Wat brengt mijn stem mij op?
Om mij heen valt een regering vier weken voor het einde van de rit, treedt de hoogste generaal van het leger af om te vermijden dat hij wordt weggestuurd en wijzen verkiezingspeilingen op verschuivingen in het politieke landschap die toeslaan met de kracht van tien op de schaal van Richter. Nederland is niet meer wat het is geweest. Het had zijn zaken altijd zo koeltjes bij elkaar. Nu zakt het weg in een moeras. De kiezer mag het zeggen op 15 mei en weet niet meer op wie hij stemmen moet.
Er is hulp onderweg. Want niet alles van waarde is weerloos in de windhoos. Begin april publiceerde het Centraal Planbureau voor de vijfde keer zijn verkiezingsklassieker waarin de economische effecten worden berekend die zich zouden voordoen als de verkiezingsprogramma’s van de politieke partijen worden uitgevoerd. De programma’s van acht politieke partijen zijn doorgerekend: van de vier grote centrumpartijen (PvdA, VVD, CDA en D66), van twee partijen links van het centrum ( GroenLinks en de SocialistischePartij) en van twee partijen rechts van het centrum ( ChristenUnie en de christelijk gereformeerde partij SGP). De kiezer kan kijken welke partij het witste wast.
Meer van hetzelfde. Een paar maanden geleden trokken de economische deskundigen van die acht partijen naar het Planbureau in Scheveningen met de kwantitatieve delen van hun partijprogramma’s (zoals uitkeringshoogten, belastingtarieven, financiële prikkels en subsidies) onder de arm. De rekenmeesters van het Planbureau stoppen die cijfers in hun economisch model van de Nederlandse economie, drukken op wat computertoetsen en uit de laserprinter rolt een nieuwe toekomst voor de regeringsperiode 2002-2006.
Het computermodel voorspelt wat de verkiezingsprogramma’s betekenen voor de economische groei, de werkgelegenheid, de overheidsbegroting en de inkomens van de burgers in de volgende vier regeringsjaren. Alle berekeningen worden door het Planbureau gepubliceerd in het boekje Keuzes in kaart. U vindt er tabellen met een kolom voor elke politieke partij en de kiezer kan met zijn vinger langs de cijfers lopen en, bijvoorbeeld, nagaan welke partij hem het hoogste inkomen gunt. De publicatie kunt u zelfs gratis van het net plukken (www.cpb.nl/nl/pub/bijzonder/39/).
Waarschijnlijk is Nederland het enige land ter wereld dat zich die politieke vergelijkingsmoeite getroost. In de jaren tachtig pakte het Planbureau voor het eerst uit met dit markante initiatief. Sindsdien begeleidt de berekening elke parlementsverkiezing. Het aantal politieke partijen dat zich laat doorrekenen, wordt steeds groter. Nu deed voor het eerst de Socialistische Partij mee (die staat erg links van de PvdA).
Doorrekenen heeft zeker zijn voordelen. Het dwingt de politieke partijen om heel duidelijk te zijn over hun voornemens en het confronteert hen met de economische gevolgen van hun politieke keuzes. De liberalen (VVD), bijvoorbeeld, scheppen veel arbeidsplaatsen in de marktsector, maar daardoor daalt de arbeidsproductiviteit. Met de plannen van de Partij van de Arbeid groeien de lonen sterker, maar daarmee verhoogt ook de prijsinflatie. Bij de liberalen stijgen de inkomens van de werkenden meer dan van de uitkeringstrekkers. Bij de linkse partijen geldt het omgekeerde. Bij de liberalen gaan de hogere inkomensgroepen er meer op vooruit en bij de linkse partijen krijgen de lagere inkomensgroepen meer financiële voordelen. Al deze verschillen vormen niet bepaald een verrassing. Verbazingwekkender zijn de vele overeenkomsten. Zo creëren alle partijen in het centrum precies dezelfde economische groei en hetzelfde begrotingsoverschot.
Charisma in de computer. Er is ook veel kritiek op het laten doorrekenen van de partijprogramma’s. Onder invloed van het doorrekenen zouden de partijen te veel hun best doen om goed te scoren in de berekeningen. Dat betekent dat partijen hun programma’s aanpassen om het economisch model van het Planbureau te behagen in plaats van de kiezer. Het betekent ook dat de programma’s inhoudelijk steeds meer naar elkaar toeschuiven.
De berekeningen hebben een smalle basis. Ze gaan slechts over een beperkt deel van de politieke programma’s. Alleen de kwantitatieve delen die door een computer kunnen worden ingelezen, worden doorgelicht. Waarschijnlijk zijn deze kwantitatieve aspecten niet eens de doorslaggevende reden waarom een kiezer voor een politieke partij kiest. Misschien geeft het charisma van de leider of het ongenoegen over de prestaties van de partijen die nu op het pluche zitten, de doorslag. Charisma is niet te digitaliseren, kan niet verwerkt worden door een computer. De berekeningen van het Planbureau zijn nuttig voor de koele, rationele, tot drie cijfers na de komma afwegende kiezer. Niet voor de geëmotioneerde en verwarde kiezers. Jammer, want die zijn er veel in deze turbulente tijden.
Jules Theeuwes [{ssquf}]
De auteur is hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam en directeur van de Stichting voor Economisch Onderzoek (SEO).
De berekeningen van het Planbureau zijn nuttig voor de koele, rationele, tot drie cijfers na de komma afwegende kiezer. Niet voor de vele geëmotioneerde en verwarde kiezers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier