We hebben tien jaar boven onze stand geleefd’

Als er, na Griekenland, een volgende dominosteen moet vallen in de eurozone, is dat Portugal. Na een lost decade met amper 0,4 procent groei en een zigzaggend economisch beleid, zit het land zwaar in de schulden. Zonder vooruitzicht op consistente groei en met de door de Europese Unie opgelegde spaarmaatregelen in het verschiet, lijkt het weinig waarschijnlijk dat de Portugezen daar op eigen kracht weer uit geraken.

“Portugal is Griekenland niet”, de zin werd de voorbije weken zo vaak herhaald dat het absurde karakter ervan stilaan doodnormaal was gaan lijken. Ook op de financiële markten deed de selffulfilling prophecy haar werk. Op vrijdag 7 mei leek Portugal een vogel voor de kat. De rente op langlopend staatspapier was opgelopen tot 6,4 procent en het verschil met de Duitse obligaties bedroeg 386,5 punten. De toestand was te vergelijken met die van Griekenland half maart. Maar geen analist die dacht dat het een maand zou duren voor ook Portugal op de knieën ging.

Het was dan ook een bezorgd ogende premier José Socrates (PS) die in Brussel handjes schudde bij het begin van de bijzondere Europese top over de eurocrisis. Na afloop van de vergadering had iedereen het over het vangnet van 750 miljard euro dat de regeringsleiders zo snel hadden ineengebokst. Bijna niemand had in de gaten dat Socrates en zijn Spaanse collega José Luis Zapatero zo mogelijk nog bezorgder waren buitengestapt. Onder leiding van de Duitse bondskanselier Angela Merkel waren Portugal en Spanje gesommeerd om hun staatsfinanciën dringend op orde te zetten. Beloftes alleen volstonden niet. Merkel verplichtte de twee om in juni resultaten voor te leggen. Anders geen geld.

Streng dieet

En zo komt het dat Socrates in sneltempo een reddingsplan heeft uitgewerkt, net als Zapatero trouwens. Kort samengevat verhoogt Portugal alle btw-tarieven met 1 procentpunt; alle bruto-inkomens tot 1285 euro betalen per maand 1 procentpunt meer personenbelasting, die daarboven 1,5 procent; vanaf 2 miljoen euro winst krijgen bedrijven een crisisbelasting van 2,5 procent opgelegd en – symbolisch belangrijk – politici en managers van overheidsbedrijven moeten 5 procent van hun loon inleveren. Het pakket moet nog dit jaar 1,1 miljard euro aan besparingen opleveren en 1 miljard aan nieuwe inkomsten. Het geraamde begrotingstekort van 8,3 procent zou op die manier dalen tot 7,3 procent. Ook in 2011 blijft het strenge regime gelden, zodat het tekort naar 4,6 procent kan zakken.

Het akkoord is een compromis tussen de socialistische minderheidsregering van Socrates en de belangrijkste oppositiepartij, de centrumrechtse PSD (Partido Social Democrata). De onderhandelaar die namens die partij aan tafel zat, was António Nogueira Leite (48), hoogleraar economie aan de Universidade Nova de Lisboa, ex-voorzitter van de beurs van Lissabon en tussen 1999 en 2000 staatssecretaris van Financiën in de tweede regering van António Guterres (PS).

Nogueira Leite spaart zijn land niet, hij noemt de economische toestand van Portugal uiterst zorgwekkend. “De acute crisis die we nu doormaken, is het gevolg van een economisch probleem dat we al lang meeslepen en een op de spits gedreven begrotingsprobleem. De economie stagneert sinds 2000. Tegelijk is onze buitenlandse schuld opgelopen van 7,5 procent van het bnp in 1996 tot bijna 110 procent dit jaar. Onze uitvoer dekt net 60 procent van de invoer. Als je constant meer uitgeeft dan je verdient, hoeft het niet te verwonderen dat je het vertrouwen verliest van je kredietverleners.” Portugal beschikt op dit moment niet over de middelen om op eigen kracht uit de crisis te geraken, zegt Nogueira Leite. “En dat is de belangrijkste reden waarom eind april de rating van onze staatsschuld is verlaagd naar A-.”

In een vergelijking met Griekenland komt Portugal er voorlopig geruststellend goed uit. “We hebben een kleiner begrotingstekort en ook onze staatsschuld (60 procent van het bbp) is nog niet zo desastreus”, zegt Nogueira Leite. “We hebben ook het voordeel dat onze rekeningen kloppen en dat er twee jaar geleden al belangrijke hervormingen zijn doorgevoerd in de sociale zekerheid, waardoor de uitgaven voor pensioenen vanaf 2015 bijna tot de helft terugvallen.”

Buitenlandse schuld

Tegen Portugal spreken dan weer de geringe groeivooruitzichten en de ronduit schrikwekkende buitenlandse schuld van 187 miljard euro. “Voor een deel is die te wijten aan een zware economische fout van onze Nationale Bank”, zegt Nogueira Leite. “Tot voor drie maanden heeft voorzitter Vítor Constâncio (vanaf 1 juni de nieuwe vicepresident van de ECB) in zijn officiële discours volgehouden dat een excessieve buitenlandse schuld niet relevant was voor een land in de eurozone. Terwijl het net een van de belangrijkste redenen was voor ons verlies aan concurrentiekracht. Het tekort op de handelsbalans heeft altijd bestaan. Maar met de invoering van de euro is de reële intrestvoet gedaald, als gevolg van een daling van de nominale rente en de opgelegde lage inflatie. Daardoor is krediet aan consumenten en bedrijven fors toegenomen en kende de totale handels- en kapitaalbalans in vergelijking met het bbp een explosieve groei.”

Als dat geld wordt gebruikt voor projecten die meer opbrachten dan de kostprijs van de leningen, was er geen probleem geweest, zegt Nogueira Leite. “Maar de spaarquote is al die tijd gedaald en we hebben inkomsten uit de toekomst gebruikt om huizen en auto’s te kopen. We zijn meer gaan consumeren en invoeren dan we in werkelijkheid verdienden. Tegelijk is arbeid veel duurder geworden, zodat we marktaandeel verloren aan concurrenten binnen en buiten de EU.”

Gecontroleerde devaluatie

Voor de invoering van de euro hanteerde Portugal een monetair beleid dat gebaseerd was op de zogenaamde crawling peg, de gecontroleerde devaluatie. Door de escudo op tijd en stond in waarde te verminderen, kocht het land zich zuurstof en konden bedrijven redelijk makkelijk de concurrentie aan met hun buren in Spanje of verder in Europa. De inflatie lag hoog – halfweg jaren tachtig rond de 30 procent – maar dat was, gezien de monetaire onafhankelijkheid, geen levensbedreigend probleem. Zodra het land lid van de EMU was, veranderde het plaatje. Portugal moest meestappen in het rigide inflatieregime dat de ECB oplegde. Dat het onderliggende probleem van de zwakke, op ongeschoolde arbeid en lage salarissen gebaseerde concurrentiekracht binnen dat systeem onhoudbaar was, zag de politieke klasse over het hoofd.

“We kennen het probleem al lang. Maar in plaats van strategische keuzes te maken, hebben we tien jaar lang boven onze stand geleefd”, zegt Nogueira Leite, die benadrukt dat hij al bij zijn passage door de regering-Guterres in 1999 op de groeikloof heeft gewezen. “Ik had een voorstel klaar om de tendens om te buigen, maar dat viel in dovemansoren. Bovendien waren de overheidsuitgaven in de begroting 2000 zodanig overdreven, dat ik onmogelijk in de regering kon blijven.”

Het brengt de macro-econoom bij een ander nationaal probleem, door de dichter Jan Jacob Slauerhoff treffend verwoord wanneer hij het had over de reden waarom de Portugese kolonie Macao zo snel aan belang inboette tegenover het vlakbij gelegen Hongkong: ‘Portugal stuurde steeds meer ambtenaren om de toestand te verbeteren, zodat deze steeds hopelozer werd’.

“Onze staat verbruikt 50 procent van het bbp om zichzelf in stand te houden. De voorbije twintig jaar zijn er 200.000 ambtenaren bijgekomen (op een totaal van 590.000). En ze verdienen tot 4 procent meer dan hun collega’s in de eurozone.” Nogueira Leite zegt erbij dat het staatsapparaat langzaam wordt ontvet, maar dat de kostprijs hoog blijft gezien de privileges van de gepensioneerden. Hij laat zich verleiden tot een opvallend herkenbare verzuchting: “Als je de 578.000 werklozen, de gepensioneerden en de leefloners bij elkaar telt, kom je aan 5 miljoen, de helft van onze bevolking. Zonder economische groei is dat geen houdbaar model.”

Geen groei

Dat het met die groei nog niet meteen wil lukken, mag blijken uit cijfers van de kredietverzekeraar Coface. In de eerste drie maanden van 2010 was het aantal faillissementen opnieuw met 50 procent gestegen. “De sneeuwbal van de financiële crisis werkt nog volop door”, zegt directeur Pedro Curto. “De Portugese bedrijfswereld is erg fragiel omdat ze bijna volledig bestaat uit kmo’s. Ze zijn een spiegel van de economie: veel schulden, lage productiviteit, en dus weinig competitief. Vaak hebben ze ook maar een paar klanten, zodat de ene de andere meetrekt in het moeras.” Onder de faillissementen zijn er veel kleine bouwbedrijven. “Logisch, als je weet dat 34 procent van onze export naar Spanje gaat en de bouwsector daar zo goed als ineengestort is”, zegt Curto.

De Portugese export is vrijwel volledig gericht op de auto-industrie (de VW-fabriek Auto-Europa) en olie- en afgeleide producten (GALP, Repsol). Het probleem is dat de grootste exporteurs meteen ook de belangrijkste invoerders zijn, vooral van ruwe olie (goed voor bijna de helft van alle import). De grootste uitvoerder van 2008, de producent van halfgeleiders Qimonda, ging vorig jaar failliet. Een klap voor de 1800 werknemers én voor de regering-Socrates die pas 70 miljoen euro steun had uitgetrokken en van het bedrijf het paradepaardje had gemaakt van de ‘technologische ommekeer’ waar het land nu eindelijk voor stond. Niet dus.

Opleidingen

De Belg Pascal Févry (40), general manager van de goederen- en identificatiespecialist Zetes in Lissabon, geeft toe dat 2009 niet meteen het gemakkelijkste jaar is geweest. “We hebben onze positie van marktleider kunnen handhaven, maar de schok was groter dan verwacht. Klanten vroegen om niet het hele project uit te voeren, maar alleen een proefversie. Veel geplande investeringen zijn blijven steken in de headquarters. Vaak als gevolg van het gebrek aan krediet. Tussen oktober 2008 en maart 2009 zijn botweg alle beslissingen uitgesteld of geschrapt.”

Jorge Oliveira (50) leidt de productie-eenheid van Solvay in Lissabon. De in het voormalige Rhodesië geboren Portugees geeft toe dat het bedrijf vorig jaar minder heeft verkocht. Solvay Portugal maakt onder meer sodiumcarbonaat voor de productie van glas. “Wij leveren grondstof aan de verwerkende industrie. Een dalende bier- of autoverkoop voelen wij meteen. De productie is teruggeschroefd, maar omdat we in het herstel geloven, hebben we niet aan onze structuur geraakt. De kostprijs per ton is daardoor gestegen en zo verliezen we concurrentiekracht”, schetst Oliveira de situatie.

De Portugese Solvay-baas maakt van de crisis een deugd. “De tijd die onze mensen over hebben, gebruiken we om hen op te leiden. Als relatief kleine fabriek kunnen we ook makkelijk O&O-projecten opzetten, die de hele groep ten goede komen.” Oliveira verwacht dat de aangekondigde besparingen op korte termijn de groei kunnen fnuiken. “Hogere btw betekent minder consumptie en lagere koopkracht. Ook de gemeenten krijgen minder geld, en dat betekent dat allerlei taksen omhoog zullen gaan.”

Ook Pascal Févry erkent dat het noodplan van Socrates niet meteen in de kaart speelt van een snel herstel. “Ik zie wel in dat de maatregelen onvermijdelijk zijn. Het is alleen jammer dat het nu pas gebeurt. Tussen 1986 en 2005 is er heel veel geïnvesteerd, maar niet op de slimste manier. Er was een totaal gebrek aan strategisch beleid.”

Févry legt de vinger op een zere plek. Doordat het land een achterstand had in te halen voor infrastructuur ontstond een bouwindustrie, vaak met vertakkingen in de politiek, die vooral bekommerd was om haar eigen welzijn. De fixatie op grote werken heeft verhinderd dat er een op export gerichte clustereconomie kon groeien, die het land nu uit de penarie zou kunnen helpen.

De euro blijft

Besparen is nu de enige optie, ook al brengt dit geen groei. “We zullen nog veel verder moeten gaan”, beseft António Nogueira Leite. “De salarissen moeten weer aansluiten bij het niveau van de economische groei en de productiviteit. Dat betekent dat er gesnoeid moet worden in de lonen. Maar geen politicus die dat nu durft te zeggen.” Nochtans moet het nu gebeuren, meent Nogueira Leite. “Het EU-akkoord geeft ons tijd om die pijnlijke maatregelen door te voeren. Maar meer ook niet.”

Een uitstap uit de euro, al dan niet gedwongen, houdt hij voor catastrofaal. “Onze schulden staan in euro genoteerd. Welke munt we ook zouden krijgen, ze zou meteen gedevalueerd worden. Het land zou bankroet gaan en in de handen komen van zijn schuldeisers.”

En het doet nu al pijn te moeten toegeven dat Duitsland de facto het economische beleid van half Zuid-Europa heeft overgenomen. “Het voelt aan als een getuigschrift van onbekwaamheid”, zegt Nogueira Leite. “Maar ik geloof dat we voldoende marge hebben om aan te tonen dat we echt in staat zijn om zelf orde op zaken te stellen.”

Ook Pascal Févry weigert het somber in te zien. “Op middellange termijn ben ik gematigd positief. Ik ben ervan overtuigd dat de investeringen in opleiding en technologieclusters over enkele jaren zullen renderen.”

Portugal heeft sinds 2005 ook fors geïnvesteerd in hernieuwbare energie, wat het land voorlopig een derde plaats heeft opgeleverd in de top van het Europese groenestroomverbruik. Als het erin slaagt zijn olieafhankelijke economie om te buigen, heeft het een kans om deze klip te nemen. “Ik geloof rotsvast dat het land ook deze crisis te boven komt”, zegt Jorge Oliveira. “Iedereen beseft dat het menens is. In het verleden hebben we al bewezen dat we in dit soort noodsituaties over de nodige flexibiliteit beschikken om ons uit de slag te trekken.”

Door wouter de broeck in portugal

“Als je constant meer uitgeeft dan je verdient, hoeft het niet te verwonderen dat je het vertrouwen verliest van je kredietverleners”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content