‘Waterprojecten worden rendabel’
Is het niet de droogte, dan zijn het de overstromingen. Vlaanderen kampt met zijn waterhuishouding. Om het probleem op te lossen, moet iedereen mee in het bad: de landbouw, de industrie en de gezinnen. Dat besef lijkt ook bij iedereen te groeien.
Het mag dan anders aanvoelen, maar 2020 staat voorlopig slechts vierde in de ranglijst van de droogste zomers, na 1921, 1976 en de topper 2018. Maar we beleven wel de vierde droge zomer op rij. De grondwaterstandindicator van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) toonde in augustus op 73 procent van de locaties een heel laag grondwaterpeil, op 22 procent een laag peil en op amper 5 procent een normaal peil.
“We staan voor een serieus probleem”, zegt Patrick Meire, hoogleraar biologie en hoofd van de onderzoeksgroep ecosysteembeheer aan de Universiteit Antwerpen. “Met alleen kleine maatregelen komen we er niet.” Hij diept een studie uit 2016 op, die becijferde dat Vlaanderen sinds 1950 ongeveer 75 procent van zijn moerasgebieden heeft drooggelegd. “De natte riviervalleien waren niet ideaal voor de landbouw. Dus zijn we die gaan draineren, zodat het water versneld naar zee kon. Begrijpelijk vanuit de toenmalige beleidskeuzes, maar daardoor verkleinden we onze buffer tegen periodes van droogte. Die worden door de klimaatopwarming steeds talrijker. Bovendien werkte die buffer ook tegen overstromingen. Het systeem is nu niet meer in staat om zware regenbuien op te vangen.”
Natuurlijk moet water duurder worden. Wat te goedkoop is, wordt niet naar waarde geschat’ Patrick Meire, Universiteit Antwerpen
Bovendien kampt Vlaanderen met een hoge bevolkingsdichtheid, een industrie met vooral de chemie en de voedingsindustrie als grote waterverbruikers, en een beperkte toevoer van water uit rivieren, met eigenlijk alleen de Maas en de Schelde. “Daardoor zijn we vooral afhankelijk van neerslag”, zegt Patrick Willems, hoogleraar waterbeheer aan de KU Leuven. “En dat water verliezen we snel, omdat we een groot deel van ons land hebben gedraineerd voor landbouw en bewoning, en omdat we een heel hoge graad van verharding hebben.” In de jaren zeventig was amper 5 procent van onze oppervlakte verhard. Vier decennia later is dat meer dan verdrievoudigd.
Blauwe spons
De gevolgen laten zich raden. Het World Resources Institute rangschikte vorig jaar 164 landen naar waterschaarste. België staat 23ste, na hoofdzakelijk landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. In Europa scoorden enkel Cyprus en San Marino hoger. De waterstress – de verhouding tussen de vraag en de beschikbaarheid van water – is hier groter dan in Griekenland, Spanje, Portugal en Italië.
Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir (N-VA) lanceerde eind juli haar Blue Deal. “We willen Vlaanderen natter maken en onze waterbevoorrading verbeteren”, klonk het. Daarvoor trekt ze 75 miljoen euro uit, al hoopt ze bij de begrotingsopmaak in september dat bedrag op te drijven. Het geld gaat naar een rist maatregelen (zie kader Vlaanderen moet weer natter worden). “We moeten het land weer meer zijn sponsfunctie teruggeven.”
In vergelijking met het Droogte- en Wateroverlastplan van de vorige Vlaamse regering, dat 90 projecten bundelde zonder er geld aan te koppelen, is die 75 miljoen euro een stap vooruit. Maar, tempert Willems, “het is een visietekst. De concrete uitvoering moet nog komen. Daarvoor is minstens het tienvoud nodig. Al moet Vlaanderen dat niet allemaal zelf op tafel leggen. Slimme regelgeving kan een deel van de factuur verschuiven naar bouwheren, de industrie of de lokale overheden. Denk aan normen voor regenwaterbuffering en infiltratie, of bouwvoorschriften die bepalen dat maar een bepaald percentage van het regenwater in de riolering mag belanden. De bedoeling is win-winsituaties te creëren, dus zal er veel overleg met de sectoren nodig zijn.”
Bernard De Potter, administrateur-generaal van de VMM, streeft ook naar een effectieve en efficiënte besteding van het geld. “Voor rioleringsprojecten is de tijd tussen de beslissing en de uitvoering gemiddeld zeven jaar. Als dat bij de Blue Deal ook het geval zal zijn, dan vrees ik voor de gevolgen. Gezien de klimaatopwarming en de hittegolven in de zomers van 2017 tot nu, moeten we zo snel mogelijk uitvoeren wat is beslist.”
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want veranderingen leiden bijna overal tot weerstand. Om het Schulensmeer, op de grens van Lummen, Halen en Herk-de-Stad ecologisch te herstellen en er weer moerasgebied van te maken, moeten meerdere hectares bos worden gekapt. De Brugse vzw Bescherm Bomen & Natuur en de lokale actiegroep Stop Ontbossing Schulensmeer trokken daarom naar de rechtbank.
Droogte baart kansen
Nochtans zal iedereen moeten meewerken. Met een verbruik van 110 liter per dag per persoon is de Belg nu al zo’n 10 liter zuiniger dan de doorsnee Nederlander, Fransman of Duitser, die rond het Europese gemiddelde van 120 liter zitten. “Die landen hebben echter veel meer water beschikbaar”, schetst Meire. “Minder verbruiken heeft bij ons dan ook een veel groter positief effect dan in die landen.”
Dan hebben we het over regenwater gebruiken om de tuin te sproeien of de auto te wassen. Wie een redelijke tuin heeft, kan ook een wadi creëren: een laagte in het landschap waar het water zich kan verzamelen en beter kan infiltreren in de bodem. Bouwvoorschriften voor appartementsgebouwen kunnen stipuleren dat ook zij een wadi moeten hebben of het regenwater meer moeten gebruiken.
De grootste winsten kunnen wellicht worden geboekt in de industrie en de landbouw. “Vroeger werd het water vastgehouden wanneer het droog was, anders werd het gedraineerd. Nu moet het omgekeerd: alleen draineren als het moet”, legt Willems uit. Meire vult aan: “Dat betekent dat we de teeltkeuze ter discussie moeten stellen en de gewassen moeten aanpassen aan het soort ondergrond. Ook de manier van bodembewerking kan veel helpen. Een begroeide bodem vermijdt erosie en maakt een betere infiltratie mogelijk. Op veel plaatsen kunnen we poelen en grachten herstellen.”
Ook in de industrie zijn er mogelijkheden, al hangen die soms af van de reglementering. Zo moeten voedselbedrijven niet alleen hun installaties, maar ook hun gebouwen poetsen met leidingwater. Terwijl dat voor de delen die niet met voedsel in aanraking komen, wellicht ook met gezuiverd proceswater kan.
Volgens De Potter hebben bedrijven en de landbouw de kentering ingezet. “Als die vroeger wilden investeren in waterprojecten, waren die vaak onrendabel, omdat het water te goedkoop is. Nu komt er een nieuwe parameter bij: het verlies van bedrijfsactiviteit. Door de prijs van twee weken stilstand door watergebrek in de risicoberekeningen mee te nemen, worden sommige projecten wel rendabel. De waterstanden op de Rijn waren heel laag en de chemische sector weet heel goed hoeveel een watertekort kan kosten. Dat is voor mij ook een garantie dat de sense of urgency niet wegebt zodra de droogteperiode voorbij is: er zit nu een economische redenering achter.”
De droogte biedt trouwens kansen, meent Meire. “We moeten af van onze calimerohouding. Iedereen kijkt altijd naar Nederland als het over waterbeheer gaat, maar de expertise van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen, bedrijven, overheden en administratie is op zijn minst even goed. Bij innovatie wordt te veel gedacht aan IT en biotech, terwijl de technologie om het leefmilieu te beheren een beetje stiefmoederlijk wordt behandeld. De moderne technieken voor duurzaam beheer hebben we in huis: bij studiebureaus of infrastructuurbedrijven zoals onze baggeraars. Die kennis kunnen we ook verkopen in het buitenland.”
