“Wat ik zeker niét wilde doen: syndicaal werk”
Luc Cortebeeck is sinds 1999 voorzitter van het ACV. Wie is hij? Gehuwd, kerkelijk, kapitalistenvreter? In dit interview praat hij open en lang over zijn jeugd, zijn drijfveren en zijn werk. Aan de Sociale School wees hij aanvankelijk de richting Syndicaal Werk af. Uiteindelijk draaide hij bij. Hij werkt nu al zijn 34ste jaar bij de christelijke vakbond.
Luc Cortebeeck (56) begroet zijn gasten in een Brusselse building die gebouwd werd als ziekenhuis. Jarenlang stond het gebouw leeg, het ACV werd de eerste gebruiker. Het uitzicht vanop de zesde verdieping is royaal en presenteert de Brusselse skyline. De secretaris stoort tweemaal voor een dringend bericht. Luc Cortebeeck gaat akkoord met een lang gesprek en de bandopnemer draait urenlang. Geen vraag gaat hij uit de weg. Geen periode uit zijn leven wordt weggemoffeld.
Jeugd
Luc Cortebeeck werd in 1950 geboren in Tisselt,
een deelgemeente van Willebroek.
“Mijn moeder was een huisvrouw en mijn vader onderwijzer in de gemeentelijke jongensschool van Tisselt. Moeder leeft nog, maar vader is overleden op zijn 42ste, toen ik zestien jaar was, de oudste van zes. Dat is zeer bepalend geweest voor mij. Moeder trok het overlevingspensioen van een onderwijzer en het verhoogde kindergeld. Ik was vlug volwassen. Ik ging met mijn moeder, een weduwe, mee naar de oudervergaderingen voor mijn zussen en broers. Ik moest de verantwoordelijkheid mee dragen voor het gezin.
“Mijn vader en moeder waren zeer betrokken bij de schoolstrijd. Vader verloor vier maanden zijn wedde, omdat hij zich uitgesproken had voor de staking tegen de Wet-Collard. De inspectie, die van een andere politieke kleur was, schrapte hem. Dergelijke gebeurtenissen draag je mee. Vader was actief in het Davidsfonds en de KWB, moeder bij de KAV. Wij kochten bij de Welvaartwinkel. Het Volk lazen we niet, want dat was in onze streek ongebruikelijk. De BAC was dan weer wel onze spaarkas. Dat hoorde bij het dorpsleven.
“Vader en moeder waren ruimdenkend, en er kwamen socialisten en communisten over de vloer. Het debat was toen al aanwezig. Een onderwijzer was in die jaren een sociale werker.
“In Tisselt heb ik als snaak de industrie zien opkomen. De problematiek van de asbestbuizenfabriek van Eternit in Tisselt was mijn leefkader. De mensen aanvaardden toen dat ze doodgingen aan asbestosis. Die aanvaarding was bizar en de protesten klonken pas veel later.”
School
Luc Cortebeeck ging naar de gemeentelijke jongensschool van Tisselt, later naar het Romboutscollege in Mechelen en ten slotte naar de Sociale School in Leuven.
“In de lagere school in Tisselt zat ik het eerste, tweede en derde leerjaar bij vader. Hij werd telkens een klas hoger geroepen. Ik was een goede leerling in een goede klas en vader oordeelde dat ik naar het college kon mits een overgangsjaar om goed te kunnen volgen en te passen in de stijl van het Romboutscollege in Mechelen. Dat was een verstandige beslissing. Het Romboutscollege was kwalitatief zeer goed. Veel van wat ik vandaag ben en weet, heb ik daar opgestoken.
“Ik was lid van de KAJ, die een jonge afdeling had in Tisselt. De combinatie KAJ’er en collegeleerling was apart, maar ik vond het een goed tegenwicht en de collegeprefect waardeerde dat sterk. De meeste KAJ’ers volgden het technisch onderwijs in Mechelen of Willebroek. Ik heb nog steeds contact met oud-leden van de groep.
“In het college had ik veel vrienden. Ook in de KAJ, waar ik vlug in de leiding zat. Zo leerde ik de andere kant van het leven kennen. Ik kwam bij de ouders thuis. Je kunt je niet voorstellen waarover ik als tiener op thuisbezoek voor het kamp door de ouders aangesproken ben: hun sociale situatie, de opvoeding van hun kinderen, de discussie rond voorbehoedsmiddelen…
“De Sociale School organiseerde zware toegangsproeven en ik ging daarom in het laatste jaar van het college niet mee op Romereis. Ik wilde me stevig voorbereiden op Heverlee. Je moest er kiezen tussen maatschappelijk werk, syndicaal werk, personeelswerk en sociaal-cultureel werk. Ik heb toen meteen gezegd wat ik zeker niet wilde doen: syndicaal werk. In de KAJ was er veel discussie over de vakbondswerking, haar gebrek aan interne democratie, haar houding tegenover de jongerenrevolte van ’68. Ook bij mij was er veel kritiek. Mijn keuze voor syndicaal werk groeide traag op basis van papers die ik schreef.
“Ik ben altijd een harde werker geweest. Maar ik deed als scholier en student aan alles mee, ik was er ook bij om een pint te drinken. Misschien vertrok ik wel vroeger dan de anderen. Ik deed ook mee aan betogingen. Onder meer tegen premier Van den Boeynants die alle studenten en scholieren irriteerde met zijn beslissing over de F16’s.
“Mijn belangstelling voor de derde wereld groeide. Onze docenten hadden de eerste generatie van syndicale leiders in Congo opgeleid. We brachten een bezoek aan de stakers van Vieille Montagne in Balen, waar Walter van den Broeck nadien Groenten uit Balen over schreef. De studenten van de Sociale School waren zeer kritisch over de vakbonden.”
De familie
Luc Cortebeeck is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij woont in Blaasveld.
“Mijn vrouw is lerares, eerst in Willebroek waar ze syndicaal afgevaardigde was en later aan het Scheppers Instituut in Mechelen. Ze heeft zich zeer sterk aangepast aan mijn werk. We hebben drie kinderen. Mijn vrouw heeft ongetwijfeld het belangrijkste aandeel gehad in hun opvoeding. Intussen hebben we ook drie schoonkinderen en ik ben een jonge opa van zes kleinkinderen. De oudste dochter werkt voor de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten en heeft drie kinderen, de tweede oudste, een zoon, is verpleger en heeft twee kinderen, de jongste zoon is actief bij Vitamine W en heeft één kind. Wij zoeken elkaar op en wonen gelukkig niet ver van elkaar.
“Mijn vrouw zou het niet gewaardeerd hebben als ik in de politiek was gegaan. Die bekoring heb ik weliswaar zelden gehad. Professioneel en privé was het een voortdurend zoeken naar een evenwicht. Wij maken wel tijd voor elkaar. Gisteravond heb ik gewerkt tot 22 uur, maar ik ging nog langs bij mijn schoonmoeder die 87 werd. De dagen zijn lang en af en toe een telefoontje is van belang. Met de gsm is dat gemakkelijker dan ooit. Ik kan even snel sms’en als de kinderen. Ik bezit geen BlackBerry, maar een hulpje dat erbij aanleunt.”
Vrije tijd
Luc Cortebeeck werkt veertien uur per dag, ook tijdens het weekeinde. De vrije tijd is schaars.
“Ik fiets graag, soms met een metgezel, maar ook graag alleen. Ik lees zeer graag, maar te weinig. De Da Vinci code ligt op het nachtkastje, een raar maar lezenswaardig boek. De Wetstraatboeken lees ik allemaal. Ze zijn zo herkenbaar en ik vind het plezierig en soms storend om te zien hoe de auteurs voor episodes waar je bij was goed of totaal fout zijn. Toneel volg ik goed, de nieuwere films ken ik te weinig. Ik heb wel alle Belgische films gezien, ik genoot bijvoorbeeld van L’Enfant. Met een vriendengroep waarin onder andere een informaticus, een geneesheer en een leraar zitten, geniet ik van het theater. En vroeger was er natuurlijk de kleinkunst met Boudewijn De Groot, Ramses Shaffey, Liesbeth List, Johan Verminnen, Kor Van der Goten en Bram Fischer. Het Jazz Festival van Bilzen, de pionier van de Vlaamse zomerfestivals, bezocht ik ook.
“Ik ben en blijf kerkelijk, hoewel ik niet elke zondag in de mis ben. Met de kerkelijke hoogdagen uiteraard wel.”
Voorzitter van de vakbond
Luc Cortebeeck klom op tot nationaal secretaris, verantwoordelijk voor Vlaanderen. In augustus 1999 werd hij voorzitter van het ACV. In de praktijk is dat een aanstelling tot de pensioenleeftijd.
“Ik heb nooit geambieerd om hier voorzitter te zijn. De dingen draaiden zo uit. Voor ik secretaris werd in Mechelen, had ik nooit gedacht in het beleid te komen. Ik zag me altijd als adviseur.
“Het voorzitterschap heb ik thuis besproken. En als mijn vrouw gezegd had het niet te doen, dan had ik haar raad gevolgd. Ik was geen vragende partij en voelde me goed in mijn rol van nationaal secretaris, verantwoordelijk voor Vlaanderen. Ik lag wel wakker van de vraag wat ik allemaal op mij zou halen.
“Onze kinderen waren toen afgestudeerd en zwermden uit. Dat speelde mee om ja te zeggen. Maar voor hen noch voor mijn vrouw moest ik voorzitter worden. Mijn moeder is wel fier op mij en reageert af en toe als ze me ziet op de televisie. Als het moeilijk is, worden mijn vrouw en kinderen erop aangesproken. Mijn echtgenote vangt dat thuis goed op. Soms krijgen we rare telefoons. De mensen testen ook de kinderen uit. Anderzijds zijn de medeburgers tegenover mij vrij terughoudend, discreet. Je krijgt een vriendelijke begroeting, meer niet. Als ik vijf centimeter van de grond zou gaan door de belangrijkheid van mijn taak, dan zal het thuisfront mij meteen tot bescheidenheid dwingen.”
“De organisatie bepaalt de duur van het voorzitterschap. In de vergaderzaal van het dagelijks bestuur hangen acht foto’s, van de acht voorzitters, dat is ongelooflijk weinig in een tijdsspanne van 120 jaar. De lange voorzitterschappen van Gust Cool en Jef Houthuys acht ik niet meer denkbaar. Anderzijds zie ik wel het belang van continuïteit. Wat geëist en gevraagd wordt, is echter veel. Toen ik in augustus 1999 begon, heb ik gezegd dat twee goede mandaten van vier à vijf jaar voor mij volstaan. Ik ben nu 56 jaar. Voorlopig accepteert men dat ik blijf, hoewel dat snel kan veranderen. Wat ik nooit zal doen, is blijven om te blijven. De organisatie moet bestuurbaar zijn en ik moet daarin een rol kunnen spelen, anders hoeft het voor mij niet meer. Wij werken allemaal wel langer, maar tot 65 is deze taak niet te doen. Op een bepaald moment moet je durven zeggen: het gaat niet meer.
“Ik verdien 3500 euro netto. De loonspanning tussen een lage bediende en de top is bij ons 1 tot 2,5 à 3. Ik wil onze 3300 personeelsleden in de ogen durven kijken. Ik zeg niet dat de chef van Bekaert ook slechts een verhouding van één tot drie moet accepteren. Ik stel geen verhouding voorop. Je kunt echter niet zo goed zijn en innovatief en zo hard werken, dat je loonspanningen moet hebben van één tot 30. Er wordt overdreven door de CEO’s.”
De vakbond
Luc Cortebeeck werkt al bijna 34 jaar bij het ACV. Hij heeft in die periode een eigen visie op de vakbeweging ontwikkeld.
“De vakbeweging vaart altijd stroomopwaarts. De jaren zestig waren gemakkelijker voor ons. We zaten toen in de opgang. Ondanks de tegenstellingen trok de samenleving aan één zeel. Sinds ik in 1972 startte bij de vakbond, hoor ik zeggen dat het syndicalisme achteruitgaat. Maar ik voel niet aan dat wij in de hoek staan. Ons ledenaantal groeit nog steeds.
“Er bestaat in de sociaaleconomische wereld een christelijk-socialistisch-liberaal pluralisme en die concurrentie is goed. De eigen cultuur stimuleert ons om beter te doen. Wij gaan wel internationaal samensmelten, maar in België blijft de situatie best zoals ze is. Ik zou nooit voorzitter kunnen zijn van het ABVV.
“De vakbond heeft een functie en die zal altijd ingevuld worden. Is het niet door ons, dan door anderen. Tegenmacht is een noodzaak. Maar dat mag geen afbrekende tegenmacht zijn. Je moet een evenwicht zoeken.
“In oktober congresseren we. In de verslagen en de voorbereidende documenten staat wat we verwezenlijkt hebben. Hoe denken we vandaag over de vakbeweging? We zitten niet in de loopgrachten en willen in 2006 proactief meedenken. Moeten de verworven rechten onveranderlijk blijven? Zijn de rechten van gisteren ook die van vandaag? Tijdskrediet is nieuw en mensen maken er hun eigen keuzes mee. Je kunt niet voorbij aan de vergrijzing, de ontgroening, de globalisering en we moeten daar niet automatisch tegen zijn.
“We hebben het moeilijker dan de politieke partijen om onze achterban mee te krijgen. Zij moeten tegenover hun basis niet zoveel verantwoording afleggen, wij wel. De interne democratie is veeleisend. Als ik ja zeg op sociale onderhandelingen, dan begint het pas. Het Sint-Annaplan in de jaren tachtig ( nvdr – een rigoureus besparingsplan van de regering-Martens) was moeilijk voor de ACV-leiding. Maar zij kon toen terugvallen op de hiërarchie en het gezag. Met de grotere doorzichtigheid, democratie, individualisering kunnen loutere gezagsargumenten echter niet langer. De interactie tussen de basis, de tussenlagen en de top is belangrijk.
“We hebben met de vakbond toch heel wat positiefs bereikt. De voorbije vijf jaar werden drie interprofessionele akkoorden afgesloten. Het laatste is er weliswaar formeel niet, maar het is wel uitgevoerd. De nettolonen zijn verhoogd, het tijdskrediet is gearriveerd, een betere kinderopvang bestaat en voor het kmo-personeel is er bij sluiting nu een vergoeding. In de sociale zekerheid hebben we selectieve verhogingen en een verschuiving van de financiering van arbeid naar kapitaal afgedwongen. Ook de begeleiding van langdurig werklozen werd beter, evenals de welvaartsvastheid van de pensioenen. Ik heb het nu alleen over het interprofessionele niveau.”
De wijde wereld
Luc Cortebeeck is erg actief in de internationale vakbeweging en in Genève op de jaarlijkse conferentie van het Internationaal Arbeidsbureau.
“Ik was nooit in India, wel de voorbije zomer in China, samen met de sociale partners. We reisden de hele kustzone af en zagen een enorme dynamiek. Ik herkende de dynamiek van Vlaanderen in de jaren zestig. Er zijn de plaatselijke ondernemingen die groeien en de multinationale ondernemingen die opduiken. Voor de plattelandsgebieden zal er in China veel meer moeten gebeuren. Ik zag geen kinderarbeid tijdens ons bezoek, hoewel het zeker bestaat, en evenmin had ik het gevoel rond te wandelen in een politiestaat. We bezochten Chinese bedrijven, en ook Bekaert, Siemens, General Motors. Het was boeiend.
“Ik ken Azië goed. Daar wordt het textiel weggezogen uit Bangladesh en de Filipijnen naar China. Een miljoen arbeidsplaatsen zijn daar op een jaar tijd verdwenen. Die landen hebben het al zo moeilijk. Dat zijn de uitwassen van de globalisering.
“In juni ben ik drie weken in Genève. Daar zetel ik in de commissie van het Internationaal Arbeidsbureau dat de sociale normen controleert. Elk jaar verschijnt een verslagboek met de overtredingen van de normen en de afspraken. De gevallen bespreken we expliciet in de Geneefse commissie. We klagen eventueel aan, de werkgevers doen dat ook. De regering van het aangeklaagde land kan zich verdedigen en dan wordt er uitspraak gedaan.
“Het IAB-mandaat dat ik heb voor Colombia was persoonsgebonden. Tijdens de eerste gesprekken over het Generatiepact zat ik in Colombia voor een bespreking met de president en de hoogste rechtbanken over de rechten van de werknemers en de vakbonden. Ik heb in Colombia vooral contact gehad met de realiteit van de werknemers. Ze hebben geen syndicale rechten. Vele van hun leiders worden vervolgd en tientallen werden vermoord door paramilitaire organisaties. Buiten Europa en de VS is vakbondswerk soms heel gevaarlijk. Voor een discussie in Genève hebben we VN-bescherming moeten inroepen voor een werknemer uit Zimbabwe die kwam getuigen. Hij was goed gedocumenteerd en de minister van Arbeid bedreigde de man tot in de wandelgangen. Dan denk ik: zie ik die man nog weer volgend jaar?”
Davos
Al vier jaar op rij is Luc Cortebeeck aanwezig in Davos, op het forum georganiseerd door het World Economic Forum (WEF).
“In Davos ga ik niet naar de shows met de filantropische filmvedettes of zangeressen. Er zijn deelnemers die alleen voor dat aspect komen, maar ik dus niet. Ik ga niet naar de banketten en sta tijdens het weekeinde evenmin op de skilatten of op de ijsschaatsen. Hoe India zich dit jaar opdrong in Davos, vond ik stuitend. Ik ben niet naar hun presentaties gegaan, hoewel ( lacht) er naar het schijnt legertjes mooie vrouwen in sari waren.
“In Davos zie ik weinig Belgen, maar zij die er zijn lonen de moeite. Je kunt hen in eigen land ook ontmoeten, maar ginder ben je in afzondering en dus praat je anders, vertrouwelijker. Voor mij was het in 2006 de vierde keer. Ik ben in Davos omdat het WEF zich door de druk van het Wereld Sociaal Forum heeft aangepast. Syndicalisten, ontwikkelingswerkers met hun projecten, kerkelijke leiders en ngo-woordvoerders worden uitgenodigd door het WEF. Zij betalen geen inschrijvingsgeld, enkel verblijfskosten en moeten als inbreng deelnemen aan panelgesprekken. Ik zat dit jaar in een panel over de Millenniumdoelstellingen met de CEO van Coca-Cola. Dergelijke confrontaties bereid ik goed voor en zijn indrukwekkend.
“Je leert veel in Davos. Zo heb ik de Chinese vicepremier openhartig horen spreken over de gespannen sociale situatie, het belabberde milieu, de polarisering tussen het platteland en de steden. Hij trekt wel niet de juiste besluiten. China moet niet het westerse model kopiëren, maar zich houden aan minimale regels. Zoals het voor de dienstenrichtlijn van de EU passend is dat er een compromis is dat rekening houdt met onze sociale tradities. Wij moeten evolueren naar een open wereld en een open economie die sociaal gecorrigeerd wordt.”
Separatisme
Eind 2005 verscheen het Warandemanifest of Manifest voor een Zelfstandig Vlaanderen.
“Ik heb het Warandemanifest nog niet gelezen, maar zal het doen. Wij hebben het daar niet gemakkelijk mee. Wij vinden dat Vlaanderen voor zijn belangen moet opkomen, zoals Wallonië dat moet doen. Ik was twaalf jaar lang de eerste ACV’er in Vlaanderen. Ik vind dat het Manifest, zoals ik het heb begrepen uit de debatten, te ver gaat. Het gaat uit van het eigen grote gelijk en de vraag is of dat een goed uitgangspunt is. Ik ben een grote voorstander van ons federaal model. Daar is plaats voor een apart arbeidsmarktbeleid. Bovendien komt het Manifest op een slecht moment, namelijk met de vergrijzing in Vlaanderen en de extra kosten die dat meebrengt. Het Manifest is voor ons een brug te ver. Wat doe je bijvoorbeeld met de sociale zekerheid in Brussel? Brussel wordt geïsoleerd en de vraag is of de internationale instellingen op dat eiland zullen willen blijven? Brussel wordt arm als het Vlaanderen niet meer heeft. Ik hoor vandaag in vakbondskringen in Tsjechië en Slowakije de bedenking dat ze waarschijnlijk te ver zijn gegaan en dat een federaal model beter was geweest.”
Media
De voorzitter van het ACV wordt uiteraard veel gevraagd op televisie. In februari 2005 trad hij op in De Laatste Show. Erg verrassend en ook atypisch.
“De deelname aan De Laatste Show was atypisch en op het randje voor mij. Er zat wel een item in dat ik een beertje gênant vond. Gelukkig zat ik als laatste op het bankstel en dus moest ik niet de plezantste zijn tijdens de aangebrande zwanspartij. Er waren voorstanders en tegenstanders van mijn deelname in dit huis. Maar ik vond het een boeiende ervaring.
“Bestendig werken met en voor de camera’s is slopend. Ik ben niet gelukkig met die cultuur van het directe: de fameuze quote van 20 seconden op VTM waarin je een aartsmoeilijk probleem moet verklaren en verpakken. Daar kan je niks zeggen en je staat voor aap. De voorbereidende gesprekken over het Generatiepact in de zomer liepen bijvoorbeeld beter, omdat de camera’s toen zeldzamer waren. Je moet procesmatig werken, niet met quotes op de televisiebuis.
“Mijn eerste magazine is Knack en dat arriveert thuis. Uit Trends pik ik de artikelen die ik moet lezen. Verder is er een huissysteem om een en ander op te volgen. Staat er iets in Tertio dat voor mij van nut is, dan heb ik het en lees ik het. De Tijd is belangrijk in mijn professionele leven, die krant is informatief en onderdrukt wat haar opiniëring. Bij De Standaard en De Morgen weegt de opiniëring meer door.
“De evolutie van Het Volk doet me geen pijn. Daar hebben we nooit meer discussies over, in de stijl van: hadden wij maar … Wij verkochten het blad op het goede moment en de beslissing was de juiste. Ons Bacob is ingeschoven bij Dexia. Dergelijke bedrijven beheersen, werkt niet meer voor een vakbond. Het wordt niet meer maatschappelijk aanvaard dat je een zuil hebt met een krant, een bank, vakantiedorpen… Je moet de mensen de vrijheid laten.” Frans Crols
In Trends van 20 april 2006 leest u deel twee van deze vijfdelige serie interviews met vakbondsleiders. Dan zit Guy Haaze van de liberale ACLVB op de praatstoel.
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier