Waarom Jacques Rogge CEO wil worden
Een budget van dik 160 miljard frank. Dat mag Jacques Rogge de komende acht jaar beheren als hij op 16 juli voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité wordt. Maar wat bezielt een chirurg om zijn lucratieve praktijk in te ruilen voor een onbezoldigd mandaat als sportbestuurder? Trends probeert het machtskluwen rond het IOC te ontwarren.
Sydney (Australië), Lausanne (Zwitserland).
Een gitzwarte Mercedes S rijdt bestuurder Jacques Rogge (59) van het Internationaal Olympisch Comité ( IOC) tot voor de deur van het Château de Vidy, het hoofdkwartier van het IOC in het mondaine Zwitserse kuuroord Lausanne. Het kasteel van Vidy ís eigenlijk geen kasteel. Wel een riante tempel – glas aan de buitenkant, wit marmer binnenin – met uitzicht op het Lac Leman en de besneeuwde alpentoppen aan de overkant van het meer. Hier rondt Rogge tijdens de vergaderweek van het uitvoerend comité van het IOC zijn charmecampagne af voor de opvolging van IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch, een van de machtigste sportleiders van de wereld.
In het IOC-paleis lopen vrouwen in grijze mantelpakjes en mannen in blitse zwarte smokings kriskras door elkaar. De mantelpakjes horen bij de duurbetaalde werknemers van het IOC, het grootste sportorgaan in de wereld. Samen zijn de circa 100 werknemers van de administratie van het IOC goed voor een loonkost van 450 miljoen frank per jaar. De smokings zijn bestemd voor de IOC-leden, 110 mannen, dertien vrouwen, die het parlement van het IOC uitmaken. Die leden worden niet verkozen, maar door Samaranch himself voorgedragen – een methode die in de voorbije jaren zwaar onder vuur lag. Maar het systeem werd zelfs in de recente hervormingsronde niet afgevoerd: zeven op de tien IOC-leden worden ook vandaag nog gecoöpteerd, volgens het IOC omdat het zo zijn onafhankelijkheid tegenover de sportfederaties en de nationale sportpolitici kan bewaren. “Vergelijk het met de paus,” zegt Jacques Rogge. “Die draagt ook zelf zijn kardinalen voor.”
De kardinalen van de sport doen het voor de eer en het genoegen, en een onkostenvergoeding van 1000 dollar per week, een vliegticket eersteklas en kost en inwoon in het Palace-vijfsterrenhotel in het centrum van Lausanne. “Neen, er gaat geen fiscale constructie schuil achter ons onbezoldigd statuut”, verzekert Rogge.
Het IOC boekte in 1998 voor 75 miljoen frank reisonkosten en voor 280 miljoen missieonkosten. De tweekamersuite van de voorzitter, kamer 310 in het Palace Hotel, nam daarvan in 1998 9,5 miljoen frank voor haar rekening.
De truc met de sponsor
In de lobby van het Palace-hotel wordt een kistje sigaren aangebroken. De leden van de bid committees, die op 16 juli de Olympische Spelen van 2008 naar respectievelijk Peking, Toronto, Parijs, Osaka of Istanbul willen halen, hebben de havanna’s in aanslag. Ook Jacques Rogge, Kim Un Yong (70) en Richard ‘Dick’ Pound (59), Rogges belangrijkste concurrenten voor het IOC-voorzitterschap, fêteren hun collega-IOC-leden in de roodfluwelen fauteuils van de hotelbar. Al is fêteren misschien sterk uitgedrukt: “Recepties, cadeaus, dure brochures of exotische reizen aanbieden is verboden,” aldus Rogge. Idem voor het wegsluizen van fondsen. Nochtans is dat bij dergelijke verkiezingen een standaardtruc. Zo sluisde Sep Blatter, de huidige voorzitter van de Wereldvoetbalbond Fifa, aan de vooravond van zijn verkiezing nog fondsen naar ontwikkelingslanden. Oh toeval, hun vertegenwoordigers stemden later overtuigd op Blatter. Die tactieken zijn ook het IOC niet vreemd, geeft Rogge toe, maar “de nieuwste regels verbieden dit soort praktijken. De campagnes moeten vooral gebaseerd worden op persoonlijke ontmoetingen.”