Water voor het gazon
Elke basiscursus economie leert dat schaarste tot prijsstijgingen leidt. De factuur die gezinnen en bedrijven krijgen voor hun waterverbruik, blijft echter relatief beperkt. “Natuurlijk moet water duurder worden”, vindt Meire. “Wat te goedkoop is, wordt niet naar waarde geschat. Water is een basisrecht, dus een bepaalde hoeveelheid tegen een minimumprijs lijkt me logisch. Maar wie meer verbruikt, mag daar best voor betalen. Elke liter die je niet verbruikt, is de beste besparing.”
Voor gezinnen zijn er nu gedeeltelijk al progressieve tarieven. Wie meer verbruikt, betaalt in verhouding meer per liter. De slimme digitale meter kan die aanpak nog verfijnen en variabele tarieven – duurder in tijden van waterschaarste – mogelijk maken. Al blijft dat een beleidskeuze. “Er is geen enkele expert die betwijfelt dat water duurder moet worden, met sociale correcties”, besluit Willems. Al beseft hij dat een scherpe prijsverhoging politiek erg gevoelig ligt. “Maar je kunt bijvoorbeeld denken aan een hemelwaterheffing. Wie te veel hemelwater in het riool doet belanden, betaalt meer. Leidingwater is even zuiver als flessenwater, maar het kost een fractie en we gebruiken het om ons gazon mee te sproeien.”
5 procent
van onze grond was in de jaren zeventig verhard. Vier decennia later is dat meer dan verdrievoudigd.
110 liter
per dag per persoon verbruikt de Belg. Dat is minder dan het Europese gemiddelde van 120 liter.
Ontzilting is geen mirakeloplossing
Het drinkwaterbedrijf Farys opende in Oostende een waterproductiecentrum. Daar wordt brak water ontzilt, en gefilterd en gemineraliseerd tot drinkwater. Het project, een investering van 10 miljoen euro, zal op kruissnelheid tot 12 miljoen liter drinkwater leveren aan klanten in Oostende en Middelkerke.
“Eigenlijk is dat symptoombestrijding”, vindt Patrick Meire (UA). “Wanneer er een tekort aan drinkwater dreigt, is het logischer grotere reserves aan te leggen door water langer vast te houden in bekkens of, liever nog, in natuurlijke systemen. Niet eerst zoet water versneld naar de zee laten lopen, en het dan opnieuw zoet proberen maken. Het proces vergt ook veel energie en creëert een vrij vervuilend restproduct, een soort geconcentreerd zout.”
Toch ziet Bernard De Potter (VMM) voordelen. “Ontzilting van zeewater is in de huidige hiërarchie van maatregelen niet kostenefficiënt. Maar bij Farys gaat het om brak water, meer zoet dan zout. We kampen tot nader order met productiepieken aan de kust en in de zomer, terwijl de productie van water vooral in het oosten van het land gebeurt. Een installatie in Oostende vermijdt het transport en de bijhorende verliezen. Al blijft ontzilting iets voor een heel kleine fractie van de drinkwaterproductie.”
Vlaanderen moet weer natter worden
Vlaams minister van Omgeving Zuhal Demir wil Vlaanderen weer natter maken. Haar Blue Deal-plan steunt op deze pijlers:
· Moerassen en andere waterige gebieden herstellen.
· Bijkomende grote en kleine waterbuffers bouwen en waterlopen hun oorspronkelijke kronkelende vorm teruggeven.
· Vanaf 2022 moeten bedrijven die van Vlaanderen financiële steun of vergunningen krijgen een wateraudit laten uitvoeren. Voor grootverbruikers en bedrijven met grote verharde oppervlaktes worden waterscans verplicht tegen 2022.
· Tussenkomst bij onthardingsingrepen van lokale besturen. Vanaf 2024 zijn er geen watergerelateerde subsidies meer voor gemeenten, tenzij ze een ambitieus hemelwater- en droogteplan hebben.
· Lekverliezen beperken bij waterbedrijven
· Meldingsplicht om water uit onbevaarbare waterlopen te nemen.
· Creatie van een centrale Vlaamse regie voor drinkwatervoorziening en een actieplan met investeringsprojecten van de drinkwatermaatschappijen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier