Waarom het Deense arbeidsmodel niet werkt in België

Alain Mouton

Met een werkgelegenheidsgraad van 75 % is Denemarken de absolute koploper in Europa. Het recept: soepele ontslagregeling, uitgebreide werklozenbegeleiding en een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. Volgens een Duits onderzoek is zo’n systeem echter niet zomaar over te plaatsen naar andere Europese landen. Reden: de weerstand van de vakbonden.

Proef het Deense arbeidsmarktmodel, het smaakt lekker. Dat is in één zin samengevat de boodschap die de onderzoekers van het Duitse Forschungsinstitut zur Zukunft der Arbeit (IZA) meegeven. De manier waarop Denemarken zijn arbeidsmarkt heeft hervormd, verdient navolging in andere EU-landen. Dat staat te lezen in The Interaction of Labor Market Regulation and Labor Market Policies in Welfare State Reform, een werkstuk dat IZA eind augustus 2005 afleverde.

Het onderzoek gaat na in welke mate een aantal Europese landen de voorbije jaren hun arbeidsmarktbeleid hebben bijgestuurd met het oog op een hogere werkgelegenheidsgraad. Ook al komt België in het onderzoek niet aan bod, toch zijn de resultaten voor meer dan één reden interessant voor ons. Niet alleen wordt in de survey een aantal buurlanden (Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië) onder de loep geschoven. Er volgt ook een vergelijking met enkele landen die qua omvang of bevolking sterk op België lijken (Denemarken, Zweden, Zwitserland,…). Ten slotte plaatst het onderzoek de resultaten in het juiste kader, omdat ook verwezen wordt naar de rol die de sociale partners spelen.

In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende landen die hun arbeidsmarktbeleid flexibeler hebben gemaakt en er tegelijk voor gezorgd hebben dat werklozen van een voldoende niveau van sociale bescherming konden blijven genieten. Eerst en vooral zijn er de landen waar er eigenlijk niet echt een strenge arbeidswetgeving bestond en waar die verder werd versoepeld. De ontslagregeling werd afgebouwd en de werkloosheidsuitkeringen vertoonden een neerwaartse trend (zowel qua hoogte als de periode dat men van een uitkering kon genieten). Daarnaast werd extra geïnvesteerd in de begeleiding van werklozen. We spreken hier over Denemarken, Zwitserland en Groot-Brittannië. Waar we wel een onderscheid moeten maken tussen de eerste twee en het laatste land. Denemarken en Zwitserland behouden nog altijd een uitgebreid en – relatief – royaal systeem van werkloosheidsuitkeringen, terwijl de uitkeringen in Groot-Brittannië verder naar omlaag gingen.

Enkele andere landen lijken meer op België, zoals Nederland en Duitsland. Die landen kennen een strenge ontslagbescherming en daar werden de voorbije jaren op een voorzichtige manier hervormingen doorgevoerd. De resultaten van die uiteenlopende beleidsvisies lieten niet op zich wachten. Terwijl de gemiddelde werkloosheidsgraad in Denemarken in de periode 1992-1994 8,6 % bedroeg, is die in de periode 2002-2004 gedaald tot 5,2 %. Duitsland klokte in 1992-1994 af op 7,5 % en dat cijfer steeg tot 8,9 % (2002-2004). In België bedroeg de werkloosheidsgraad in 1992 7 % en momenteel zo’n 8 %.

‘Activeringspolitiek’

Niet verwonderlijk dus dat het Deense model vaak genoemd wordt als wondermiddel om de werkloosheidsgraad omlaag te halen. Maar dat flexicurity-systeem werd niet op één dag ingevoerd. We moeten teruggaan naar 1994, toen de sociaal-democratische regering maatregelen nam die gesteund werden door een groot deel van de bevolking. Om te beginnen werd meer aandacht besteed aan de individuele werklozenbegeleiding. Het recht op een uitkering werd afhankelijk gemaakt van het volgen van een begeleiding of zelfs het aanvaarden van jobaanbiedingen.

Het niveau van de uitkeringen bleef relatief hoog. Het is zelfs nog altijd een van de hoogste in Europa. In de laagste inkomenscategorie kan een werkloze tot 90 % van zijn vroegere loon krijgen. Wel werd de duurtijd van de uitkering beperkt. Aanvankelijk was de looptijd 9,5 jaar. Die werd later verlaagd tot 7 en zelfs 4 jaar (de huidige regeling). Sinds 1995 zijn langdurig werklozen die al vier jaar niet meer werken, verplicht om een activeringsprogramma te volgen dat drie jaar kan duren. De recentste hervorming werd in 2002 doorgevoerd: de activering begint de eerste dag dat je werkloos bent.

Denemarken kent ook geen ontslagwetgeving zoals België. Deense werkgevers kunnen een arbeidsovereenkomst snel beëindigen en moeten gewoon twee dagen lang de werkloosheidsuitkeringen betalen. Een ontslagpremie is maar in uitzonderlijke gevallen verplicht. Het is ook opvallend dat vakbonden niet echt een probleem hebben met het Deense systeem. Zij kunnen zich grotendeels terugvinden in het Deense activeringsbeleid, aangezien de werkloosheidsuitkeringen relatief hoog liggen. Het Deense activeringsmodel is veel diepgaander dan zijn zo geroemde Zweedse buur. Ook Zweden heeft een uitgebouwde activeringspolitiek, maar de ontslagbescherming ligt er een stuk hoger.

Vakbonden beschermen ‘insiders’

De onderzoekers waarschuwen ervoor om het Deense flexicurity-systeem zomaar toe te passen op landen als Duitsland. Dat heeft te maken met de insider-outsider-theorie. Landen als Duitsland en België kennen een strenge ontslagbescherming. Ofwel moet een werkgever een lange procedure doorlopen om een werknemer af te danken. Ofwel kan hij het tamelijk makkelijk, maar kost het hem een bom geld (onder andere door de lange opzegperiodes zoals in België).

Zo’n systeem heeft het voordeel dat werknemers een inkomensgarantie hebben, maar het beperkt de jobmobiliteit. Dat is bijzonder nadelig voor oudere en jongere werklozen, en kan leiden tot een diepgaande segmentatie van de arbeidsmarkt. Die uitgebreide ontslagbescherming stabiliseert immers de jobs van insiders op de arbeidsmarkt, terwijl de outsiders of mensen die opnieuw op de arbeidsmarkt intreden, het veel moeilijker hebben.

In het totstandkomen van zo’n insider-outsider-model spelen vakbonden een belangrijke rol. Zij hebben immers als doelstelling om de situatie van hun leden (de insiders of werkenden) te optimaliseren. Dat kunnen ze doen door hun loon zo hoog mogelijk te houden en door de werkgelegenheid te waarborgen. Om dat hogere loonniveau te bereiken, moeten ze ervoor zorgen dat de outsiders er niet in slagen effectief te concurreren met de insiders door voor een lager loon te willen werken. Daarom zullen de vakbonden blijven ijveren voor bepaalde toetredingsdrempels (zoals het minimumloon) en voor ontslagbeperkingen die het voor de werkgevers moeilijk maakt om insiders af te danken en outsiders te vervangen. Daardoor segmenteren ze de arbeidsmarkt.

Vandaar dat je in landen als Duitsland verplicht bent om in de marge te werken of geleidelijke veranderingen door te voeren. Een versoepeling van de regeling rond contracten van bepaalde duur en het vergemakkelijken van interim-arbeid moeten het mogelijk maken om jobs in de marge van de arbeidsmarkt te creëren. Meer diepgaande maatregelen zouden op weerstand stuiten, niet alleen van de vakbonden, maar ook van insiders met een stabiele job.

Alain Mouton

Denemarken overklast België

Werkloosheidsgraad in Denemarken in 1992-1994: 8,6 %

In 2002-2004: 5,2 %

Werkloosheidsgraad in België

in 1992: 7 % Vandaag: zo’n 8 %

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content