“Wanneer mogen we dan wél iets vragen?”

Rudy De Leeuw legt de ABVV-kaarten op tafel: de loonnorm moet marge voor echte loonsverhogingen geven en het brutominimumloon moet omhoog. Maar vooraleer de partners aan tafel gaan, wil de ABVV-voorzitter nog een paar dossiers opgelost zien.

De voorbije weken werden de hoofdrolspelers van het nakende sociaal overleg geïnterviewd in kranten en magazines: Pieter Timmermans en Jean-Claude Daoust van het VBO, Luc Cortebeeck (ACV) en Karel Van Eetvelt (Unizo). Eén ontbrak er nog: Rudy De Leeuw van het ABVV. Voor Trends wil hij in zijn kaarten laten kijken.

Pas in juni 2006 werd De Leeuw voorzitter van de socialistische vakbond. “Ik leef sindsdien zonder weekends,” lacht hij. “Maar ik doe mijn job graag, en ik ben fier dat ik dit kan doen en dat ik het vertrouwen heb van al die mensen.” Blijkbaar heeft hij ook het vertrouwen van de mensen waarmee hij straks voor de eerste keer aan de tafel van de interprofessionele onderhandelingen zal schuiven.

RUDY DE LEEUW (ABVV). “Het ABVV staat voor een solidaire maatschappij en dus zijn de resultaten een opsteker voor ons. Het Vlaams Belang is teruggedrongen in Gent en Antwerpen. De SP.A heeft daartoe bijgedragen en ik heb Johan Vande Lanotte en zijn kandidaten daarvoor gefeliciteerd.”

Het komt dus weer goed met de relatie tussen vakbond en partij?

DE LEEUW. “Het vertrouwen komt momenteel van twee kanten. Maar het is nog niet allemaal koek en ei, en er komen zeker nog moeilijke situaties.”

Bijvoorbeeld als straks SP.A-voorzitter Vande Lanotte de eis van de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid opnieuw bovenhaalt?

DE LEEUW. “Zowel wij als het ACV zijn daar zeer duidelijk in. De regionalisering van de sociale zekerheid is onaanvaardbaar. Er zijn nu in het arbeidsmarktbeleid al veel mogelijkheden om regionaal te werken. Vorming en opleiding zijn grotendeels geregionaliseerd en het plaatsingsbeleid ook. Dat moeten we koppelen aan een goede coördinatie met het federale niveau. Als we de werkloosheidsuitkeringen regionaliseren, dan komt in Vlaanderen de beperking in de tijd op tafel en in Wallonië leidt dit tot de totale verarming. Zowel het verzekeringsaspect als de solidariteit worden dus aangetast. Niet alleen Vande Lanotte, maar alle politici moeten weten dat ons antwoord neen is én blijft.”

Dit wordt uw eerste interprofessionele onderhandeling. Voelt u zich sterk genoeg?

DE LEEUW. “Ik ken de organisatie, ik was ook vaak de tweede man. Ik noem mezelf en collega Anne Demelenne de revendicateurs van het ABVV, niet de onderhandelaars. Ik vind er geen beter woord voor. Eisers klinkt te sterk, maar we zijn wel harde onderhandelaars.”

In een recent interview met De Morgen zei Pieter Timmermans van het VBO dat er geen ruimte is voor loonsverhogingen. U hebt beslist niet te reageren. U wilt niet de bijnaam Rudy Ambras krijgen zoals uw voorganger?

DE LEEUW. “Ik ben niet bang van de storm in de media als onze organisatie vindt dat we onze tegenmacht moeten laten spelen. We hebben nu niet gereageerd, maar onze mensen pikken dit soort uitlatingen niet. De centrales hebben hun achterban geraadpleegd en ze zijn bijzonder ongelukkig met die opmerkingen. We hebben een groei van 2,7 % à 2,8 % dit jaar en 2 % in 2007. En dan zijn er de winsten van de ondernemingen die uitgedeeld worden en niet geherinvesteerd. Ondernemingen moeten goed draaien en er moet winst zijn, maar die moet rechtvaardig verdeeld worden. We willen daarom een marge voor de onderhandelingen in de sectoren. We hebben ons altijd verantwoord opgesteld. Het vorige rapport over het concurrentievermogen stelde 5,2 % loonmarge voorop, de regering heeft een indicatieve loonnorm van 4,5 % vastgelegd en volgens de laatste rapporten zitten we daar onder met 4,2 %.”

Dat klopt, maar in vergelijking met de buurlanden stijgen onze loonkosten wel sneller, omdat men daar onder de verwachte evolutie is gebleven.

DE LEEUW. “In november 2005 bleek dat we 2 % afweken van de omringende landen. Als ik de tendensen hoor in die landen, dan stel ik vast dat die afwijking nu zeer beperkt zal zijn. Ik voel aan dat die herleid zal worden tot 0,5 % à 0,6 %. In de buurlanden is ook onderhandeld en wij hebben een akkoord gemaakt over de nieuwe index dat een vertraging oplevert. Er is dus geen nood aan paniekvoetbal.”

Moet die overschrijding van 0,6 % afgetrokken worden van de loonnorm?

DE LEEUW. “De wet voorziet in een correctiemechanisme. Maar dat kan nooit met terugwerkende kracht. Onze afspraak van 27 maart ( nvdr – de verklaring over de competitiviteit) is dat de sectoren moeten bekijken of ze de eventuele overschrijding al of niet kunnen dragen. De vraag is of een overschrijding met 0,6 % wereldschokkend is. Komen onze concurrentiepositie, onze tewerkstelling en binnenlandse vraag daarmee in het gedrang?”

We moeten er ons dus niets van aantrekken?

DE LEEUW. “Neen, dat heb ik niet gezegd.”

Wat hebt u dan wel gezegd?

DE LEEUW. “Het moet bekeken worden als we zover zijn. We moeten niet vooruitlopen en grote verklaringen afleggen zoals Pieter Timmermans dat heeft gedaan.”

Luc Cortebeeck van het ACV zei dat er misschien wel te veel dossiers op tafel liggen.

DE LEEUW. “De uitwerking van het Generatiepact pakken we nu aan in de Nationale Arbeidsraad. Gelijkstellingen, moeilijke beroepen en de inperking van het tijdskrediet moeten van tafel zijn voor de onderhandelingen beginnen.”

Dat kan dus geen pasmunt meer zijn voor iets anders?

DE LEEUW. “We gaan geen drie keer pasmunt betalen.”

Het ABVV wil over meer dan alleen de loonkosten praten?

DE LEEUW. “We weigeren alleen over loonkosten te praten. Ten eerste heeft competitiviteit ook te maken met innovatie, opleiding, ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Daar ligt de verantwoordelijkheid van de werkgevers. Ten tweede hebben we de koopkracht behouden en we doen het daardoor goed op het vlak van de werkgelegenheid. In het land waar de orthodoxie is toegepast, Duitsland, is de tewerkstelling er zwaar op achteruitgegaan. Koopkrachtverlies vernietigt werk, omdat de binnenlandse vraag verzwakt.

“We hebben de conferentie van Doorn achter de rug, waar we onze loonstrategie hebben afgestemd met de vakbonden van de buurlanden. We willen een eind maken aan de loonconcurrentie door akkoorden boven de inflatie te sluiten. Verder willen we een verhoging van het brutominimumloon en een invoering van het minimumloon in de landen waar het nog niet bestaat. Dat sluit naadloos aan bij wat het ABVV in België eist. Maar dat alles kan slechts op de sporen worden gezet als alle elementen uit het vorige interprofessioneel akkoord worden uitgevoerd. Dat zijn de plafonds in het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen, de oprichting van de paritaire comités 100 en 200, de verdere afschaffing van de carensdag, de aanpassingen in het Fonds voor Gehandicapte Werknemers. Ik zeg niet dat er onwil is, maar er moet nu snel duidelijkheid komen. Dit moeten we voorafgaandelijk oplossen.”

Zorgt de verhoging van het brutominimumloon niet voor problemen op het vlak van de werkgelegenheid?

DE LEEUW. “De praktijk in Engeland bewijst dat het verhogen van het minimumloon niet heeft geleid tot arbeidsvernietiging, integendeel. Onze Duitse collega’s hebben ons gewaarschuwd dat via detachering, interim en onderaanneming ook geschoolde arbeid aan het minimumloon wordt aangeworven. De Europese detacheringsrichtlijn zou dat ook hier mogelijk kunnen maken als hij naar Belgische normen pervers wordt toegepast.”

Met hoeveel moet het minimumloon naar boven?

DE LEEUW. “Sinds 1993 is het minimumloon niet meer veranderd. Het heeft tegenover de gemiddelde lonen, die matig geëvolueerd zijn, 15 % achterstand opgelopen. Via de werkbonus en het afschaffen van de persoonlijke bijdrage wordt een stuk van de koopkracht gered. Maar nu moet het brutobedrag naar boven. We plakken er echter nog geen cijfer op.”

Unizo heeft die verhoging van de minimumlonen zeker niet afgewezen. Was u daardoor verrast?

DE LEEUW. ( lacht) “Unizo verrast soms. Maar de verhoging van het minimumloon versterkt de koopkracht en dus de binnenlandse vraag. En wie leeft daarvan? Veel kmo’s en zeker de bakker, de beenhouwer en de middenstander om de hoek. De verhoging van het minimumloon kan ook niet ingeroepen worden in het kader van de concurrentiekracht. Het zijn niet de bedrijven die exporteren die dat betalen. Het gaat volgens onze berekeningen om 14 % van de actieven.”

Bij de werkgevers leeft de schrik dat de verhoging van het minimumloon de katalysator is om de andere lonen en de uitkeringen op te trekken.

DE LEEUW. “Dat klopt niet meer. De minimumuitkeringen zijn niet meer in dezelfde mate als vroeger gekoppeld aan het minimumloon. Als dat nog zo was, zou er veel armoede zijn.”

Zal de loonnorm voldoende vrije marge geven? De eerste signalen wijzen op een redelijk scherpe norm.

DE LEEUW. “Ten eerste is de norm altijd indicatief geweest. Ten tweede is de norm gekoppeld aan tewerkstelling en vorming – en daar willen we vandaag innovatie aan toevoegen. Ten derde willen wij niet toelaten dat de recente lastenverlagingen gewoon naar de winst zouden gaan, er moet ook een deel dienen voor werkgelegenheid en kwaliteit van de werkgelegenheid.”

Maar lastenverlagingen mogen toch ook niet dienen om de lonen te verhogen?

DE LEEUW. “Neen, maar als ze niet tot kwaliteitsvol werk leiden, dan kan ik de mensen in de sectoren er niet van weerhouden om een groter stuk van de koek te vragen.”

Wat moeten we begrijpen onder ‘kwaliteitsvol werk’?

DE LEEUW. “Ten eerste ploegenarbeid beter combineerbaar maken met het gezinsleven door flexibele kinderopvang. Ten tweede het aantal ploegen uitbreiden in sectoren die volcontinu werken. Dat creëert jobs. Ten derde een regeling voorzien waardoor mensen die 20 jaar nachtarbeid hebben gedaan, zonder problemen kunnen teruggaan naar de dagploeg. Dat zijn drie zaken die op het niveau van de sectoren moeten ingevuld worden. Daar moet een antwoord op komen, anders ben ik niet in staat om de sectormensen tegen te houden om meer loon te vragen.”

De loonnorm is indicatief, zegt u. Als hij te laag is, dan mogen de sectoren erover gaan?

DE LEEUW. “Dat is al altijd zo geweest. Maar onze sectoren hebben bewezen dat ze verantwoordelijk zijn. Als het slecht gaat, mogen we niets vragen en als het goed gaat, mogen we ook niets vragen. Wanneer mogen we dan wel iets vragen?”

Er is toch een probleem. Sinds 1990 heeft België 20 % marktaandeel verloren en de exportgroei is met 18 % achteruit gegaan.

DE LEEUW. “We zitten met een dubbel probleem. De Belgische economie levert vooral intermediaire producten. En we doen te weinig inspanningen voor innovatie, en voor vorming en opleiding.”

Dus voor dat verlies aan marktaandeel hebben de werkgevers een grotere verantwoordelijkheid dan de werknemers?

DE LEEUW. “Ze hebben daar een grote verantwoordelijkheid. Marktaandelen worden bovendien relatief geformuleerd. Maar algemeen genomen, is het aandeel van de Europese economieën niet verminderd. Er is een verschuiving tussen landen. Duitsland ziet zijn marktaandeel stijgen, ten nadele van Frankrijk en Italië. Het heeft geen zin dat Duitsland marktaandeel wint door een loonkostenpolitiek te volgen ten koste van andere landen. Daarom moet er samenwerking komen tussen landen en niet concurrentie. We moeten een ander Europees verhaal hebben. Daarom is de conferentie van Doorn zo essentieel. EVV-voorzitter John Monks noemt dit het laboratorium voor het loonoverleg en wil dit uitbreiden naar de hele eurozone. Dat geeft ons een strategie naar de werkgevers en ook naar de ECB die een puur anti-inflatoir beleid voert.”

Nogal wat ondernemers zeggen dat België te duur is en te weinig flexibel. België is niet meer interessant om te investeren.

DE LEEUW. “Qua infrastructuur en qua opgeleide werknemers blijven we interessant. Op het vlak van flexibiliteit hebben we unieke systemen, zoals het systeem van tijdelijke werkloosheid bij arbeiders. De werkgevers moeten ook beginnen op een constructieve manier ons land als positief voor te stellen. Het drama is dat bij investeringen landen tegen elkaar worden uitgespeeld. Afglijden tot het niveau van Oost-Europa kan de bedoeling niet zijn. Ons vergelijken met India en China is de oplossing niet. We moeten naar hoogproductieve economieën gaan. Finland en Zweden zijn de voorbeelden.”

Daar draait alles om werkzekerheid, hier om jobzekerheid. Als er een job verloren gaat, vechten we erom. De Scandinavische vakbonden hebben een dynamischere opvatting van de economie.

DE LEEUW. “Ik heb niet gepleit dat we weg moeten van onze benadering. We zijn tegen jobverlies. Omdat je nog altijd aankijkt tegen een werkloosheid om u tegen te zeggen en tegen uitkeringen die een fractie zijn van die in Scandinavië. Een kaderlid kan met 1000 euro niet zes maanden werkloos zijn en zich ondertussen bijscholen. Dat kan je niet vragen.”

Hoge productiviteit en meer kenniseconomie vragen ook meer flexibiliteit. In de automobielsector werd een innovatief akkoord afgesloten, maar de vakbonden hebben meteen duidelijk gemaakt dat dit absoluut niet mag overslaan naar andere sectoren.

DE LEEUW. “De automobielsector moet zien wat hij nodig heeft zonder dat het recept wordt opgelegd aan anderen. Zeggen dat er geen flexibiliteit is in België, is de waarheid geweld aandoen. Maar die flexibiliteit is onderhandeld en collectief gekaderd. Als het aantal overuren van 65 naar 130 uren gaat, is dit vernietigend voor bijkomende tewerkstelling en daarom willen we bijkomende syndicale controle. Als de flexibiliteit niet onderhandeld is, dan ga je ons altijd tegen hebben.” Alain Mouton

Alain Mouton, Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content