Maar in de kleine kamertjes bij het uitvoerend comité mag elk van de vijf kandidaten voor de voorzittersstoel zijn argumenten al in de weegschaal werpen. Voor Pound is dat een miljoenendeal met de Swissair Group en de belofte dat de olympische gaststad voor 2008 van het IOC 56 miljard frank werkingsgeld krijgt. Kim heeft een methode uitgedacht om het IOC tijdens de Spelen zélf het tv-signaal te laten commercialiseren. De IOC-top hoort de kassa al rinkelen. Anita de Frantz (48) bedacht een trofee voor vrouwen in de sport, de Hongaarse bankier Pal Schmitt (59) ontwikkelde een milieuconvenant voor de olympische beweging.
En Jacques Rogge? Die laat het IOC een beetje rustiger slapen als hij komt uitleggen dat het met de Spelen van 2004 in Athene toch nog goed komt.
Eminenties tussen het marmer
De vijf kandidaten voor de onbezoldigde voorzittersjob moeten indruk maken op minstens de helft van de 123 leden van het IOC. Daar zitten nogal wat zwaargewichten tussen. Mensen van koninklijken bloede, want de grote sportleiders houden van royals. De Monegaskische Grimaldi‘s hebben al 137 jaar een zitje in het IOC, de Spaanse familie Guëll zetelt er 63 jaar, de Nederlandse prins Willem-Alexander en de Luxemburgse groothertog Jan brengen geregeld een bezoekje aan het Château de Vidy. Daarnaast ook toppers uit de sportwereld (onder wie polsstokspringer Sergei Boebka, speerwerper Jan Zelezny en zwemster Susie O’Neill). Maar de belangrijkste IOC-leden zijn de eminenties uit economie en politiek. Om er maar enkele te noemen: Dick Pound, een Canadese zakenadvocaat, is als fundraiser kind aan huis bij elke multinational in de Verenigde Staten en daarbuiten. Jean-Claude Killy, eminent skiër en ex-voorzitter van de Société du Tour de France, bestuurde Coca-Cola en Rolex. De Australiër Kevan Gosper runde afdelingen van Shell, en Kim He Lee is de baas bij IOC-topsponsor Samsung. Qua netwerking kan het tellen.
Wat zoeken al die bonzen in het IOC? Een vrijgeleide in de hele wereld, omdat de olympische familie steevast moeiteloos de grenscontrole passeert – die van Australië niet te na gesproken? Misschien. Uitstraling? In elk geval. Connecties? Zeker. IOC-leden worden overal als koningen ontvangen, dineren met staatshoofden en met het puikje van de wereldeconomie. En al die notabelen hopen dat de olympische beweging hen gedenkt als er straks over een nieuw IOC-lid of een volgende olympische gaststad gestemd moet worden. Voorwaar een comfortabele positie.
Olympiërs hebben bovendien de controle over wellicht de grootste multinational in de sportwereld. Want dat ís het IOC. De omzet in het olympisch jaar 1998 bedroeg in theorie een slordige 28 miljard frank, waarvan het leeuwendeel – bijna 20 miljard – uit televisierechten en contracten met de elf hoofdsponsors, die samen goed zijn voor 6,3 miljard frank. Tussen 1997 en 2000, zeg maar in de aanloop naar de Olympische Spelen in Sydney, reven de olympische beweging en de organisatoren van de Spelen samen alleen al aan sponsoring en televisierechten 168 miljard frank binnen. “Ons vertrekpunt,” zegt Rogge, “zijn die gemiddeld 3,8 miljard televisiekijkers bij de Spelen in Sydney. Vergeleken daarmee zijn alle andere inkomstenbronnen peanuts.” Televisiestations zijn bijgevolg de vrijgevigste mecenassen voor de oorlogskas van de olympiadepausen. In 1998, dus vóór de succesvolle Spelen van Sydney, bevatte hun schatkamer 9,3 miljard frank – respectievelijk 75 miljoen Zwitserse frank en 58 miljoen dollar voor onvoorziene uitgaven en 78 miljoen dollar geplaatst kapitaal. Heel verleidelijk allemaal, zelfs voor topzakenlui en eminente politici.
De cijfers bleven lange tijd in de schemerzone steken. Ze verlieten nooit de kamertjes waarin enkel genodigde IOC-leden mochten komen. Nu nog zijn lang niet alle cijfers als dusdanig terug te vinden in de jaarrekening van het IOC, want dat rekent niet in jaren, maar van olympiade tot olympiade. Bovendien vermeldt het niet het volledige bedrag dat de sportleiders in naam van Olympia hebben vergaard, maar slechts 7% ervan – het bedrag dat niet wordt doorgestort naar de organisatoren, de nationale olympische comités en de internationale sportfederaties. En tot voor kort – lees: tot bleek dat verschillende IOC-leden omgekocht werden om Salt Lake City de Olympische Winterspelen van 2002 te gunnen – maakte het IOC zelfs dát financial statement nooit openbaar. Het jaarverslag dat over enkele weken in Moskou aan de algemene vergadering wordt voorgesteld, is pas het tweede uit de 107-jarige geschiedenis van het Internationaal Olympisch Comité. Om zijn grote openheid heeft de olympische familie nooit bekendgestaan.
De verkoper in markies Samaranch
Intussen ziet de toekomst er wel rooskleurig uit. De budgetten liggen nu al vast tot en met 2008 – zolang lopen de contracten met sponsors en tv-stations. Bovendien zit er nog rek in de inkomstenstroom. The Olympic Programme, het programma waarmee topsponsors de rechten kopen om hun logo te verbinden aan de olympische ringen, wordt nochtans stilaan volwassen. De vierde editie (voor Nagano 1998 en Sydney 2000) verdubbelde bijna het budget van de derde – 25,6 in plaats van 13 miljard Belgische frank. De ramingen voor de Spelen van Salt Lake City en Athene rekenen op 27,9 miljard frank megasponsorgelden. De tv-rechten blijven intussen de pan uitrijzen: 69,9 miljard frank in Athene. En Kim heeft een manier gevonden om de tv-kas van het IOC nog meer te spijzen: tegen betaling wil hij zelf het tv-signaal voor de respectieve zenders aanmaken bij de IOC-dochter Olympic Broadcasting Services. Als geschenk aan zijn potentiële kiezers kan het tellen. En internet biedt mogelijkheden voor nóg een substantiële verhoging van het jaarbudget. Zegt Rogge: “300 olympische uren haalden in Sydney het tv-scherm. 2700 uren haalden het grote publiek niet. Als we die op het net zouden kunnen gooien…”
Onder markies Juan Antonio Samaranch is het IOC van een pure sportorganisatie uitgegroeid tot een commerciële pletwals die in een handomdraai megabudgetten inzamelt. Toch gaat het het IOC nog niet zó lang voor de wind. Tot en met de Spelen van Los Angeles in 1984 zadelden olympiades de gaststeden steevast met een financiële kater op. Marketingdirecteur Michael Payne van het IOC: “Toen Samaranch in 1980 het roer overnam, was het IOC bankroet. Hij heeft de beweging beetje bij beetje uitgebouwd tot de financieel onafhankelijke multinational die hij vandaag is.” Die stelling is overdreven. Volgens Samaranch’ voorganger, de Britse Lord Killanin, was er bij zijn afscheid circa 45 miljoen dollar in kas. Maar het feit blijft dat de commercialisering van de Olympische Spelen de verdienste – of volgens anderen: de schuld – van Samaranch is. Hij introduceerde onder impuls van wijlen Adidas-baas Horst Dassler het TOP-programma, waarin elf supersponsors vandaag per vier jaar elk 2,3 à 2,8 miljard frank in geld of diensten storten. Dassler zorgde dat Coca-Cola, Samsung, Xerox, Panasonic, Time, Visa, Sena Group, McDonald’s, John Hancock Financial Services, Kodak en Swatch hun lot aan dat van het IOC verbonden. Dassler pikte trouwens zelf een stevig graantje mee via International Sports & Leisure ( ISL), de inmiddels bijna failliete dochter van zijn imperium, die als doorgeefluik voor de olympische gelden fungeerde.
Het zwaartepunt voor de sponsoringdeals ligt, uiteraard, in de Verenigde Staten, maar de greep van de VS vermindert. In de jaren tachtig zorgden Amerikaanse stations voor 85% van het inkomen van het IOC. Vandaag genereert de VS nog maar de helft van de inkomsten van de olympiërs, al hebben zeven van de elf multinationale sponsors er wel hun thuisbasis. Dat de Amerikanen met hun miljoenen controle kopen over de internationale sportwereld, bestrijdt het IOC met klem. Dat om het even welke sponsor inspraak in de beslissingen van het IOC zou hebben, ontkennen ze evenzeer. Zelfs al blijken verschillende topleden van het IOC ook functies bij sponsors te bekleden – zoals Killy, Lee of Hein Verbruggen, de voorzitter van de internationale wielerfederatie die carrière maakte bij gewezen topsponsor Master Foods. “We houden geen uitverkoop,” verzekert Michael Payne. “We gaan alleen in zee met multinationals. Die geven er niet om wáár we de Spelen organiseren, als ze maar góéd georganiseerd zijn en het grootste sportevenement in de wereld blijven.”
Het is nochtans een publiek geheim dat Coca-Cola de Spelen naar Atlanta hielp lobbyen. De privé-sector stond er aan het roer en de organisatie liep in het honderd. “Daarom werken we in de toekomst alleen nog met organisatiecomités waarin ook de overheid een zegje heeft,” zucht Payne.
Hoe overheidsgeld naar sport verhuist
Eigenlijk is het opmerkelijk dat de Spelen zo in trek zijn bij lokale overheden. Montreal houdt aan de Spelen van 1976 nog altijd een kater over, en eigenlijk maakten alleen de organisatoren van Los Angeles (1984) en Barcelona (1992) winst. In de voorbije jaren is dat wel verbeterd. Ook Sydney boekte operationele winst, maar ook daar graaide de overheid van New South Wales diep in de schatkist om de infrastructuurwerken te financieren. Het risico voor de organisatoren blijft dus enorm.
Toch tellen steeds meer steden 600 miljoen tot één miljard frank neer om zich als kandidaat-gaststad voor de Olympische Spelen te kúnnen voorstellen, zelfs al hebben ze in principe maar één kans op de tien om uitverkoren te worden. “Dat budget dient om een planning op te maken van de evolutie van de stad in de volgende vijftien jaar,” verduidelijkt Rogge. “Niet om IOC-leden in de watten te leggen, want die bezoeken de gaststeden niet meer. Het is geen weggegooid geld: we merken dat steden die weggestemd worden, toch hun renovatieplannen uitvoeren.”
Toch zullen de aannemers in de stad die de Spelen krijgt zich meer dan elders in de handen wrijven, want ze krijgen werk in overvloed. Sydney bouwde een nieuwe treinverbinding met de binnenstad en legde een snelweg naar de luchthaven aan. Athene renoveert stadions en bouwt nieuwe hotels. De uitgaven die niet door het organisatiecomité gedekt worden, stijgen exponentieel. Het kandidatuurdossier voor de Spelen van 2008 van het Japanse Osaka plant voor 1306 miljard frank infrastructuurwerken, gefinancierd door de overheid. Het dossier van Peking heeft het over 665 miljard, Parijs meent “slechts” 49 miljard nodig te hebben. Uitstekende vooruitzichten voor grote aannemers, die de bidding committees wat graag een financieel duwtje in de rug geven.
Volgens Andrew Jennings, een Britse onderzoeksjournalist en auteur van The Lords of the Rings en nog twee andere boeken over olympische corruptie, speelt er trouwens nóg een duistere ambitie in de hoofden van de IOC-leden en hun sponsors. “De Spelen zijn het ideale alibi om fondsen van de overheid naar de privé-sector te versluizen,” aldus Jennings. Wie zijn oor te luisteren legt bij de potentiële gaststeden voor de Spelen, die alleen al in de pre-verkiezingsfase gemiddeld een miljard frank moeten ophoesten voor hun promotiecampagne, hoort de bevestiging van die bewering doorklinken. In Toronto is ze het duidelijkst: daar is het succes van het publiek-particuliere samenwerkingsakkoord dat de Spelen in 2008 zou moeten organiseren, overduidelijk gerelateerd aan de nieuwe verkavelingsgronden die na de Spelen een residentiële wijk moeten worden. Bij de andere kandidaten spelen duidelijk vergelijkbare motieven mee.
Wachten op witte rook
Of de sponsors blijven komen, is sterk afhankelijk van de relatie die de olympische beweging met de plaatselijke overheden heeft. Welke stad wil immers ettelijke miljarden investeren in een organisatie die geleid wordt door heren met een wankele reputatie? Daarom is de verkiezing van een nieuwe voorzitter cruciaal voor de toekomst van het IOC en de Olympische Spelen. Als de leden een voorzitter met een verleden in de Koreaanse CIA, en een bewezen corrupt verleden in de olympische beweging, verkiezen boven een van zijn onbesproken tegenkandidaten, kan dat versstrekkende gevolgen hebben. Ook op financieel vlak. Vervolg op 16 juli.
Frank Demets
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier