Wat als u waardeloos papier erft?
Stel dat uw vader u bij zijn overlijden een stapel waardeloze aandelen nalaat, waarmee u niet eens de successierechten kunt betalen. Kunt u die weigeren wegens overmacht? Hangt ervan af waar de aandelen genoteerd staan, zo blijkt.
Op de datum van het overlijden lag de beurswaarde van de L&H-aandelen nog erg hoog. Maar zodra de vermeende oplichting aan het licht kwam, gingen ze in vrije val. Voor de erfgenamen een kwalijke zaak: in dergelijke gevallen zit de kans erin dat het actief van de nalatenschap niet meer volstaat om de successierechten te betalen.
Begin vorig jaar kaartte volksvertegenwoordiger Karel Pinxten (toen nog CVP) deze problematiek aan in de Commissie Financiën en Begroting. Hij was benieuwd of men deze situatie ook kan aanhouden bij een evolutie die niet langer marktgedreven is, maar die tot de schorsing van het aandeel kan leiden. En wat als er sprake is van inbreuken op de fiscale strafwetgeving (bewezen fraude)? Kan de minister van Financiën in zo’n bijzondere situatie aan zijn administratie richtlijnen geven om tot een minnelijke schikking te komen? Met andere woorden: kunt u als erfgenaam in dergelijke gevallen overmacht inroepen?
1. Belgische beurs: kies de beste prijscourant
Volgens minister van Financiën Didier Reynders ( PRL) zijn er bijzondere regels voor de waardering van beursgenoteerde effecten in zaken over successierechten.
Voor effecten (aandelen en obligaties, zowel Belgische als vreemde) die op een Belgische beurs zijn genoteerd, wordt de notering van de prijscourant gevolgd. Dat is een maandelijkse notering van de effecten, die door de regering op de 20ste van elke maand in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd.
Als een overlijden zich bijvoorbeeld voordeed op 13 januari 2002, dan gebruikt u de prijscourant van 20 februari 2002. Dat is het uitgangspunt. Het staat u als erfgenaam echter vrij om zich te beroepen op één van de twee daaropvolgende prijscouranten (in ons voorbeeld: maart en april 2002). De voorwaarde is dan wel dat u die keuze uitdrukkelijk in de aangifte van nalatenschap opneemt. Vermeldt u die keuze niet in de aangifte, dan is de prijscourant altijd die van de maand die volgt op de maand van het overlijden.
Het voordeel van die werkwijze is natuurlijk dat u als aangever (binnen de genoemde limieten) de gunstigste prijscourant kunt kiezen. Een belangrijke beperking is dat u maar één prijscourant kunt kiezen voor de vaststelling van de waarde van álle openbare effecten in één bepaalde aangifte. Anders gezegd: panacheren mag niet.
Staat het openbare effect niet langer genoteerd in een door u gekozen prijscourant, dan kan het op zijn verkoopwaarde geschat worden op datum van overlijden. Op die manier kan deze onbillijke situatie door een juiste keuze van prijscourant (één van de twee volgende) toch wat gemilderd of zelfs volledig weggewerkt worden.
2. Buitenlandse beurs: geen minnelijke schikking mogelijk
Voor aandelen die op een buitenlandse beurs zijn genoteerd (bijvoorbeeld Nasdaq en Easdaq), liggen de kaarten totaal anders. De waardering gebeurt niet op basis van de prijscourant, maar op hun verkoopwaarde op de dag van het overlijden. De wet omschrijft echter niet wat we precies onder de verkoopwaarde moeten verstaan. In de praktijk zal de waardering van dit aandeel afhankelijk zijn van de waarde van het maatschappelijk vermogen.
De berekeningstechnieken zijn legio. Zo kan de waarde bijvoorbeeld worden berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de intrinsieke waarde en de rendementswaarde van de vennootschap. De intrinsieke waarde wordt bepaald voor vennootschappen in going concern (dus geen liquidatiewaarde) in functie van het actief/passief van de vennootschap. De rendementswaarde wordt bepaald in functie van de gerealiseerde en de uitgekeerde winsten.
Voor aandelen van vennootschappen in moeilijkheden (verlieslatend, wankelend krediet) kan zowel de intrinsieke als de rendementswaarde zeer laag of zelfs nul zijn.
Volgens de minister van Financiën moet de fiscale administratie deze bepalingen volgen, en kan dit roerend vermogen niet uit de belastbare basis worden gelicht. Evenmin kan Reynders of een gedelegeerd ambtenaar hierin een minnelijke schikking treffen. Dat zou volgens de minister overigens (terecht) neerkomen op een schending van grondwetsartikel 172, dat bepaalt dat geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet. Een wetgevend optreden is dus noodzakelijk. Het antwoord van Reynders is duidelijk: voor de waardering van aandelen kunt u in dit geval geen overmacht inroepen.
Bij discussie: geval per geval bekijken
Onlangs, tijdens één van de plenaire vergaderingen gooide PRL-senator Olivier de Clippele nogmaals de L&H-knuppel in het hoenderhok.
Zoals gezegd moeten de aandelen van een onderneming die op een buitenlandse beurs genoteerd staat (zoals de L&H-aandelen) op hun verkoopwaarde worden gewaardeerd op datum van het overlijden. Het is de prijs die men zou ontvangen bij verkoop in normale omstandigheden.
Hoewel er wel degelijk een verband is tussen de prijs van het aandeel en de waarde van het maatschappelijk vermogen, vindt minister Reynders dat men beide niet kan gelijkschakelen, omdat de waarde van een aandeel wisselvallig is. Bovendien moet de verkoopwaarde van het aandeel op datum van overlijden worden ingeschat, dus kan men geen rekening houden met elementen die na het overlijden duidelijk zijn geworden. De bevoegde fiscale administratie moet echter geval per geval de handelswaarde van de aandelen bepalen, rekening houdend met de redenen van waardevermindering op de dag van het overlijden, aldus Reynders.
Als de redenen van de waardevermindering op het ogenblik van het overlijden al bestonden, maar nog niet merkbaar waren omdat het publiek nog niet op de hoogte was, kán de administratie daar eventueel rekening mee houden. In het andere geval moeten er volgens de minister wellicht (wetgevende?) maatregelen worden genomen om de aandelen die op buitenlandse beurzen genoteerd zijn, gelijk te stellen met de aandelen op de Belgische beurs. Het is immers mogelijk dat de waarde van de Belgische aandelen pas drie tot vier maanden na het overlijden kan worden bepaald.
Jos Ruysseveldt
Voor effecten die op een Belgische beurs zijn genoteerd, wordt voor de waardebepaling de notering van de prijscourant gevolgd.
Voor aandelen op een buitenlandse beurs gebeurt de waardering op basis van hun verkoopwaarde op de dag van overlijden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier