Wanneer welkom in KMO’s?

Alain Mouton

Het ACV voert deze week acties voor betere arbeidsvoorwaarden én een werknemersvertegenwoordiging in KMO’s. Een sereen debat over de rol van vakbonden in KMO’s is moeilijk te voeren, ondervond Trends.

Het Algemeen Christelijk Vakverbond, in de omgang beter bekend als ACV, probeert al jaren een voet tussen de deur van KMO’s te steken. Tevergeefs. Van een vakbondsvertegenwoordiging in die ondernemingen is nog altijd geen sprake. “En dat terwijl twee op drie werknemers die zich in een ACV-dienstencentrum aanmelden met problemen in een KMO werken,” zegt nationaal ACV-secretaris Marc Leemans.

Het ACV is voorlopig echter niet verder geraakt dan een vertegenwoordiging in een aantal informele overlegorganen. “Dan kan je je de vraag stellen of die wel efficiënt functioneren,” zucht Herman Fonck van ACV Dienst Onderneming. “De Unie van Zelfstandige Ondernemers gebruikt die overlegorganen gewoon om aan te tonen dat ze van goede wil zijn.” De regionale overlegorganen in de kleinhandel zijn in maart 1998 gestart voor de voedingswinkels en eind 1998 voor de niet-voedingswinkels vanaf 210 werknemers. Ze zijn bevoegd voor ongeveer 600 van de 20.000 werkgevers en 20.000 van de 70.000 bedienden in de kleinhandel.

Via de voorzitter van het regionale overlegorgaan kunnen individuele en collectieve klachten op de agenda worden geplaatst, maar dat orgaan heeft in Vlaanderen in drie jaar slechts een vijftiental keer vergaderd. Reden: er werden weinig of geen dossiers op de agenda geplaatst. “De werknemers zijn bang voor represailles wanneer ze hun problemen op tafel gooien,” zegt Hugo Vander Elst, nationaal LBC-secretaris voor de distributie. Unizo-voorzitter Kris Peeters beweert dan weer dat het gebrek aan klachten bewijst dat er weinig problemen zijn: “Dossiers krijgen vaak vroeger al een oplossing. Wij hebben trouwens niets tegen de regionale overlegorganen. Unizo staat open voor het KMO-overleg zolang dit extern – buiten de bedrijfsmuren dus – gebeurt. Maar een vertegenwoordiging zoals in een grote onderneming is voor ons uitgesloten. Zulke toestanden zijn niet meer van deze tijd.”

“Ik geef toe dat die overlegorganen een aanzienlijke vooruitgang zijn,” zegt Leemans, “Maar we willen in het experiment met de regionale overlegorganen nog een stap verder gaan. We denken daarbij aan formeel overleg buiten de bedrijfsmuren mét een syndicaal contactpunt binnen de KMO-winkel.”

Syndicaal peterschap

Het toepassingsgebied van deze indirecte overlegsystemen verschilt wel van streek tot streek en van sector tot sector. Leemans: “Ik denk aan het experiment van de zoneafgevaardigden. Hier werken we op een zeer beperkte basis. Het bestaat erin in een winkelstraat een afgevaardigde aan te duiden die niet aan één winkel is verbonden maar een coördinerende taak heeft. Zo’n systeem heeft echter geen enkel wettelijk kader en we zijn volledig afhankelijk van de goodwill van werkgevers.”

Hetzelfde geldt voor het syndicaal peterschap door een hoofdaannemersbedrijf. De vakbondsafgevaardigden van een grote onderneming – type Ford Genk – proberen via syndicale uitwisseling een rol te spelen in een aantal satellietbedrijven. Fonck: “Dat zijn vooral KMO’s die zich volledig moeten afstemmen op het bedrijf waarvan ze afhankelijk zijn. Omwille van just in time-leveringen bijvoorbeeld.”

Indirecte vertegenwoordiging vindt het ACV beter dan niets, maar de voorkeur gaat nog altijd uit naar rechtstreekse inspraak. “Wij hopen dat er binnen een jaar een wet wordt goedgekeurd die vakbondsvertegenwoordigers laat verkiezen in alle KMO’s vanaf dertig man,” aldus Leemans. Daarmee moet België aansluiting krijgen met het buitenland. Daar is de drempel om gedelegeerden toe te laten veel lager. In Duitsland is er bijvoorbeeld een Betriebsrat vanaf vijf werknemers.

Niet welkom

Het water blijft anno 2001 dus nog altijd erg diep tussen de vakbond en de KMO. Dat ondervond Trends ook met dit artikel. We wilden een vakbondsleider een dag laten meedraaien in een KMO en achteraf een discussie tussen vakbonds- en bedrijfsleider organiseren. Om op die manier het debat concreter te maken. Maar tijdens het telefonische contact tussen beiden – op zoek naar een datum – kwam het tot een kortsluiting. De vakbondsleider zei dat hij moeilijk tijdens een actieweek van de vakbond positieve dingen over een KMO kon zeggen, bovendien werd hij misschien wel met een modelbedrijf geconfronteerd. De bedrijfsleider besloot dat iemand met zo’n vooroordeel niet welkom was. En zo blijft de KMO-discussie in abstracte sferen zweven.

Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content