Waarom bedrijfsleiders deugdelijk moeten besturen
Corporate governance klinkt als de mantra om het wantrouwen van
de kapitaalmarkten in ondernemingen te herstellen. Voor Adrian Cadbury,
die morgen een eredoctoraat van de Vlerick-school krijgt, is er echter meer aan de hand.
A drian Cadbury ontvangt op vrijdag 12 december het eerste doctoraat honoris causa van de Vlerick Leuven Gent Management School. Zijn verdiensten liggen in het domein van deugdelijk ondernemingsbestuur. Sir Adrian mag zichzelf de pionier in deze materie noemen. Naar aanleiding van twee grote schandalen in de Britse financiële wereld in het begin van de jaren negentig stelde hij regels op waarmee het Verenigd Koninkrijk een voorloper werd in goed ondernemersgedrag. Cadbury is zelf ondernemer. Als voorzitter bracht hij het gelijknamige familiebedrijf naar de beurs en was medeverantwoordelijk voor de fusie met Schweppes in 1969.
In de Europese Unie staat Europees commissaris Frits Bolkestein met zijn Europees Actieplan de lidstaten toe elk een eigen code op te stellen. Duitsland en Nederland hebben dat al gedaan. Frankrijk verstrengde zijn wetgeving. België heeft nog geen gelijkwaardig initiatief genomen.
“Nochtans is het essentieel dat de landen regels ontwikkelen over de vergoeding van managers, de onafhankelijkheid van bestuurders en vooral de transparantie van het bedrijfsbeleid,” benadrukt Cadbury. “We mogen ervan uitgaan dat corporate governance een positief effect op de bedrijfsresultaten heeft. Over bewijzen beschikken we niet, daar zal nog een tijd over gaan. Maar wat vaststaat, is dat institutionele beleggers bij bedrijven nagaan hoe hun deugdelijk bestuur is gestructureerd voordat ze investeren.”
We moeten het belang van corporate governance op een veel hoger niveau zien, vindt Cadbury. “De beweging rond goed ondernemingsbestuur is gestart met nationale codes. Nu mengen ook internationale instanties zich in het debat. De Wereldbank neemt corporate governance zeer ernstig. En de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) heeft haar eigen gedragsregels gepubliceerd.” De ratio is duidelijk: institutionele beleggers zullen voortaan alleen investeren in landen waar geëigende structuren voor onafhankelijkheid en transparantie werkzaam zijn, aldus Cadbury. Heel wat landen in de wereld schreeuwen om buitenlandse investeringen. Dat zal tevergeefs zijn, tenzij de investeerders geloven dat er in die landen internationale standaarden voor deugdelijk bestuur gelden.
Volgens Cadbury is het dus niet enronitis maar de markt zelf die de landen zal verplichten om regels van deugdelijk bestuur op te leggen. Dat geldt des te meer wanneer bedrijven een beroep willen doen op de internationale kapitaalmarkten. Die grote institutionele beleggers zijn hoofdzakelijk de pensioenfondsen. Cadbury geeft zelf het voorbeeld van Hermes, een van de grootste Britse pensioenfondsen. “Hermes heeft zelf het Hermes Principle uitgevaardigd. Daarin bepaalt het pensioenfonds wat de aandeelhouders van een beursgenoteerde onderneming mogen verwachten en vooral: wat de onderneming van haar investeerders mag verwachten.”
Geert Vandepitte
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier