Was Bush echt zo slecht?
De heer George Walker Bush zal vanaf 20 januari niet langer president zijn van de Verenigde Staten. Tijd dus voor een evaluatie. Zijn thuiswedstrijden waren in Kansas, Texas, Oklahoma. Niet in Nederland of Zweden, of bij de linkse intellectuelen van Harvard of Cambridge. Ook in België speelde minstens één politicus hetzelfde spel van ‘ik ben maar een simpele cafébaas, maar van die hooggeleerde professoren kan er niet veel goeds komen’ even schitterend.
Bush wist goed de doelgroepen aan te spreken die zich benadeeld voelen omdat mensen met diploma’s neerbuigend kijken naar mensen die met een accent praten of moeilijke woorden zoals ‘kredietderivaten’ niet verstaan. Sarah Palin heeft zich overigens ook schitterend in dat kamp gepositioneerd. Elke kritiek op haar blunders was onbelangrijk, want kwam van jaloerse intellectuelen.
Voor Bush was die houding op zich heel vreemd, want hij heeft diploma’s van Yale en haalde aan de Harvard Business School zelfs een MBA. Niemand wil dat geloven, maar hij behoorde wel degelijk tot ‘class 75’. Iedereen vraagt zich natuurlijk af wie al die papers, casevoorbereidingen en financiële ratio’s dan heeft opgehoest. Opvallend is echter dat nooit niemand is komen aandragen met de onthulling: ik heb de paper over ‘organisational design’ voor Bush geschreven. Met andere woorden: ofwel heeft de Bush zeer loyale vrienden, ofwel heeft hij dat MBA-diploma echt verdiend.
Bush is verkozen dankzij – weet u het nog? – zijn imago van ‘compassionate conservatism’. Hij leek een conservatief met een hart. Hij was aanvaardbaar voor de Democraten omdat hij zo gematigd was. Zowel zijn persoonlijkheid als zijn politieke idealen tekenden hem als een bruggenbouwer. Bovendien werd hij in 2000 verkozen met minder stemmen dan Al Gore en na een ‘merkwaardige’ telling in Florida. Het leek duidelijk van bij de start, George Bush zou een overgangsfiguur worden, een zwakke leider; niet de president, maar het parlement, de partijen of een permanent gevecht tussen belangengroepen zouden de agenda bepalen.
Verrassing, net het omgekeerde gebeurde. Bush toonde zich, nog voor september 2001, een onwaarschijnlijke radicaal. En na de aanslag op de Twin Towers, werd het helemaal duidelijk: wie niet met hem was, was tegen hem. Een vrij religieus geïnspireerd principe overigens. En ziedaar de positieve kant van George W. Bush. In zijn jeugd was hij een echte zondaar. Toen hij als president een bezoek bracht aan zijn alma mater, werd de stoet voorafgegaan door politieauto’s met zwaailichten. Bush merkte toen op: “ik voel me hier opnieuw thuis, alleen bevonden die zwaailichten zich in mijn studententijd meestal achter mij.”
Destijds was hij aan de drank, een nietsnut, een mislukkeling. Het geloof heeft hem ‘gered’. Je begrijpt dan ook beter dat voor Bush dure rehabilitatieprogramma’s niet hoefden. Geef de gevangenen een bijbel. Bush heeft zeker geprobeerd zijn ‘programma van het hart’ te realiseren. Zijn ‘no child left behind’ was een eerlijke en verdienstelijke poging. Maar dat stuk Bush paste niet in het beeld dat de Europeanen van de cowboy hadden.
Wie zich echter John Kennedy en Bill Clinton voor de geest haalt, beseft wel dat het Witte Huis gedurende acht jaar is bewoond door een fit, monogaam en diepgelovig man. Dat zegt weinig of niets over de politicus Bush, maar wel over de mens, en voor de Amerikanen is ‘character’ minstens even belangrijk als inhoud.
Helaas is het lijstje positieve aspecten heel kort en de facto beperkt tot de ‘mens’ Bush en wat goede bedoelingen. Vanuit de ‘door God zelf gekozen’ missie heeft Bush gelogen (beter: zijn eigen leugens geloofd) tegen het Amerikaanse volk, de democratie opzij geschoven, pogingen om CO2-uitstoot te beheersen actief gesaboteerd, de rechtssystemen verkracht, folteringen en massaslachtingen goedgekeurd. Ook al blijkt uit deze column misschien enig begrip voor de mens, toch willen we in onze slotevaluatie zeer duidelijk zijn: Bush heeft de democratie een grotere slag toegediend dan Bin Laden, en zou voor bijna elke rechtbank veroordeeld worden als oorlogsmisdadiger.
Economisch willen we maar twee elementen in herinnering brengen. Toen Bush aantrad, was de grote economische discussie wat de Amerikanen moesten aanvangen met het reusachtige overschot op hun begroting. Nu kijken ze aan tegen een bodemloos gat. Voorts was Bush een absolute voorstander van de politiek van de eigen woning. Hij heeft zonder enige reserve alle initiatieven aangemoedigd die de kleine Amerikaan, geld of geen geld, in staat zou stellen een eigen woning te verwerven. Niemand hoeft tekst en uitleg bij dit beleid. We zullen nog jaren, via de kredietcrisis, het radicale karakter van die politiek mogen uitzweten.
Wie Bush al die jaren heeft gevolgd, weet dat de man de facto de agenda van de olie-industrie heeft uitgevoerd. Oliemagnaten hebben hem geholpen president te worden, en je kunt economisch gesproken zijn gehele presidentschap samenvatten onder één zin. “George, it is pay back time.” Je mag denken van Obama wat je wilt, maar de nieuwe president zal zeker minder de gevangene zijn van belangengroepen. Er is dus nog hoop. (T)
DE AUTEUR IS HOOFDDOCENT AAN DE UNIVERSITEIT GENT EN PARTNER VAN DE VLERICK LEUVEN GENT MANAGEMENT SCHOOL.
Marc Buelens
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier