Watt anders
Greenpeace breekt een lans voor de omschakeling van fossiele brandstoffen naar windenergie op zee als hét middel om op korte termijn het broeikasprobleem aan te pakken. Denemarken toont de weg. In ons land blaast echter nog geen nieuwe wind.
Aarhus (Denemarken).
Als een Don Quichot klieft de MV Greenpeace door woelige baren van het Kattegat (Denemarken). In rubberen bootjes stevenen de regenboogkrijgers af op de offshore windmolens van Vestas, internationaal marktleider, in Tuní Knob.
Dit is geen spectaculaire actie tegen vermeende vervuilers, maar de start van een nieuwe campagne voor de omschakeling van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie. Aan boord bevinden zich zelfs vertegenwoordigers van de petroleumindustrie, onder meer van PetroFina. Op uitnodiging van de milieubeweging bestuderen zij de mogelijkheden van windenergie. Met de eindigheid van de grondstoffen in het achterhoofd zet de sector haar eerste stappen in diversificatie naar alternatieve bronnen. Zo beschikt British Petroleum over een eigen afdeling zonne-energie – BP Solar – en voert Shell een feasibility-studie uit over windenergie.
“Het Europees potentieel van windenergie in zee is anderhalve maal zo groot als de totale elektriciteitsbehoefte in de Europese Unie” zegt Corin Millaes, campagneleider van Greenpeace: “Bovendien betreft het een schone energiebron, die geen schadelijke gassen uitstoot noch de flora en fauna in de omgeving aantast. Tenslotte is windenergie economisch competitief met de klassieke brandstoffen.”
MARKTLEIDER.
In december jongstleden keurde de Europese Unie het Kyoto Protocol goed, waarin een 8%-vermindering van de broeikasgassen vooropstelgesteld wordt tegen 2012.
Millaes: “Aangezien windmolens geen koolstofdioxide uitstoten, zijn ze hét middel bij uitstek om deze doelstelling te halen. Op dit ogenblik vermijden ze reeds 6,3 miljoen ton CO2, 21.000 ton SO2 en 17.500 ton NOX. Daarom roepen wij regeringen én bedrijven op om geen geld meer te pompen in nieuwe olie-ontginningen, maar te investeren in offshore windenergie. Het volstaat om het bedrag van directe subsidies aan de productie van fossiele brandstoffen en kernenergie – goed voor zo’n 562,5 miljard frank per jaar in Europa alleen – om te schakelen naar hernieuwbare energie.”
Denemarken wijst de weg. Vandaag produceren 4900 windmolens reeds twee miljoen megawattuur (MWh) of 7% van het elektriciteitsverbruik. Tegen 2030 wil het Scandinavische land het geïnstalleerd vermogen van 1116 megawatt (MW) opdrijven naar 5500 MW, waarvan 4000 MW offshore, goed voor 50% van de totale energiebehoefte. Dit betekent 14 miljoen ton minder CO2-uitstoot per jaar. Met 19,7 miljard frank in ’97 staan windturbines op de vierde plaats in de toptien van de Deense export. De sector stelt rechtstreeks en onrechtstreeks zo’n 24.000 mensen te werk, dat is meer dan de visvangst. Op vier jaar tijd verviervoudigde de omzet van de windmolenindustrie in Denemarken naar 33,75 miljard frank of 60% van de wereldproductie.
Met een geconsolideerde omzet van 11 miljard frank en 1725 werknemers in ’97 – goed voor 24% van het totaal geïnstalleerd vermogen – is de Deense windmolenproducent Vestas uit Lem internationaal marktleider. Naast de thuisbasis beschikt deze beursgenoteerde dochter van ABN Amro over vestigingen in Duitsland, Nederland, Verenigde Staten, Spanje en India. Sinds vorige maand is de groep ook in Italië actief. Na een faillissement en heropstarten in ’90 groeit het bedrijf opnieuw met 35% per jaar. Algemeen directeur Johannes Poulsen: “Windenergie zit in de lift, als groen alternatief in de industrielanden maar ook als goedkope oplossing voor energienetwerken in de Derde Wereld. Wij zijn echter afhankelijk van de politiek. Zonder energiebelastingen of maatregelen om massaal over te schakelen naar hernieuwbare energiebronnen maakt de sector geen kans. Hoewel onze kosten dalen, kun je de verbruikersprijzen immers moeilijk met elkaar vergelijken. In Europa zien wij een sterke ontwikkeling van offshore windturbines. Maar de grootste sprong verwachten wij in China. Daar zijn de energiebehoeften immers zeer groot.”
WEDERGEBOORTE.
Na de val eind jaren tachtig is de windenergie aan een tweede leven toe. Deze jonge industrietak – amper twintig jaar oud – groeit sinds begin dit decennium opnieuw met 25 à 30% per twaalf maanden.
Wereldwijd staat er nu een vermogen van 8000 MW aan windmolens. Als gevolg van de dalende kostprijs en de technologische vernieuwingen zal deze capaciteit naar verwachting stijgen tot respectievelijk 20.000 MW in 2002 en 50.000 MW in 2010. Christophe Bourillon, algemeen directeur van de European Wind Energy Association: “Tussen ’91 en ’97 steeg het geïnstalleerd windvermogen in de Europese Unie jaarlijks met 40% naar 4500 MW. In sommige landen, zoals Spanje en Duitsland, ligt het groeiritme van deze alternatieve energiebron hoger dan dat van Internet of mobilofonie. Op het einde van deze eeuw zal de kaap van 8000 MW zeker overschreden worden. Tegen 2020 ramen wij de totale capaciteit op zo’n 100.000 MW, wat neerkomt op 10% van de totale energiebehoefte. De turbines worden steeds krachtiger. Hun rendement verhoogt, terwijl de kosten dalen. Vandaag zijn windmolens concurrentieel met de klassieke bronnen. Eén moderne turbine van 1,5 MW kan tegen gelijkaardige kostprijs 1000 gezinnen van de nodige energie voorzien zonder 5000 ton koolstofdioxide uit te stoten, zoals nu in de kolencentrales gebeurt. De toekomst ligt in zee (offshore), waar voldoende plaats en wind is om grootschalige parken te bouwen, zodat de prijs nog verder zal zakken.”
Ook in Vlaanderen biedt windenergie heel wat potentieel, voornamelijk op zee (zie kader). Onafhankelijk energieconsulent Wim De Groote, ex-medewerker van het Studiecentrum Technologie, Energie en Milieu (STEM) van professor Aviel Verbruggen (UFSIA): “Uit een studie van de Organisatie voor Duurzame Energie (ODE) uit augustus ’97 blijkt dat het technisch realiseerbaar aandeel van hernieuwbare energie in Vlaanderen véél groter is dan doorgaans wordt aangenomen. Tegelijkertijd zijn 90% van deze technieken even duur of zelfs goedkoper dan petroleum, aardgas of steenkool. Wat windenergie betreft, acht ik een geïnstalleerd vermogen van 4100 MW tegen 2020 mogelijk, waarvan het overgrote deel offshore. Dit levert een jaarlijkse productie van respectievelijk 10.500 gigawattuur (GWh) op zee en 1.200 GWh op land – samen goed voor zo’n 1.700 GWh – of ruim 25% van het huidig elektriciteitsverbruik.”
Maar dan moet ons land dringend een meer ecologische koers gaan varen. Hoewel in Zeebrugge het eerste offshore windmolenpark avant-la-lettre staat, investeert de Belgische regering slechts symbolisch in de optie van de toekomst: hernieuwbare energie.
ERIC POMPEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier