Waarom geen devaluatie?

Voor de Chinezen is 1999 het jaar van het konijn, maar voor diegenen die wijs willen geraken uit het Centrale Rijk werd het alvast het jaar van de renminbi, de Chinese munteenheid. In juni kwam een grote golf van bezorgdheid over de renminbi op gang. De Chinese regering – ongerust over de vertraging van de groei en over de deflatie – verzaakte aan haar belofte om niet te devalueren. Het verbod op een publiek debat over die kwestie werd opgeheven. Dat zette meteen de deur wagenwijd open voor wazige devaluationisten zoals de chef-econoom van de Wereldbank, Joseph Stiglitz, om de trom te roffelen ten gunste van een devaluatie om zo de economie nieuw leven in te blazen.

Een devaluatie in China zou alvast de geld- en aandelenmarkten in Azië in beroering brengen. Maar gaat het ook gebeuren? Voor een land met een gekoppelde wisselkoers (de renminbi is gekoppeld aan de dollar) is de beste meetbasis de verandering in officiële reserves, de hoeveelheid valuta die de centrale bank moet kopen of verkopen om de muntkoppeling in stand te houden.

China’s reserves in vreemde deviezen zijn in het voorbije jaar met 5% toegenomen en staan nu op een onthutsende 150 miljard dollar. Dat betekent dat om de ‘peg’ op 8,28 renminbi voor een dollar te houden de centrale bank dollars moest kopen en renminbi verkopen. Ware het niet voor de illegale kapitaalvlucht (particulieren die renminbi verkopen en vreemde munten aankopen) die vorig jaar 70 miljard dollar bedroeg, zouden de officiële valutareserves nog beduidend hoger liggen.

Om het mysterie van de Chinese reserves op te lossen, moeten we niet ver kijken. Zowel de handels- als de betalingsbalans van China vertonen een surplus. Nochtans is de handelsbalans erop achteruitgegaan, in de eerste plaats omdat de import sterk aangegroeid is. Maar die groei is deels fictief en het resultaat van een campagne om illegale import te onderscheppen, die nu bij de officiële invoer geteld wordt.

Er bestaat geen neerwaartse druk op de renminbi en de munt blijft concurrentieel. De concurrentiekracht van de renminbi (gemeten aan de hand van de effectieve reële wisselkoers, met name het gewogen gemiddelde van de bilaterale renminbi-koersen, aangepast voor verschillen in inflatie tussen China en zijn handelspartners) is er slechts met 1% op achteruitgegaan sinds het begin van 1997.

Maar dat is nog niet het einde van het verhaal. Door de intrestvoeten naar beneden te halen in juni is China een strategie van monetaire ontspanning beginnen volgen, die erop gericht is de deflatie te stoppen en de groei aan te moedigen. Zonder waterdichte wisselkoerscontroles zou een dergelijke ontspanning uiteindelijk uitmonden in een neerwaartse druk op de renminbi.

Daarom voerde China – eveneens in juni – de controle op de valuta op. Het gaf buitenlandse banken die rekeningen in renminbi aanhielden bij Chinese banken het bevel om die rekeningen af te sluiten en gaf hen daarvoor een week de tijd. Er werd een decreet uitgevaardigd dat Chinese offshorebanken verbood om nog langer renminbi om te wisselen in vreemde munt of renminbi over te brengen naar China. Bovendien is de overheid begonnen met een serieuze campagne tegen de illegale kapitaalvlucht. Chinese burgers die meer dan 10.000 dollar in cash uit het land willen brengen – in om het even welke munt – moeten voortaan een toelating aanvragen.

Dit is keiharde actie, geen hete lucht. Alleen al in juni werden bijna 300 mensen aangehouden die zogezegd betrokken waren bij illegale valutatransacties, werden tientallen plaatsen waar geld verhandeld werd publiekelijk platgewalst en (althans volgens de regering) aanzienlijke sommen vreemde valuta in beslag genomen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op de zwarte markt de Chinese munt opgeklommen is tot zijn sterkste waarde dit jaar.

De meeste westerse economen blijven geobsedeerd door het feit dat China aan zijn belofte om niet te devalueren verzaakt heeft. Maar de waarheid is dat China begonnen is een onafhankelijke, losse monetaire politiek te volgen, die gekoppeld is aan een ijzersterke controle op de wisselkoersen en erop gericht de dollarkoppeling van de renminbi tot elke prijs te beschermen. Voorlopig hebben de Chinezen de buitenlandse experts op afstand gehouden. Een devaluatie van de renminbi staat niet onmiddellijk voor de deur en vormt dan ook geen bedreiging voor andere Aziatische munten en aandelenmarkten.

STEVE H. HANKE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content