Wat zijn financiële vennootschappen?
Vennootschappen met aandelen in portefeuille moeten voortaan goed uitkijken als zij niet buiten het verlaagd tarief willen vallen van de vennootschapsbelasting.
Men zegt wel eens dat de fiscus een slecht verliezer is. En dat hij niet aarzelt om de wet aan te passen zodra hij door de rechtspraak in het ongelijk wordt gesteld.
Een recent voorbeeld daarvan vindt men terug bij de toepassing van het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting. Vennootschappen waarvan het belastbaar resultaat niet hoger is dan 13 miljoen frank, betalen niet het volle tarief van de vennootschapsbelasting (dat op dit ogenblik 39% bedraagt plus drie opcentiemen aanvullende crisisbijdrage). In plaats daarvan zijn zij onderworpen aan een zogenaamd verlaagd opklimmend tarief: 28% (plus 3 opcentiemen crisisbijdrage) op de eerste schijf van 1 miljoen frank; 36% (plus 3 opcentiemen) op de schijf van 1 miljoen tot 3.600.000 frank en 41% (plus 3 opcentiemen) op de schijf van 3.600.000 frank tot 13 miljoen frank. Zodra deze laatste grens overschreden wordt, geldt het volle tarief op het geheel.
VOORWAARDEN.
De toepassing van dit verlaagd opklimmend tarief is aan een hele reeks voorwaarden onderworpen. De dividenden die de vennootschap uitkeert, mogen niet hoger zijn dan 13% van het maatschappelijk kapitaal. De vennootschap moet aan ten minste één van haar bedrijfsleiders een minimumbezoldiging toekennen, die in de regel minstens 1 miljoen frank hoog moet zijn enzovoort.
Een andere voorwaarde luidt dat de vennootschap geen financiële vennootschap mag zijn. Kort gezegd komt het erop neer dat het verlaagd opklimmend tarief uitgesloten is voor vennootschappen die een belangrijk deel van hun vermogen om louter financiële redenen beleggen in aandelen van andere vennootschappen.
DETAIL.
Meer in detail, ziet de regeling er als volgt uit.
Regel één: de uitsluiting kan alle vennootschappen treffen, behalve de coöperatieve vennootschappen die erkend zijn door de Nationale Raad van de Coöperatie.
Regel twee: om te beoordelen of het wel of niet om een financiële vennootschap gaat, kijkt men naar de deelnemingen die de vennootschap bezit.
Regel drie: die deelnemingen mogen een bepaald plafond niet overschrijden. De grens ligt op 50%.
Regel vier: wat de grondslag betreft waarop deze 50% wordt toegepast, heeft de vennootschap de keuze; ofwel 50% van de waarde van het maatschappelijk kapitaal nadat daarop de revalorisatiecoëfficiënt toegepast is die inzake inkomstenbelastingen gebruikt wordt om de muntontwaarding te corrigeren (wat alleen van belang kan zijn voor vennootschappen die opgericht zijn vóór 1950; want voor kapitaal dat sedert 1950 gestort is, wordt geen revalorisatie meer toegestaan); ofwel 50% van het gestort kapitaal, verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden.
Regel vijf: bij die beoordeling moet geen rekening gehouden worden met actieve en vaste deelnemingen die ten minste 75% vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven.
VOORBEELD.
Vennootschap A heeft voor 5 miljoen frank maatschappelijk kapitaal, belaste reserves en geboekte meerwaarden. Zij bezit een deelneming van 1 miljoen frank in vennootschap B. En nog een andere deelneming van 2 miljoen frank in vennootschap C. Deze laatste deelneming blijkt een actieve en vaste deelneming te zijn die meer dan 75% omvat van het kapitaal van deze vennootschap C. De deelnemingen in de vennootschappen B en C belopen samen 3 miljoen frank. En overschrijden dus de gestelde grens van 50% (van in het voorbeeld 5 miljoen frank). Maar vennootschap A moet toch niet als een financiële vennootschap worden aangemerkt, omdat de deelneming in vennootschap C niet meetelt.
UITZONDERING.
Vanwaar deze laatste uitzondering? Volgens de administratie heeft zij onder meer tot doel te vermijden dat men geïntegreerde bedrijven zou schaden waar de deelneming andere dan louter financiële aspecten vertoont. Vennootschappen die deelnemingen bezitten van meer dan 75% oefenen immers via die overwegende deelnemingen eigenlijk een industriële bedrijvigheid uit; zodat het – nog steeds volgens de administratie “verantwoord is ze met een nijverheidsonderneming gelijk te stellen” (Com. I.B. 92, nr. 215/13).
De bedoeling is dus duidelijk: men wil niet de vennootschappen treffen die via het aanhouden van omvangrijke deelnemingen aan industriële politiek willen doen; maar daarentegen wel de vennootschappen die slechts deelnemingen aanhouden omwille van financiële redenen.
WET.
Maar hoe duidelijk deze laatste bedoeling ook moge zijn, zij kwam tot voor kort niet goed tot uiting in de tekst van de wet. In de wettekst was immers alleen maar sprake van vennootschappen die deelnemingen bezitten.
Maar wat zijn deelnemingen? Dat wordt in de fiscale wet niet verduidelijkt. Voor de administratie kon er nochtans geen twijfel bestaan: deelnemingen zijn aandelen. Zodra een vennootschap aandelen bezit, moet men bijgevolg onderzoeken of zij wel of niet een financiële vennootschap is; en moeten alle aandelen bij dat onderzoek betrokken worden.
Maar niet iedereen was het daarmee eens. Als de fiscale wet zelf geen omschrijving bevat van de begrippen die zij hanteert, dan moet men kijken of die begrippen eventueel niet in een andere rechtstak omschreven worden. Voor deelnemingen is dat inderdaad het geval.
BOEKHOUDRECHT.
In het boekhoudrecht komt een specifieke omschrijving voor van wat onder een deelneming moet worden verstaan. Het komt erop neer dat aandelen slechts als deelnemingen mogen worden beschouwd, wanneer zij aangehouden worden met het oog op het scheppen van een duurzame en specifieke band met de onderneming die deze aandelen heeft uitgegeven.
Aandelen die het karakter van deelnemingen hebben, worden onder de financiële vaste activa geboekt. Aandelen die overeenkomstig de boekhoudwetgeving niet onder de vaste activa worden geboekt, kunnen derhalve niet als deelnemingen worden beschouwd.
Sommige vennootschappen hebben zich op deze boekhoudkundige regels gebaseerd om vol te houden dat aandelen die in het boekhoudrecht geen deelnemingen vormen, ook op fiscaal gebied geen deelnemingen kunnen zijn. En dat met die aandelen dus geen rekening moet worden gehouden bij de beoordeling of men te doen heeft met een financiële vennootschap. Vennootschappen die slechts aandelen bezitten die niet het karakter van deelnemingen hebben, zouden bijgevolg nooit financiële vennootschappen kunnen zijn, en zouden dus ook nooit om die reden uitgesloten kunnen worden van het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting.
Tot verrassing van velen heeft het Antwerpse hof van beroep deze redenering bij herhaling gevolgd. Maar de fiscus heeft zich daar niet bij neergelegd. Van de Wet van 22 december 1998 is inmiddels gebruikgemaakt om de wettekst aan te passen. Bij de beoordeling of men met een financiële vennootschap te doen heeft, moet voortaan niet langer gekeken worden naar de deelnemingen die de vennootschap aanhoudt, maar wel – zo staat nu uitdrukkelijk in de wet te lezen – naar de aandelen die de vennootschap bezit. En dus voortaan (met ingang van het aanslagjaar 1999) onbetwistbaar naar alle aandelen, ongeacht onder welke rubriek zij in de boekhouding voorkomen.
VERLIEZER.
Toont de fiscus zich aldus een slechte verliezer? De betrokken vennootschappen zullen dat allicht wel zo aanvoelen. Maar tegelijk moet men toegeven dat de wetsaanpassing volkomen terecht is doorgevoerd. De vermelde rechtspraak had immers een averechts effect. Zij had immers tot gevolg dat aandelen die uitsluitend omwille van financiële redenen aangehouden werden (en die daarom niet als deelnemingen kunnen worden beschouwd) niet in aanmerking kwamen bij de beoordeling of de vennootschap een financiële vennootschap was. Terwijl het altijd juist de bedoeling is geweest vennootschappen van het verlaagd tarief uit te sluiten als zij een belangrijk deel van hun vermogen uitsluitend omwille van financiële redenen in aandelen beleggen.
Met de wetsaanpassing is dit rechtgezet. Voor vennootschappen die nogal wat aandelen (bijvoorbeeld in sicavs) in portefeuille hebben, die zij als gewone beleggingen boeken, is het dus uitkijken. Zij kunnen niet langer op de vermelde rechtspraak steunen om deze aandelen buiten beschouwing te laten. Als zij in aanmerking willen blijven komen voor het verlaagd tarief van de vennootschapsbelasting, zullen zij desnoods een herschikking van hun beleggingsportefeuille moeten overwegen.
ONGEWIJZIGD.
Voor het overige blijft de regeling ongewijzigd behouden. Inclusief de regel dat geen rekening moet worden gehouden met participaties die meer dan 75% omvatten van het kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven. Met dien verstande dat men ook hier niet meer spreekt van actieve en vaste deelnemingen, maar men het eenvoudig op aandelen houdt.
Jan Van Dyck is fiscalist.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier