Wat is een KMO?
Voor KMO’s heeft de hervorming van de vennootschapsbelasting enkele niet onaardige verrassingen in petto. De vraag is nu wat we onder een KMO moeten verstaan.
De regering is zo goed als rond met de hervorming van de vennootschapsbelasting. Het tarief gaat omlaag. Maar de hervorming moet budgettair (zoveel mogelijk) neutraal blijven. Dus wordt gesnoeid in een aantal fiscale uitgaven.
Uitgaven. De aftrek van definitief belaste inkomsten – dat zijn dividenden die afkomstig zijn van andere vennootschappen en die daar normaal gezien al belast zijn – wordt verder aan banden gelegd. De vermindering van het tarief voor in het buitenland behaalde en belaste winsten wordt geschrapt (wat slechts van belang is voor vennootschappen die winsten behalen in landen waarmee België geen dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten). Op liquidatieboni en bij de inkoop van eigen aandelen moet voortaan een roerende voorheffing van 10% worden ingehouden. Enzovoort.
Voorts wordt op twee punten gesleuteld aan de fiscaal aanvaardbare afschrijvingen. Voor het jaar waarin een investering gebeurt, mag normaal gezien al een eerste volwaardige afschrijvingsannuïteit in rekening worden gebracht. Met ingang van het aanslagjaar 2004 moet men rekening houden met het resterende gedeelte van het boekjaar. De eerste afschrijving moet verhoudingsgewijs tot dat gedeelte worden beperkt. Voorts kunnen bijkomende kosten niet langer in één keer worden afgeschreven. De afschrijving moet op dezelfde wijze gebeuren als de hoofdsom van de investering.
KMO. Deze twee maatregelen zijn niet van toepassing op KMO’s. Naar analogie van wat vandaag al voor zelfstandigen geldt, worden pas opgerichte KMO’s bovendien gedurende de eerste drie jaar vrijgesteld van belastingvermeerdering als zij niet of onvoldoende voorafbetalen. De maatregel is voor het eerst van toepassing voor vennootschappen waarvan het eerste boekjaar verbonden is aan het aanslagjaar 2004. Met ingang van hetzelfde aanslagjaar kunnen KMO’s voorts in vrijstelling van belasting een investeringsreserve aanleggen. Dat betekent dat een deel van de winst wordt vrijgesteld van belasting, op voorwaarde dat de winst in voldoende mate binnen de vennootschap wordt gehouden om er in de volgende periode investeringen mee te doen.
Het gedeelte van de in de vennootschap te houden winst dat in aanmerking komt voor de berekening van de investeringsreserve, zal per jaar maximaal 37.500 euro bedragen. Het vrijgestelde gedeelte zal ten hoogste gelijk zijn aan de helft.
Definitie. De vennootschaps-, boekhoud-, en fiscale wetgevingen kennen verschillende definities van KMO. Bij de vennootschapsbelasting zijn er twee. Eentje voor de toepassing van de investeringsaftrek en een andere voor de toepassing van het verlaagd opklimmend tarief van de vennootschapsbelasting.
Het is deze laatste definitie die nu bij de hervorming van de vennootschapsbelasting gebruikt wordt om aan te duiden welke KMO’s in aanmerking komen voor de voormelde maatregelen. Het zijn de vennootschappen waarvan de winsten belast worden tegen het verlaagd opklimmend tarief van de vennootschapsbelasting. Dat tarief gaat trouwens ook omlaag. Vanaf het aanslagjaar 2004 zal het 24,25% bedragen op de eerste schijf van 0 tot 25.000 euro, 31% op de volgende schijf van 25.000 tot 90.000 euro en 34,5% op de schijf van 90.000 tot 322.500 euro. Zodra het fiscale resultaat hoger dan 322.500 euro is, geldt het gewone tarief. Dat bedraagt met ingang van hetzelfde aanslagjaar 33% (alle percentages nog te verhogen met drie opcentiemen aanvullende crisisbijdrage).
Om als KMO in aanmerking te komen, mag het fiscale resultaat van de vennootschap dus niet hoger zijn dan 322.500 euro. Maar dat volstaat op zich niet. Het verlaagd opklimmend tarief is immers voorbehouden aan vennootschappen die aan een hele reeks bijkomende voorwaarden voldoen. De vennootschap mag geen financiële vennootschap zijn. Ook is vereist dat de aandelen van de vennootschap (in de regel) niet voor ten minste de helft in handen zijn van andere vennootschappen. De vennootschap mag geen dividend uitkeren dat hoger is dan 13% van het gestorte kapitaal. De vennootschap mag niet behoren tot een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort. Ten slotte moet de vennootschap de zogenaamde ‘24.500 euro’-regel naleven (voorheen de ‘1 miljoen frank’-regel). Dat betekent dat de vennootschap aan minstens één van haar bedrijfsleiders, ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk, een bezoldiging moet uitkeren van ten minste 24.500 euro (waarbij nog een overgangsregeling geldt voor vennootschappen waarvan het fiscale resultaat – vóór aftrek van die bezoldiging – lager of niet veel hoger is dan dat bedrag).
Drukken. Vennootschappen die in aanmerking willen komen voor de maatregelen die bij de hervorming van de vennootschapsbelasting aan KMO’s worden voorbehouden, zullen derhalve moeten nagaan of zij aan al deze voorwaarden voldoen. Het zal ook passen en meten worden. Zoals gezegd, mag het fiscale resultaat van een KMO niet hoger zijn dan 322.500 euro. Dat resultaat wordt onder meer beïnvloed door de vrijstelling van de investeringsreserve. Gevolg: een niet-KMO waarvan het fiscaal resultaat de grens van 322.500 euro maar lichtjes overschrijdt, zal door het aanleggen van zo’n investeringsreserve haar belastbaar inkomen kunnen drukken en zodoende toch nog aan de definitie van een KMO kunnen voldoen.
Jan Van Dyck
De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.
Een KMO moet in aanmerking komen voor het verlaagd opklimmend tarief.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier