedrijf.”

“We hadden moeten terugtreden. Uitcashen, het bedrijf in Amerikaanse handen geven en met ons geld Flanders Language Valley versterken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content